Leerdoelen hematologie 2018 Life Sciences Hogeschool Utrecht
Leerdoelen van les 1 ‘bloed en weefsels’
Circulatie
• De noodzaak beschrijven van een circulatiesysteem en een ademhalingssysteem voor grotere
organismen:
Diffusie van stoffen is veel te traag bij grotere afstanden om een meercellig organisme in leven te
houden. Met intern transport kan de diffusie afstand kort worden gehouden (en het oppervlakte
vergroot, d.m.v. veel capillair endotheel/bed)
• De structurele onderdelen opnoemen van de humane dubbele bloedsomloop:
Bestaat uit: dubbel hart, een kleine bloedsomloop en een grote bloedsomloop.
Een helft van het hart stuwt het bloed door de kleine bloedsomloop: onderste bovenste holle ader -
> rechterboezem (atrium) -> rechterkamer (ventrikel) -> longslagarterie (zuurstofarm) ->
longarteriolen (kleine bronchiale slagaders) -> longcapillairen -> longvenulen (longhaartvaten) ->
longvenen (zuurstofrijk) -> linker boezem -> linker kamer -> aorta. De linker helft van het hart stuwt
tegelijkertijd het bloed dat uit de longen komt naar de rest van het lichaam, weer terug naar het hart.
Dit is de grote bloedsomloop.
Arteriën -> zuurstofrijk -> naar de organen. Uitzondering op de longsarterie !!
Venen -> zuurstof armbloed -> naar hart en longen. Uitzondering op de longvenen !!
• Aangeven welke organen op welke wijze de samenstelling van het bloed bepalen.
Hart: pompt het bloed door het lichaam
Longen: zorgen voor zuurstof in het bloed
Organen & weefsels: Halen zuurstof uit het bloed
• De relatie leggen tussen structuur en functie van arteriën, capillairen en venen.
- Arteriën = heeft een dikke spierwand -> wordt samengeperst en wordt de stroming versneld. Hier is
de bloeddruk het hoogst.
- Capillairen = -> hele kleine vaten waar uitwisseling van stoffen plaats vindt. De stroming is het
laagste, doordat kan er goed gaswisseling en uitwisseling van stoffen plaats vinden. Hier is de
bloeddruk normaal. De bloedstroom in een capillair bed wordt geregeld door sfincters (= kringspier
met afsluitfunctie)
- Venen = hebben kleppen die ervoor zorgen dat het bloed maar één kant op gaat, naar het hart toe.
Hier is geen bloeddruk.
Hoe verder weg van het hart hoe lager de bloeddruk.
• Uitleggen hoe bloed kan terugkeren naar het hart vanuit de onderste extremiteiten en tegen de
zwaartekracht in:
Bloed stroomt altijd van een hoge druk naar een lage druk. In veel venen zitten kleppen-> kleppen
zorgen ervoor dat het bloed naar één richting op kan stromen, dus naar het hart.
• Het benoemen van verschillende typen endotheel en hun functie in de verschillende organen:
Capillair endotheel = De binnenbekleding van elk vat wordt gevormd door endotheel (type epitheel).
Capillairen bestaan enkel uit endotheel omsloten door het basaal membraan. Doorlaatbaarheid is
afhankelijk van de functie.
Continue capillairen = capillairen waarbij de cellen dicht op elkaar zitten, waardoor er niets
,doorheen kan (bv in de hersenen).
Gefenestreerde capillairen = endotheelcellen hebben lichte opening (moleculen als glucose kunnen
er doorheen) in spijsverteringstelsel.
Sinusoïde capillairen = cellen erg van elkaar verwijdert (beenmerg) omdat ze wijt open staan kunnen
de bloedcellen door het endotheel laag heen.
Drie functies van het bindweefsels:
-Transport (bloed)
-Versteviging (ondersteuning en verbinding)
- Opslag (vet)
Bloed is ook een bindweefsel. Bloed wordt gemaakt in het beenmerg dat wordt omsloten door het
bindweefsel bot.
• Uitleggen hoe osmotische druk (van eiwitten) en hydrostatische druk de uitwisseling regelen van
water en opgeloste stoffen door de capillairwand heen.
De capillaire wand is semipermeabel. Bloed vanuit hart heeft een hoge bloeddruk. Door hoge bloed
druk in het begin, wordt het water uit het vat gepompt en komt in het tussenvloeistof (interstitiële
vloeistof) terecht. Glucose gaat mee het vat uit (laagmoleculaire stoffen) omdat er zoveel water uit
het vat gaat wordt de eiwit concentratie in het vat groter (colloïd osmotische druk). De hoeveelheid
eiwit in het vat neemt toe, door de druk wordt er een beetje water opgenomen in het vat.
Hydrostatische druk = de vocht die uit de wand wordt geperst.
Colloïd osmotische druk = druk verschil (concentratie) van eiwit binnen en buiten het vat. De
concentratie eiwit in de interstitiële vloeistof (= weefselvocht) is veel lager dan in bloed.
Laagmoleculaire stoffen passeren de endotheellaag, bloedcellen zijn te gering in aantal om een
osmotisch effect teweeg te brengen.
,• Beschrijven hoe lymfevocht is samengesteld en hoe het bijdraagt aan de circulatie.
Het lymfe system heeft 2 functies:
- het afvoeren van overtollig vloeistof uit de weefsels.
- het afvoeren van afvalstoffen uit de cellen.
Door de druk in het bloedvat wordt vocht naar buiten geperst. In dat vocht zitten: water, hormonen,
enzymen, witte bloedcellen, vetten, antistoffen, aangetaste en/of dode cellen en voedingstoffen.
De lymfe zorgen ervoor dat alle overtollige vocht in het lichaam wordt afgevoerd. Het komt nog wel
eens voor dat het vocht zich te ver van de capillairen bevindt, daardoor kan het niet meer
opgenomen worden in het capillair. Dat vocht wordt dan opgenomen door de lymfe.
• Aangeven hoe lymfe wordt afgevoerd uit de weefsels.
Afvoer van lymfe gaat via het lymfevatenstelsel zelf, en deels door het bloedvatenstelsel. Voordat de
lymfe, het weefselvocht, indirect in aanraking kan komen met het bloed en de bloedbaan, stroomt
dit vocht eerst door heel veel lymfeklieren waar de lymfe gereinigd en ontsmet wordt.
Hongeroedeem verklaring
Weinig eiwit in het voedsel leidt tot een verminderde eiwitsynthese in de lever geeft een laag
plasma-eiwit. Bij te weinig eiwit daalt de constante COD van weefsel naar bloed. Die is immers
afhankelijk van de concentratie plasmaeiwitten. Over het hele capillair vind dan uittreding van een
grotere hoeveelheid vocht plaatst als gevolg van de enkel hydrostatische druk (die alleen wordt
gereguleerd op basis van PCO2 en bloeddruk). Dit overstijgt de afvoer capaciteit van de lymfe
waardoor de hoeveelheid weefselvocht toeneemt. De hartdruk wordt daardoor in de capillairen
onvoldoende gecompenseerd door de osmotische zuigkracht, waardoor vocht naar het interstitium
beweegt: hongeroedeem.
In de capillairen stroomt bloed zeer traag en versnelt dan in de venen. Hoe kan dat?
De bloedcirculatie is een gesloten systeem: het aantal ml/min aan bloed dat het hart verlaat moet
door de arteriën, capillairen en venen gaan en tenslotte ook weer het hart ingaan.
In formule: Q= A • v
Waarbij Q = stroom (ml/s); A = oppervlakte (cm2); v = druk (cm/s)
Bij de venen is er een lagere vaatweerstand in vergelijking met de capillairen.
De stroomsnelheid is bij venen relatief laag t.o.v. arteriën en hoog t.o.v. capillairen
Het osmotisch drukverschil tussen interstitiële vloeistof en bloed bedraagt 22 mmHg (Figuur 42.15,
p955). Welke stoffen veroorzaken dit osmotisch effect?
Alléén eiwitten, zij veroorzaken de zgn. colloïd-osmotische druk (COD).
De concentratie eiwit in de interstitiële vloeistof (= weefselvocht) is veel lager dan in bloed.
Laagmoleculaire stoffen passeren de endotheellaag, bloedcellen zijn te gering in aantal om een
osmotisch effect teweeg te brengen.
De COD is met ± 6 mmHg slechts 0,5% van de totale osmotische druk van ± 310 mmHg van het
plasma
, Bloedcomponenten
• De belangrijkste structurele en functionele kenmerken noemen van erytrocyten trombocyten en
leukocyten.
Trombocyt (plaatje) = Cel diameter: 2-4 μm, meestal niet meer dan een vlek in het uitstrijkje.
Kern: afwezig
Cytoplasma: bleekblauw van kleur. Rode korreltjes die verspreid of centraal liggen.
Functie: bloedstelping.
Erytrocyt (ery) = (wordt gebruikt als referentie maat voor andere cellen)
Cel diameter: 7-8 μm.
Kern: afwezig
Cytoplasma: licht bruinroze van kleur met centraal een geringe opheldering.
Functie: transport van zuurstof en kooldioxide. Deze cellen zijn verantwoordelijk voor het zuurstof-
en koolstofdioxidetransport tussen de longen en de andere weefsels in het lichaam. Ze worden
gevormd in het beenmerg.
Leukocyten (leuko) = functie: bloedcel betrokken bij de weerstand. Er zijn 4 verschillende typen
leukocyten: neutrofiele granulocyten (segment/staaf/baso/eosino), monocyten, lymfocyten &
plasmacel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ekobeii. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.