Cees Nooteboom (= Nederlandse schrijver van romans, poëzie) schrijft over stilleven van Floris van
Dyck (= Hollands kunstschilder van stillevens): hoe langer je naar een object van stilleven kijkt, hoe
meer je ontdekt. Dit object neemt de tijd weg. We kiezen een object om zijn prijs/trend, maar ook
opdat het design ons ontroerd.
Objecten bevatten subjectieve kwaliteiten (= fenomenologie). Het boek gaat over objecten, hoe de
mens deze maakt en gebruikt. Kortom, over het leven, of de essentie van het leven aan de hand van
het materiële (= design).
José Ortega y Gasset (= Spaanse filosoof) beweert dat de mens niets is zonder de wereld: “Ik ben ik en
dat wat mij omgeeft”.
Wat wordt er in welk hoofdstuk verteld?
H2 = historisch overzicht van vormgeving en de consumptiemaatschappij. Design is een
vervlechting van beide.
Plastiek = symbool van moderniteit en democratische luxe + dodelijke materie
H3 = idee van een nieuwe maakbare wereld met hierin samenwerking, een deeleconomie en
interconnectiviteit met elkaar en met de natuur.
Mensheid = empathische beschaving
H4 ~ titel van het boek ‘het wilde ding’
= bestaansreden en de wortels van dit boek. Waarom een nood aan voorwerpen die ons
meer bewustzijn brengen? Gebruiksvoorwerpen spelen in natuurvolkeren (= andere
kosmologie) een belangrijke rol als herinnering van het bestaan van de mens.
H5 = zoeken naar het middelpunt van onze westerse kosmologie (dat van de liefde).
Alberto Pérez-Goméz
Het ding brengt ons dichter bij onszelf en de werkelijke wereld.
H6 = gebaseerd op werk van Soetsu Yanagi: Waarom is de attitude van ambachtsman
essentieel in het tot stand komen van gebruiksvoorwerpen die ons leven zin geeft?
H7 = nadruk op onze relatie met materiaal/grondstof. Ontwerpproces wordt aan essentie van
het ‘wilde ding’ gekoppeld.
H8 = beschrijft werkproces van viltende vrouwen in Kirgistan. De liefde is essentieel bij het
ontwerpen en maken.
H9 = Pierre Rahbi (= Franse bioboer, schrijver en milieuactivist) wordt geciteerd. Men zoekt
oneindig naar schoonheid en vreugde in het alledaagse
1
,H2: De homo consumens: van ‘nietsdoende klasse’ tot Pro-Am (p10)
Joseph Paxton (= Brits tuinman en architect) ontwerpt het Crystal Palace in Londen, waar de
wereldtentoonstelling wordt georganiseerd. Dit is het eerste paleis voor geïndustrialiseerde
gebruiksvoorwerpen + gebruik van glas en ijzer wordt overgenomen, vb. in grootwarenhuizen. Crystal
Palace = monument voor het design (waar het zijn weg naar de consument kan vinden).
Karl Marx (= Duits denker) produceert zijn werk ‘Das Kapital’, waarin hij de wereldmarkt en het
industriële productieproces op een vernietigende wijze analyseert. Hij zal de industriële revolutie, die
in de wereldtentoonstelling wordt bekroond, gaan aanklagen.
William Morris (= Brits bezieler van de Arts & Crafts-beweging) stelt vast dat de industrialisatie heeft
geleid tot het produceren van verkoopbare, maar niet nuttige producten. De mens is slaaf geworden
van de markt.
Thorstein Veblen (= Amerikaans econoom en socioloog) schreef een boek ‘de theorie van de
nietsdoende klasse’: geeft kritiek op de consumptiemaatschappij + duidt op verandering in mode.
Hierdoor wordt de consument verplicht tot eindeloze nutteloze aankopen (= introduceert de term
‘opvallende consumptie’).
>< Voor modernisten en Le Corbusier (= vertegenwoordigers van De Stijl en Bauhaus) wordt de
industrialisatie een essentieel onderdeel van het sociale denken. Door te ontwerpen vanuit een
rationeel denken, worden producten ontwikkelt uit functionele noden. De modernisten geloven dat
ze hiermee bijdragen aan een klasseloze maatschappij in zetten zo het sociale denken van Marx, Morris
en Veblen verder, maar nu hand in hand met de industrie.
Ford T werd populair = bewijs van het succes van de rationalisering. Door niet alleen het
ontwerpproces maar ook het productieproces te rationaliseren door middel van de lopende band
(fordisme) en de inspanningen van het arbeidsproces te minimaliseren volgens de principes van het
scietific management van Taylor (taylorisme), lijkt het functionele design het perfecte antwoord op de
vraag naar een groeiende productie. => later ontstaan van een nieuwe propaganda: heeft als doel de
consument te adviseren en op te voeden in goede smaak (wordt geleid door prijs).
Door Bernyards, worden cultuur en economie vervlochten, dit wordt de belangrijkste drijfveer van
designproductie en -consumptie. Er heerst een economische crisis in Amerika , oplossing is het
opdrijven van de koopcyclus door producten modieuzer en tijdelijk te maken.
Roy Sheldon (= Amerikaans auteur) en Egmont Arens (= Amerikaans uitgever, kunstenaar) geven het
boek ‘Consumer Engineering: A new technique fot prosperity’ uit: producenten wijzen hierin op het
belang van planned obsolescence (= geplande veroudering). Nieuwe producten moeten minder
duurzaam zijn, wordt verplicht nieuwe producten te kopen => massaproductie tot gevolg heeft =>
massaconsumptie.
Raymond Loewy (= Frans industrieel ontwerper), Henry Dreyfuss (= Amerikaans vormgever) en Norman
Bel Geddes (= Amerikaans vormgever) ontwerpen voor grote industrieën , en bepalen zo de beeldtaal
van de Amerikaanse cultuur. Door een toegevoegde esthetische waarde, worden producten beter op
de markt gepositioneerd. ‘Form follows function’ maakt plaats voor modieuze designproducten.
Vance Packard (= Amerikaans journalist) produceert later ‘the hidden persuaders’: marketing wordt
beschuldigd van verlangens te creëren bij de consument door middel van emotionele en symbolische
betekenissen. Veblen herkende ook dit gevaar, en Packard duidt op een onzichtbaar gevaar dat de
consument treft.
2
,>< Ernest Dichter (= Amerikaans psycholoog, marketingdeskundige) denkt hier anders over: richt
instituut op dat consumentengedrag wettenschappelijk onderzoekt. Hij stelt vast dat de consument
zicht identificeert met dingen vanwege hun emotionele en symbolische betekenissen.
Onder de eerste groep wetenschappers (die de consument zien als slachtoffer van
overtuigingsmechanismen en valse noden) valt Jean Baudrillard (= Frans socioloog,
mediawetenschapper, cultuurcriticus, postmodern filosoof). Objecten krijgen een symbolische
betekenis/een ziel => consument wordt meer afhankelijk van deze tekens i.p.v. de functie => leidt tot
hyperrealiteit: nodeloze aankopen.
>< Tegenstanders van dit denken zeggen dat de consument in staat is keuzes te maken op eigen
reflectie. De dingen die we kopen, reflecteren onze identiteit (= reflexieve consument).
Vb. de auto: Roland Barthes (= Frans literatuurcriticus) beschreef de betekenis van de auto.
Door reclame, persaandacht en toegevoegde waarde, wordt de status van de auto verhoogd.
Packard toont de geplande veroudering in de auto-industrie aan => onnodige aankopen.
Judith Williamson (= auteur) brengt een werk uit om reclame en hun invloed te begrijpen. Reclame =
mensen bepaalde producten aan praten & creëren van betekenisstructuren.
1980: nieuwe verschuiving in designproducten: vallen niet langer op door functionalisme (= Bauhaus),
noch door modieuze stilisme (= Loewy), maar door de combinatie van vreemde en hedendaagse
vormen (= postmodern design).
Volgens Roberto Verganti (= Italiaans econoom) ligt het succes van Memphis aan de basis van de
nieuwe designproducten.
Vb. ‘waterketel 9093’ ontworpen door Michael Graves (= Amerikaans architect) voor Alessi:
verwijst in vorm nog naar waterkoker, maar door detaillering en materialisatie krijgt het een
gelaagdheid.
= ‘design-gedreven innovatie’: succesvolle producten zij niet ontstaan vanuit noden, maar er worden
nieuwe ervaringen aan de consument gereikt. Het wordt een nieuwe vorm van taal, die op een andere
manier aan het publiek moet worden voorgesteld.
Vb. bedrijf Alessi: ontwerpen werden gekoppeld aan architecten en worden tentoongesteld in
musea.
Vb. citroenpers ‘Juicy Salif’ ontworpen door Philippe Starck: meer als versiering
gebruikt dan als gebruiksvoorwerp. Dan had men goede smaak.
Vb. Vitra design museum: Vitra-producten stonden in het magazine ‘Weekend Knack’.
Persaandacht is veel krachtiger dan advertenties. Design = artistieke vorm: functie is overbodig
(= design art).
Daniel Miller (= Brits antropoloog) toont aan dat de consument mee stapt in het verhaal van de media
en de producenten. Consumptie gaat over meer dan status/identiteit, er bestaat een behoefte bij de
consument om aan zijn materiele wereld vorm te geven (door zelf te ontwerpen). Denis Diderot (=
Frans schrijver) wijst op de aankoop van een nieuw object leidt tot een herdecoratie/heroriëntatie van
de eigen identiteit.
=> Steeds meer mensen gaan zich naast hun beroep bijna professioneel bezig houden met hun hobby
(= Pro-ams = professionele amateurs). Grootste groep zijn de gespecialiseerde in huis- en
tuinaangelegenheden. Ook behoren tot de Pro-ams de groter wordende groep consumenten die via
3
, internet producent worden. Dit noemt men ‘open source’: iedereen kan iets plaatsen, de grens tussen
producent en consument vervaagd. John Seely (= Amerikaans onderzoeker) noemt dit ‘tinkering’:
prutsen.
DUS door de ecologische en economische crisis zijn er nieuwe bewegingen binnen de designmarkt (om
design ethisch te benaderen).
Samenvatting H2:
Modernisme kent verschillende fases.
Fase 1: Kritiek op consumptiemaatschappij, de consument is verplicht tot nutteloze aankopen
=> men gaat producten vanuit een functionele noodzaak ontwerpen vanuit een rationeel
denken.
(~William Morris, Thorstein Veblen, Le Corbusier)
Fase 2: economische crisis in 1929, om hieruit te geraken moesten er meer producten worden
verkocht
=> geplande veroudering: altijd kapot = nieuwe kopen
=> modieuze producten ontwerpen: esthetische waarde geven
=> geborgen verleiders: leidt tot nodeloze aankopen
(~Raymond Loewy, Vance Packard)
Fase 3: intrede van ‘postmodern design’ in 1980, een combinatie tussen vreemde en hedendaagse
vormen
=> product wordt statussymbool i.p.v. gebruiksvoorwerp: meer versiering/teken van goede
smaak
(~Michael Graves, Alessi, Philippe Starck)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brownie9000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.