Biologie Nectar 4 VWO H6
soorten en populaties
Paragraaf 6.1
- Soort: is een groep organismen die overeenkomsten hebben in uiterlijke kenmerken en
samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Dit wordt onderzocht met DNA-onderzoek
- Ondersoort: een afgescheiden groep soortgenoten omdat ze bijv. iets anders zijn.
- Rassen: door fokken en kweken ontstaan variaties in soorten (bv. een poedel)
- Hybriden: gekruisde soorten, meestal zijn deze onvruchtbaar
Taxonomie deelt soorten in groepen:
- Domeinen rijken afdelingen klassen orden families geslachten soorten
organismen
- Er zijn drie domeinen: archea (prokaryoot zonder kernmembraan bestaat uit een enkele
laag fosfolipiden), bacteriën en eukaryoten (bijv. zoogdieren)
Binominale naamgeving: wetenschappelijke naamgeving, twee delen geslachtsnaam en
soortaanduiding.
Door een moleculaire klok kunnen onderzoekers kijken of soorten verwant zijn en hoe oud ze zijn.
Paragraaf 6.2
Populaties: groepen organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
Populatiegrootte te bepalen:
- tellen, schatten
- Vangs-terugvangst methode: je vangt dieren en merkt ze (n1) je vangt nog een keer
dieren (n2) en kijkt welke gemerkt zijn van de eerste vangst (n3).
N (populatiegrootte) = (n1 x n2) : n3
- DNA-onderzoek.
Beperkende factor: belemmert de groei van de populatie.
Genetische diversiteit: genetische variatie in een populatie
Inteelt: als nauw verwante individuen paren met elkaar kwetsbaar voor ziektes.
Versnippering: opdelen van een leefgebied.
Ontsnippering: versnipperde gebieden met elkaar verbinden.
Herintroductie: een soort die vroeger in een gebied voorkwam er weer inzetten.
Paragraaf 6.3
- Biotische factoren: factoren van levende organismen (naaldbomen, dassen)
- Abiotische factoren: factoren van niet levende organismen (zonlicht, water)
Een habitat is de leefomgeving van een organisme met biotische en abiotische factoren.
Een standplaats wordt gebruikt bij planten om het habitat aan te duiden.
Elk organisme heeft van een abiotische factor een optimum (waar de soort het het beste doet
optimumgebied), een tolerantiegrens (minimum- en maximumwaarde).
De complexe interacties met de leefomgeving is de niche van de soort. Doordat soorten andere niche
hebben maar wel in hetzelfde habitat leven, vermijden ze concurrentie.
- Adaptie: is als een uiterlijk kenmerk of gedrag de overlevingskans verhoogt, of als de soort
ook in een ander habitat kan leven. Dit kan ontstaan door mutaties.
- Trekgedrag: als een soort ongunstige omstandigheden vermijdt door weg te gaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller frankapoorter. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $2.70. You're not tied to anything after your purchase.