100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting De Geo Zuid-Amerika H1-H4 $5.35
Add to cart

Summary

Samenvatting De Geo Zuid-Amerika H1-H4

28 reviews
 2126 views  104 purchases
  • Course
  • Level
  • Book

Dit is mijn samenvatting van Hoofdstuk 1 t/m Hoofdstuk 4 van De Geo Zuid-Amerika. Lange samenvatting die al het belangrijkste van de hoofdstukken bevat.

Last document update: 4 year ago

Preview 8 out of 37  pages

  • No
  • H1-h4
  • February 21, 2019
  • January 22, 2020
  • 37
  • 2018/2019
  • Summary
  • Secondary school
  • 6

28  reviews

review-writer-avatar

By: floorjonker05 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: sofiebuitenweg48 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: noavalphen • 1 year ago

review-writer-avatar

By: polmo • 2 year ago

review-writer-avatar

By: koent2003 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: merel34 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: pienbergen • 2 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
1. Zuid-Amerika: continent van extremen
1.1 Ligging

Zuid-Amerika in delen
- Hoogtezones = een uitgestrekt gebied dat eenzelfde maximale hoogteligging heeft
- Aan de westzijde strekt zich het Andesgebergte van noord naar zuid. Lange
bergketen met een gemiddelde hoogte van boven de 4000m. De Aconcagua is met
zijn 6982 de hoogste berg. Hierin liggen een aantal werkende vulkanen verspreid.
- Oosten van Andesgebergte stromen er drie grote rivieren : de Orinoco, de Amazone
en de Paraguay/Paraná
Tropische laagland = gebied met tropisch regenwoud dat tot 200m hoog ligt
- Noorden en oosten bevinden zich twee hooglandgebieden: Hoogland van Guyana en
het Hoogland van Brazilië, worden gescheiden door het laagland met de Amazone
- Hoogvlakte/hoogland (Spaans = Altiplano) = gebied dat een hoogteligging heeft
van meer dan 500m. Ligt in het Andesgebergte op het grensgebied van Chili, Bolivia
en Peru. Een na grootste hoogvlakte op aarde, gemiddelde hoogte van 4000m,
Titicacameer bevindt zich daar.
- Zuidoosten (Cono Sur) strekt zich het plateau van Patagonia uit. Langgerekte
hoogvlakte die van oost naar west oploopt van 500 naar 1500m
- Ten westen ligt evenwijdig aan de kust en Andesgebergte in de oceaan een diepe
trog (Atacamatrog- 8085m)



Beeldvorming
- Stereotiepe beeld = vastliggend, algemeen beeld over een groep mensen,
een gebied of een groep verschijnselen of gebeurtenissen → bepaald in
Zuid-Amerika door muziek, dans, sport, kleding en religie. Rio de Janeiro
carnaval, Argentinië de tango, houtkap Amazone, veel wegen niet
geasfalteerd, iedereen woont in krottenwijken of luxe villawijken.
- Perceptie = Het beeld dat iemand van de werkelijkheid heeft. Vanuit
perceptie vorm je een soort kaart die je van een bepaald gebied in je
hoofd hebt → Mental map
Veranderen voortdurend, worden aangepast door nieuwe indrukken en informatie.
- Geografisch beeld = de beschrijving van de ligging, gebiedskenmerken,
bevolkingskenmerken en interne en externe relaties van een gebied.
Het gaat dan om een aantal geografische kenmerken:
- Ligging
- landschappelijke kenmerken
- bevolkingskenmerken
- interne en externe relaties

,1.2 Ongekende natuur

Klimaat in de tropen
- Klimaat Zuid-Amerika bepaald door groot aantal factoren; breedteligging (hoe hoger
de breedte hoe kouder het is, invloed zon bij de evenaar), zeestromen (warme of
koude zeestromen leveren ook verschillende temperaturen op), drukgebieden (hoog
is droog, laag is veel neerslag), windpatronen (warme en koude winden, aanlandige
wind veel neerslag, aflandige wind droger, water lange tijd nodig om op te warmen,
gematigd klimaat, niet te koud niet te warm) en ligging gebergten (loef- en lijzijde,
loef veel neerslag, lij is droger, geen vochtige wind daar, gebergtes kunnen winden
tegenhouden).
- Groot deel continent in tropische luchtstreek → grote invalshoek van de
zon is het hier altijd warm → lucht stijgt op en aan het aardoppervlak
ontstaat een lagedrukgebied → afgekoelde lucht condenseert in de
atmosfeer en vormt wolken en neerslag. Lagedrukgebied (intertropische
convergentiezone (ITCZ)) schuift met de seizoensbeweging van de zon
mee → regengebieden verschuiven ook waardoor er tropische klimaten
voorkomen met één of twee natte en droge perioden per jaar.



Invloed van passaten en oceanen
- Op de Grote Oceaan en op de Atlantische Oceaan liggen in de omgeving
van de keerkringen hogedrukgebieden → winden waaien op het noordelijk
halfrond naar het zuiden en op het zuidelijk halfrond naar het noorden →
ontmoeten elkaar bij ITCZ
- Oostkant Zuid-Amerika is de passaat een aanlandige wind waardoor de
invloed van de Atlantische Oceaan groot is → wind is vochtig en zorgt aan
de loefzijde van het kustgebergte van Brazilië voor stuwingsregens → aan
de lijzijde is het droog. Zuidelijk ligt geen gebergte waardoor de wind
verder landinwaarts neerslag kan brengen.
- Oostkust ondervindt invloed van de Zuid-Equatoriale Stroom. Deze warme
zeestroom wordt in tweeën gesplitst door de ver in zee uitstekende
oostelijk punt van Brazilië. De Brazilië Stroom stroomt naar het zuiden en
het restant van de Zuid-Equatoriale Stroom verplaatst zich naar de
evenaar. Brazilië Stroom afgebogen naar het zuidoosten door uitstekende
Kaap Frio → Daardoor kan de relatief koude Falklandstroom vanuit het
zuiden tot aan Kaap Frio doordringen.
- Invloed Grote Oceaan aan de westkant van Zuid-Amerika reikt minder diep
landinwaarts door de ligging van het Andesgebergte en de aflandige
passaatwinden. Langs de westkust stroomt de relatief koude Peru- of
Humboldtstroom → temperaturen zijn langs de kust lager dan normaal op
deze geografische breedte. Koude lucht boven de Grote Oceaan bevat
door de lage temperatuur weinig waterdamp → weinig neerslag. Samen
met de windsystemen verklaart dit de ligging van de Atacamawoestijn.
Mist kan wel ontstaan in deze gebieden wanneer koude nevelige zeelucht
het land op kruipt.

,Klimaat en weer in het zuiden
- Smalle zuidpunt van Zuid-Amerika heeft langs de kust een gematigd
zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden → komt door aanlandige
westelijke winden die veel neerslag meevoeren + stuwingsneerslag aan
de loefzijde van de bergen. Rond 40 graden Z.B. wordt het continent
breder en heerst er aan de lijzijde van het gebergte een woestijn- en
steppeklimaat tot zelfs in de kuststrook bij de Atlantische Oceaan.
- Zuiden van Patagonia vergelijkbaar met Zuid-Scandinavië qua breedteligging. In de
winter kan de poolwind uit het pakijsgebied rondom Antarctica zeer koude lucht naar
het noorden brengen. Gebied ten zuiden van 40 graden Z.B. heeft te maken met
extreem koude weersomstandigheden (-30C, sneeuwstormen). Koude winden
worden pamperos genoemd en dringen door tot Sao Paulo in Brazilië →
complete koffieoogst kan vernietigd worden, waardoor de prijs op de
wereldmarkt omhoog schiet.



Koud opwellend water
- Op de Grote Oceaan bij Zuid-Amerika waaien normaal gesproken
zuidoostpassaten → deze aflandige winden bij de kust stuwen het
oppervlaktewater naar het westen → koude water welt op voor de kust van
Zuid-Amerika → staat weinig waterdamp af → nauwelijks neerslag.
Water stroomt westwaarts naar de evenaar in de richting van Indonesië en
het noordoosten van Australië en warmt langzaam op → vochtige lucht
stijgt op → veel neerslag
- Koude, opwellende water uit de diepte aan de westkust is zeer rijk aan
voedingsstoffen die worden gegeten voor plankton en vissoorten → visrijk
→ visserij belangrijke bron van inkomsten voor Peru, Ecuador en Chili.



El Niño
- El Niño = Periode met een sterke opwarming van zeewater bij de evenaar langs de
westkust van Zuid-Amerika en over een deel van de Stille Oceaan.
- Regengebied dat normaal boven Zuidoost-Azië ligt gaat naar de Grote
Oceaan en de kust van Zuid-Amerika → Heftige regenbuien in het
woestijngebied.
Gevolgen van El Niño = overstromingen, aardverschuivingen en modderstromen.
Geen opwellend koud water meer en dus minder vissen en minder inkomsten voor
de mensen daar. In het Andesgebergte was het juist droog en dat had gevolgen voor
de oogst en veroorzaakte bosbranden en veesterfte in Noordoost-Brazilië.
- In Indonesië valt er door El Niño juist geen neerslag, andere gebieden verandert het
weer ook. Vochtige gebieden worden droger en droge gebieden juist natter.

,Tropische plantengroei
- Spreiding natuurlijke zones komt in grote lijnen overeen met de spreiding van
klimaten, met uitzondering het Andesgebergte.
- Tropisch regenwoud = Dicht, ondoordringbaar bos in de warme en vochtige tropen.
Heet ook selva (grootste gedeelte van Zuid-Amerika). → altijd warm en veel
neerslag
Amazoneregenwoud verspreid over 9 landen en is het grootste regenwoud
ter wereld. Bodem niet vruchtbaar ondanks veel plantengroei, heeft dunne
humuslaag. Neerslag zorgt voor veel uitspoeling → weinig mineralen en
humus blijven achter → onvruchtbaar. Bodem heeft een rode kleur door
roestvorming en wordt ook wel latosol genoemd. Afspoeling =
voedingsstoffen spoelen weg door overstromingen en neerslag, uitspoeling = het
water neemt alle voedingsstoffen diep de grond in.
- Bodem van betere kwaliteit alleen bij vulkanische gebieden van Brazilië en bij de
oevers van rivieren. Slib dat wordt afgezet door overstromingen zijn ze geschikt voor
landbouw.
- Mangrove = Bos langs modderige tropische en subtropische kusten, in
zoutmoerassen en slibrijke rivierdelta’s. Heet ook wel vloedbos. Het uitgebreide
wortelstelsel voorkomt erosie en stormschade aan de kust → helaas zijn
veel mangroven gerooid voor garnalenkwekerijen.



Van savanne tot woestijn
- Gebied met tropisch regenwoud → gebied met bossen beïnvloed door een
korte droge tijd: licht tropische bossen → nog droger → savanne = tropisch
grasland met groepen bomen en struiken. 4 tot 6 maanden geen druppel, gras wordt
geel en bomen laten hun bladeren vallen. In Zuid-Amerika zijn er 3 typen savanne:
- Cerrado = boomsavanne
- Llanos = grassavanne met soms wat bomen
- Caatinga = savanne met doornachtige struiken
- Pampa = liggen in het oosten, zijn uitgestrekte graslanden die vrij
vruchtbaar zijn vanwege aardig wat neerslag → tarwe, soja en
zonnebloemen worden verbouwd.
- Steppen = het zuiden van Patagonia, graslanden die minder dan ongeveer
250 tot 400 mm neerslag per jaar ontvangen. Grassen die er groeien
hebben lange wortels om te kunnen overleven in de droge zomers →
uitgestrekte rundveehouderijen.
- In een smalle strook van noord naar zuid liggen aan de westkust van Zuid-Amerika
achtereenvolgens:
- Woestijnen (groeit helemaal niks door de droogte)
- Woestijnsteppen (schaarse begroeiing mogelijk van grassen en cactussen)
- Mediterrane vegetatie (altijdgroene loofbomen en struiken, aangepast aan
de droogte in de zomer door hun lange wortels en kleine, leerachtige
bladeren)
- Zomergroen loofwoud (gedijt goed in het koele, vochtige klimaat)
Aan de oostkust wordt deze strook begrensd door het Andesgebergte.
- Landschap Andes verandert van noord naar zuid of van west naar oost. Meeste

, verandering bij een tocht vanaf de voet van de bergen naar de hoge toppen. In korte
tijd passeer je een aantal hoogtezones met elk zijn eigen klimaat, bodem en
vegetatie.


Grote rivieren
- 3 grote stroomgebieden in Zuid-Amerika: van de rivieren de
- Orinoco
- Amazone
- Paraguay/Paraná
De rivieren stromen in de richting van de Atlantische Oceaan.
Stroomstelsels Orinoco en Amazone zijn zeer breed en diep en hebben
een hoog waterafvoer (debiet). Stroomgebied Amazone beslaat 40% van
het landoppervlak van Zuid-Amerika; ⅓ deel van het water van het
continent voert de rivier af. De Paraguay/Paraná voert veel minder water
af → stroomt door een veel droger gebied.
- Regiem van een rivier- de verdeling van de waterafvoer over een jaar- wordt vooral
bepaald door de neerslag en verdamping in de verschillende klimaatgebieden waar
hij doorheen stroomt. Ook beïnvloedt door de jaarlijkse beweging van de ITCZ. Ook
de afvoer van smeltwater van de Andes speelt een rol. De tijdelijke opslag van water
in de ondergrond of in de overstromingsvlakte vertraagt de afvoer van het water.
- De twee noordelijke rivieren vervoeren ook veel zand en klei. Het sediment kleurt de
zijrivieren wit, geelbruin, blauw of zwart. Amazone vervoert veel sediment waardoor
de rivier aan de monding een enorme delta kon opbouwen. Deel van sediment wordt
door de Zuid-Equatoriale Stroom in de Atlantische Oceaan meegevoerd tot de kust
van Venezuela.
- Ook mensen hebben invloed op het regiem van een rivier door
bijvoorbeeld stuwdammen → waterstroming wordt gereguleerd.
Waterkrachtcentrales = centrale waar energie wordt opgewekt met behulp
van vallend of stromend water. → veel elektriciteit die de opkomende
economie van Brazilië nodig heeft + veel water opgeslagen voor
drinkwater of irrigatie.

WIND ITCZ : Afwijking NH naar rechts en ZH naar links
Hogedrukgebied naar lagedrukgebied, altijd naar ITCZ




1.3 Een geologisch ‘paradijs’

Schilden en rift
- Platentektoniek speelt een grote rol bij het vormen van bergen, plateaus,

, rivierbekkens, heuvels en vulkanen in Zuid-Amerika.
- Centraal: Zuid-Amerikaanse plaat
- Noorden: Caribische plaat en de Cocosplaat
- Westen: Nazcaplaat
- Zuiden: Antarctische plaat en de Scotiaplaat
Alle soorten plaatbewegingen komen in het gebied voor:
- Divergentie (schildvulkanen) uit elkaar, magma komt naar boven en een rug
ontstaat in de oceaan.
- Convergentie, platen botsen, soort plaat afhankelijk wat er gaat
gebeuren, 2 soorten platen: continentale (lichter → graniet) en
oceanische (zwaarder→ basalt) platen/korst, c-c→ gebergtevorming
(plooiingsgebergte), o-c→ subductie, oceanische naar beneden
omdat die zwaarder is, trog of vulkaan (stratovulkanen) ontstaan,
aardbevingen (wrijving)
- Transversie , langs elkaar schuiven, eentje schiet er voorbij→
aardbevingen
→ aant. (ook 3 soorten stollingsgesteente)
- Noorden en Oosten twee plateaus: het Hoogland van Guyana en het
Hoogland van Brazilië → schilden: uitgestrekt, geologisch stabiel gebied op een
continent met zeer oud gesteente. Heet ook kraton.
→ bestaan uit dieptegesteenten (graniet) en metamorfe gesteente die
door gebergtevorming en vervolgens erosie van de bovenliggende lagen
dicht aan de oppervlakte zijn gekomen. Heel oud en gescheiden door het
bekken van de Amazone.
- ZIE ATLAS over ontstaan continenten



Transforme breukzones
- Door het uiteenvallen van Pangea bewoog Zuid-Amerika naar het noordwesten en
botste daar op de Caribische plaat. Hier liggen een transforme breukzone waar de
platen langs elkaar bewegen én een convergente breukzone dicht bij elkaar.
→ noordelijke kant van Zuid-Amerika in elkaar gedrukt én opgeheven tot
een hoog gebergte. In het zuiden schuiven de Zuid-Amerikaanse plaat en
de Scotiaplaat langs elkaar bij een transforme breuklijn, de zuidpunt van
Zuid-Amerika krult daardoor oostwaarts.




Subductie en vulkanisme
- Bij de convergente breuklijn tussen de Nazcaplaat en de Zuid-Amerikaanse plaat
vindt subductie plaats van de zwaardere oceanische plaat en werd de Atacamatrog
gevormd.
- Parallel aan de trog zijn er door het smelten bij subductie ten oosten van
de westkust van Zuid-Amerika honderden vulkanen ontstaan →
stratovulkanen (minder explosief)

, Andesiet = ganggesteente dat bestaat uit een grijze massa snel gestold
gesteente met daarin grote kristallen. Het magma is taaier dan basalt en
minder taai dan graniet en bevat ook minder gassen → minder explosief
en wordt de vulkaan nooit compleet weggeslagen.
Graniet: dieptegesteente, stolt vrij diep in de aarde
Andesiet: ganggesteente, op weg naar de uitgang stolt het
Basalt: uitvloeiingsgesteente, magma uit de aarde en dan pas stolt
- Geen actief vulkanisme langs de westkust in drie zones:
- Perugat
- Pampa- of Norte Chicogat
- Patagoniagat
Volcanic Gaps = de plaat gaat niet diep genoeg de aarde in tijdens subductie
waardoor er geen vulkanen ontstaan.


Galápagoseilanden
- Liggen op een hotspot = daar komen hete pluimen basaltisch magma uit de mantel
omhoog en breken door de aardkorst heen, het magma vormt een schildvulkaan.
Magmahaard op een vaste plek, terwijl de Nazcaplaat langzaam over de mantelpluim
beweegt. De schildvulkaan schuift langzaam weg van de hotspot en dooft uit. Boven
de hotspot ontstaat een nieuwe, werkende vulkaan. Zo ontstaan in de loop der tijd
een rij vulkanen. Alleen in aanraking met water (effusief) zijn ze meer explosief.
- Zestien grote eilanden, meeste vulkanen barsten niet meer uit. Alleen de vulkanen
op de twee meest westelijk gelegen eilanden zijn nog steeds actief.



Andes en voorlandbekkens
- Breedte Andes van 250 km tot 800 km. Bestaat uit meerdere bergketens die parallel
aan elkaar liggen, zich soms splitsen en weer bij elkaar komen. Tussen de gebergtes
ligt een aantal hoogvlakten. De bergen zijn ontstaan bij subductie. Korst dikker en
door convergentie werden aardlagen geplooid en omhoog gedrukt.
- Andesgebergte extreem hoog vergeleken andere gebergten in subductiezones.
Centrale deel is het hoogst met toppen tot 6900 m en een breedte van 800 km. In die
gebieden heeft het proces cordilleravorming: langgerekt bergketen gevormd door
subductie, net zoals bij voorlandbekkens, zich herhaald. In de westelijke bergketen
vind je nu de werkende vulkanen, ontstaan door subductie.
- Laagland ten oosten van de cordillera lag vol met sedimenten, geërodeerd van de
bergen. Door versnelde plaatbeweging is het gebied nog verder in elkaar gedrukt.
Sedimentbekken kwam omhoog en vormt nu een hoog plateau: de Altiplano.
Begrensd door de Oostelijke Cordillera.
- Andesgebergte omhoog gedrukt en daardoor het gebied achter de Andes
naar beneden gedrukt → voorlandbekkens. Belangrijke rol bij de vorming
van olie en gas.



Aardbevingen en tsunami’s
- Veel aardbevingen ontstaan door de convergente plaatbeweging aan de

, westkant van Zuid-Amerika. Zwaarte hangt af van hoe vast de botsende
platen aan elkaar zitten → Koppeling. Veel koppeling + oceanische plaat door de
weerstand moeilijk onderschuift = kan de energie zich ophopen. Beweging schiet
door en er ontstaat een aardbeving.
- Zwaarste aardbeving ooit op aarde was in 1960 met een 9,5 op de schaal van
Richter in Chili. In 2010 aardbeving Chili, 8,8 op de schaal en weinig doden.
Aardbeving Peru, 1970, 7,8 op de schaal vielen 70000 doden.
- Een tsunami kan ontstaan als: hypocentrum aardbeving onder oceaanbodem ligt en
plaat verticaal omhoog komt waardoor er een golf ontstaat die bij kust meer dan 10
m hoog kan worden.




1.4 Rijkdom in de bodem

Waardevolle delfstoffen
- Verschillende delfstoffen gewonnen in grote hoeveelheden. Waardevolle mineralen
als koper en goud, maar ook olie en gas.
Fossiele energiebronnen: brandstof die in miljoenen jaren is gevormd uit planeten-
en/of dierenresten (aardolie, aardgas, bruinkool en steenkool). Dat deze en
mineralen voorkomen, staat in directe relatie met de geologie van een gebied.



Aardolie en aardgas
- Voornamelijk in Venezuela, Brazilië en Argentinië. Deze fossiele brandstoffen
hebben zich in Zuid-Amerika onder verschillende tektonische situaties gevormd.
- → gevormd in de voorlandbekkens in Venezuela. In het Krijt was de
zeespiegel hoger en waren grote delen overspoeld met warm zeewater,
tussen de oude hoge schilden in Venezuela en Brazilië. In het water leefde
veel plankton, dat stierf, naar de bodem zakte en bedekt werd met grote
hoeveelheden erosiemateriaal van de Oostelijke Cordillera en de schilden.
Later van de Andes en zandafzettingen. Ongeveer 7 km dik. Door de druk
van de aardlagen steeg de temperatuur in de laag met dood plankton,
hierdoor veranderde het in aardolie en -gas.
- Olievelden Brazilië (kust van Rio de Janeiro bijv.) bevinden zich onder de bodem van
de Atlantische Oceaan. Tijdens eerste fase Pangea ontstond er een riftzone tussen
Afrika en Zuid-Amerika met grote meren. Veel organisch, koolstofhoudend materiaal
bevestigde zich hier. Riftzone werd breed en vulde met zeewater. Zeewater
verdampte en liet zout achter. Dekte de koolstofhoudende laag af en door druk van
de sedimentlagen ontstonden olie en gas.
- Sinds 1965 veel gas- en olievelden ontdekt voor de kust van Brazilië. Productie
toegenomen maar grootste deel ligt erg diep onder de oceaanbodem.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller benvisser. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35  104x  sold
  • (28)
Add to cart
Added