Hoofdstuk 1 – Inleiding
Een persoon kan op 2 manieren een verhouding tot een goed hebben:
1. Feitelijke verhouding (bezit en houderschap)
2. Juridische verhouding (verbintenisrechtelijk of goederenrechtelijk)
Het goederenrecht vormt een gesloten systeem. Alle goederenrechtelijke rechten zijn geregeld in de
wet. De wet bepaalt in belangrijke mate de inhoud van de goederenrechtelijke rechten.
Een goederenrechtelijk recht is een subjectef recht dat een persoon op grond van het objecteve
goederenrecht heef op een goed.
Goederenrechtelijke rechten hebben absolute werking: ze kunnen tegenover eenieder worden
ingeroepen.
Verbintenisrechtelijke rechten hebben relateve werking: ze kunnen slechts ten opzichte van een
bepaald persoon werken.
Beperkte rechten hebben droit de suite (zaaksgevolg): het recht volgt het goed waarop het is
gevestgd.
Indien op dezelfde zaak 2 beperkte rechten zijn gevestgdd dan gaat het oudste recht op grond van de
prioriteitsregel voor.
Het verbintenissenrecht kent geen prioriteitsregeld de rechten zijn in beginsel even sterk (paritas
creditorum).
Separatstposite = in het faillissement van degene die een goed onder zich heefd kan degene die een
goederenrechtelijk recht op dat goed heef zijn recht uitoefenen zonder dat het faillissement hem
tref.
Goederenrechtelijke rechten Verbintenisrechtelijke rechten
Absolute werking Relateve werking
Droit de suite Geen droit de suite
Prioriteit Paritas creditorum
Separatsme in faillissement Geen separatsme in faillissement
Hoofdstuk 2 – Terminologie
Art. 3:1 BW defnieert goederen als: alle zaken en alle vermogensrechten.
Zaken zijn alle voor menselijke beheersing vatbare stofelijke objecten (art. 3:2 BW). Bij niet voor
menselijke beheersing vatbare objecten moet men denken aan objecten als de lucht en de zee als
zodanig. Een geïndividualiseerde hoeveelheidd een fes zeewaterd is daarentegen wel een zaak.
Zaken kunnen worden onderscheiden in roerende en onroerende zaken (art. 3:3 BW).
Onroerend (art. 3:3 lid 1 BW):
1. Is er sprake van een ‘vereniging met de grond’?
Indien een verbinding met de grond ontbreektd zoals bij woonboten is een zaak roerend.
Indien wel een verbinding met de grond bestaat is de zaak onroerend.
, 2. Is de verbinding duurzaam van aard?
Op grond van het Portacabin-arrest wordt de term ‘duurzaam met de grond verenigd’ als
volgt uitgelegd. Het gaat erom of een met de grond verenigd gebouw of werk bestemd is om
duurzaam ter plaatse te blijven. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de naar
buiten toe kenbare bestemming van de zaak en de kenbare bedoeling van de bouwer van de
constructe. De Hoge Raad heef in elk geval aangegeven dat bij het oordeel niet van belang
is dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwsel te verplaatsen en dat de
verkeersopvatngen geen zelfstandig criterium zijn.
Een onderdeel dat juridisch zijn zelfstandigheid heef verloren en onderdeel is (geworden) van een
zaak heet een bestanddeel (art. 3:4 BW).
Voorbeelden vermogensrechten:
- Vorderingen op naam
- Beperkte rechten
- Aandelen
- Intellectuele eigendomsrechten (auteursrecht/octrooirecht)
- Publiekrechtelijke vergunningen
Alle onroerende zaken zijn registergoederen. Naast onroerende zaken zijn teboekgestelde zee- en
binnenschepen en teboekgestelde luchtvaartuigen registergoederen (art. 8:199d 8:790 en 8:1306
BW). Ook beperkte rechten op onroerende zaken zijn registergoederen. Aandelen in onroerende
zaken zijn ook registergoederen (art. 3:96 jo 3:89 BW).
Beperkt recht = een recht dat is afgeleid uit een meer omvatend rechtd hetwelk met het beperkte
recht is bezwaard (art. 3:8 BW). Het heef goederenrechtelijke werking (dus absolute werking).
Rechten:
- Genotsrechten: geven de rechthebbende rechten met betrekking tot het gebruik en het
genot van de bezwaarde zaakd zoals rechten van vruchtgebruikd erfdienstbaarheidd erfpacht
en opstal.
- Zekerheidsrechten: zijn beperkte rechten die dienen ter verzekering van een vorderingd
doordat zij het recht geven het bezwaarde goed te verkopen en de vordering op de
opbrengst te verhalend zoals pand en hypotheek.
Boek 3 BW: beperkte rechten die alle soorten goederen tot object kunnen hebben (vruchtgebruikd
pand en hypotheek).
Boek 5 BW: beperkte rechten die uitsluitend op (onroerende) zaken rusten (erfpachtd opstal en
erfdienstbaarheden).
Afankelijkheid in de zin van art. 3:7 BW vereist dat het bestaan van een tweede goed noodzakelijk is
voor het bestaan van het beperkte recht.
Hoofdstuk 3 – Eigendom
Art. 5:1 BW bepaalt dat eigendom het meest omvatende recht is dat een persoon op een zaak kan
hebben.
Eigendom = een goederenrechtelijk recht
Eigendom = een volledig recht
,Eigendom = een subjectef recht. De eigendom heef betrekking op de juridische verhouding tussen
een persoon en een zaakd in tegenstelling tot bezit en houderschapd die de feitelijke verhouding
tussen een persoon en een goed regelen.
Natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen eigenaar zijn. Ook is het mogelijk dat meerdere
personen gezamenlijk een eigendomsrecht hebben. Op 1 zaak kan slechts 1 eigendomsrecht rusten.
Hebben 2 personen een zaak in mede-eigendomd dan oefenen de 2 personen het eigendomsrecht
gezamenlijk uit (art. 3:166 BW).
Degene die gerechtgd is tot een vermogensrecht is geen eigenaard maar wordt rechthebbende
genoemd.
Voor het hebben van eigendomsrecht op een zaak is noodzakelijk dat duidelijk is op welke zaak de
eigendom precies betrekking heef. Eigendom (en bezit) van uitsluitend naar soort en hoeveelheid
bepaalde zaken is niet mogelijk (Nieuw Matex arrest).
Voorbeeld: bij een vat met 100 liter bierd kun je geen eigenaar zijn van 50 liter van die hoeveelheid
bier. Je kan wel een aandeel van 50% hebben in de (eigendom van) 100 liter bier.
Oneigenlijke vermenging = indien een zaak bij soortgelijke zaken van een ander terecht komt en niet
meer onderscheiden kan worden welke zaak aan welke persoon toebehoortd is een eigendomsrecht
op de eerstgenoemde zaak niet meer aantoonbaar.
Degene die de feitelijke macht heef over een zaak wordtd behoudens tegenbewijsd vermoed
eigenaar te zijn (Teixeira de Matos arrest).
Natrekking (art. 5:14 BW) = indien een zaak bestanddeel wordt van een andere roerende zaak. Het
bestanddeel houdt op een zelfstandige zaak te zijn. De eigenaar van de hoofdzaak is vanaf dat
moment tevens eigenaar van het bestanddeel.
Bij vermenging (art. 5:15 BW) geldt eenzelfde regel. De eigendom komt toe aan de eigenaar van de
hoofdzaak of aan de eigenaar van de oorspronkelijke zaken gezamenlijk.
Bij vruchtrekking (art. 5:17 jo 5:1 lid 3 BW) wordt het bestanddeel door de afscheiding een
zelfstandige zaak en volgt niet langer het goederenrechtelijke lot van de oorspronkelijke hoofdzaak.
Een vruchtgebruiker is geen eigenaar van een zaak waarop zijn vruchtgebruik rustd maar hij wordt
wel eigenaar van de afgescheiden vruchten (art. 3:201 jo 5:17 BW).
Art. 5:20 lid 1 BW regelt voor onroerende zaken wat de eigendom van de grond omvat: de
bovengrondd de zich daaronder bevindende aardlagend water dat uit de grond is gekomend de
duurzaam met de grond verenigde gebouwen en werkend en planten.
Voorbeeld: als op een stuk grond een huis en een tent staatd dan omvat de eigendom van de grond
wel het huisd maar niet de tent. Het huis is wel duurzaam met de grond verenigdd de tent niet.
Ook de vraag of een gebouw of werk duurzaam met de grond verenigd isd moet worden beantwoord
aan de hand van het Portacabin-arrest. Een gebouw of werk is onroerend als het duurzaam met de
grond is verenigd doordat het naar aard en inrichtng bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven.
Vertcale natrekking = dat gebouwen en werken worden nagetrokken door de grond.
Vertcale natrekking geldtd tenzij in het BW of in een andere wet een uitzondering wordt gemaakt
(zoals in art. 5:20 lid 1 aanhef en sub e BW). Hieruit volgt dat vertcale natrekking wordt doorbroken
, door zogenoemde horizontale natrekkingd waarmee wordt gedoeld op situates waarin – kort gezegd
– een gebouw of werk grensoverschrijdende bestanddelen heef.
Voorbeeld: A’s kelder ligt met een klein stuk (10 cm) over de grens op het erf van buurman B. De
buurman is in dit geval geen eigenaar van een deel van de kelderd omdat het een bestanddeel is van
eens anders (A’s) onroerende zaak.
Recht van opstal (art. 5:101 BW) is een uitzondering op de vertcale natrekkingsregel. Indien op (de
eigendom van) de grond een recht van opstal is gevestgdd wordt natrekking voorkomen of
doorbroken. Hierdoor kan een persoon de grond in eigendom hebbend terwijl een ander door middel
van een recht van opstal eigenaar is van een daarop staand huis of van beplantng die met de grond
is verenigd.
Bevoegdheden van de eigenaar:
- Gebruik en genot: gebruiken/verbruiken/veranderen
- Beschikkingsbevoegdheid: vervreemden/bezwaren
Het gebruiksrecht van een zaak is onderhevig aan de beperkingen die zijn opgesomd in art. 5:1 lid 2
BW.
Met de revindicate (art. 5:2 BW) wordt een middel verleend om de (onmiddellijke) feitelijke macht
over de zaak bij de eigenaar terug te brengen. Om de zaak succesvol op te eisen moet aannemelijk
worden gemaakt dat men eigenaar is en dat een ander de zaak zonder recht onder zich heef.
Daarnaast kan ook met een acte op grond van onrechtmatge daad (art. 6:162 BW) op inbreuken op
het eigendomsrecht worden gereageerd.
Hoofdstuk 4 – Gemeenschap
Art. 3:166 lid 1 BW: van een gemeenschap is sprake indien aan meerdere personen tezamen een of
meer goederen toebehoren.
Voorbeelden:
- Huwelijksgemeenschap
- Nalatenschap
- Vennootschapsvermogen
- Vakantehuisje dat toebehoort aan 2 families
- Een in appartementsrecht verdeeld gebouw
- Mandelige heg
Ontstaan gemeenschap:
- Intreden van een rechtsfeit
- Aangaan van een meerzijdige rechtshandeling
- Eenzijdige rechtshandeling
- Door de wet
Bij alle gemeenschappen is er sprake van pluraliteit van rechthebbenden met betrekking tot 1 of
meer goederen.
De rechtsverhouding tussen de deelgenoten wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid (art.
3:166 lid 3 jo 6:2 BW).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ambra_x. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.