Samenvatting SV Boek 'De ontdekking van de geografie' Wetenschappelijke vorming
48 views 3 purchases
Course
Wetenschappelijke vorming sociale geografie
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
De ontdekking van de geografie
Dit is een samenvatting van het boek 'De ontdekking van de geografie. Sociale geografie als wetenschap', geschreven door Ben de Pater. De samenvatting is van de inleiding tot en met hoofdstuk 4 van het boek.
Inleiding
Door de jaren heen is er veel veranderd in de sociale geografie: er is nauwelijks nog sprake
van modellen en wiskundige formules. Het is vooral postmodern jargon. In het boek wordt
veel ingegaan op de ideeën van Christaller.
Hoofdstuk 1 – Sociale geografie als universitaire discipline
Rond 1900 was Europa (het noordwesten) een dynamische, snel moderniserende wereld;
denk aan de stroomtreinen en nieuwe fabrieken etc.
1.1 Exponent van een moderniserende samenleving
Blink was de grondlegger van de economische geografie; hij bracht dan ook de wereldwijde
integratie van de economisch-geografische kenmerken van de samenleving in beeld. In 1909
richtte hij de Nederlandsche Vereeniging voor Economische Geographie op en ook wilde hij
economische geografie als zelfstandige discipline op de universiteit. Maar ook in andere
landen kwamen dergelijke verenigingen op.
Geografie werd in Europa gezien als een moderne wetenschap waaraan je in een moderne
tijd en samenleving veel kon hebben. Aardrijkskunde was dan ook een belangrijk vak;
daarom moesten mensen geografie kunnen gaan studeren. In heel Europa rond 1900 was
nationalisme een motor achter de opkomst van de universitaire geografie. Uiteindelijk had je
in Nederland Karl Oestreich, die fysieke geografie gaf, en J.F. Niermeyer die ook
aardrijkskundedocent werd.
Ook het kolonialisme nam een belangrijke rol in in de maatschappij; kaarten waarbij van
groot belang. Na de oorlog was geografie dan ook een meer gewaardeerd vak.
Dankzij een palet van economische, educatieve, politieke, nationalistische en militaire
omstandigheden werd geografie in het moderniserende Europa vanaf de laatste decennia
van de 19e eeuw een academische discipline. Dat juist in de decennia rond 1900 de geografie
als universitaire wetenschap opkwam, heeft vooral te maken met de maatschappelijke
omstandigheden
1.2 Traditionele opvattingen van geografie
Veel geografen rond 1900 hingen aan ecologische visie aan; zagen geografie als de
wetenschap die de mens bestudeert als bewoner van de aarde, en de aarde als woonplaats
van de mens. Dus het onderzoeken van de relaties tussen mensen en natuur.
Er werd met name gekeken naar de invloed van de natuur op de menselijke samenleving
rond 1900; met name in Duitsland. Er wordt ook wel gesproken van fysisch- of geografisch
determinisme/geodeterminisme. Er wordt daarbij slechts gericht op een factor, namelijk de
omgeving, en de rest wordt buiten beschouwing gelaten. Grondlegger hiervan was Friedrich
Ratzel; was oorspronkelijk bioloog en was beïnvloed door Darwins evolutietheorie. Hij keek
naar hoe menselijke groepen zich aanpassen aan de natuurlijke omstandigheden. Ook in de
VS had deze geografie aanhangers tot aan WOII; Ellen Churchill Semple (student Ratzel). Zij
1
,ging uit van deterministische relaties; mens en de omgeving zijn niet los van elkaar te zien.
Zo dacht ook Ellsworth Huntington erover; hij keek wel meer naar de invloed van het
klimaat.
Dus geodeterminisme = omgeving bepaalt de mens; de samenleving is het product van haar
omgeving. Het zocht naar algemeen geldende wetten.
De aandacht voor deze geografie verdween, maar sinds de jaren 80 is het weer populairder
geworden, maar niet per se onder geografen (denk aan economen).
Dan had je nog een andere opvatting: wisselwerking tussen menselijke samenlevingen en
natuur; de fysische omgeving beïnvloedt de samenleving, maar de mens heeft ook invloed
op de omgeving. Dit wordt het possibilisme genoemd, en komt uit Frankrijk. Grondlegger
hiervan is Paul Vidal la Blache. Hij stelt dat de natuur de mens mogelijkheden (possibilités)
aanbiedt om een bestaan op te bouwen. De keuze voor een bepaalde manier van leven
wordt bepaald door de geschiedenis van de groep waarvan hij deel uitmaakt, door de
cultuur waarin hij is opgegroeid. Deze keuze zal ook consequenties hebben voor het
landschap en de natuur; de mens vormt het landschap om. Het possibilisme is een reactie op
het geodeterminisme. Het is biologisch vs. historisch.
En dan heb je nog de opvatting dat geografie de studie is waarbij er gekeken wordt naar de
invloed van de mens op de natuur; hoe vormt de mens de oorspronkelijke
natuurlandschappen om in cultuurlandschappen? Dit was vooral populair in de VS tot aan de
jaren 60. Dit heet cultural geography. Carl Sauer (VS) is hier een bekend persoon van. Maar
ook de Duitse Otto Schlüter. Sauer bestudeerde hoe in de loop der eeuwen het
oorspronkelijke natuurlandschap door de menselijke inspanningen was omgevormd in een
cultuurlandschap. Het landschap van een gebied zag hij als een gelaagde eenheid, een
opeenstapeling van lagen. Het werk van Sauer wordt bestempeld als de Berkeley School.
De vraag bestond ook of geografen moesten streven naar algemeen geldende wetten.
Wetenschappen die naar wetten zochten, staan bekend als nomothetische wetenschappen,
terwijl wetenschappen die juist het bijzondere, het unieke van verschijnselen willen
beschrijven, aangeduid worden als idiografisch. Richard Hartshorne was een volger van de
geografie als idiografische wetenschap; hij vond dat elk gebied een uniek karakter heeft,
vanwege de specifieke, niet elders bestaande samenhang van sociale en fysische
verschijnselen binnen dat gebied. Maar na de jaren 60 waren de hoogtijdagen van
Hartshorne ook voorbij. Er kwam een jongere generatie, die vond dat de geografie nog geen
echte wetenschap was maar dat wel moest worden. Er moesten wetten gevonden worden
en theorieën moesten worden geformuleerd.
1.3 Veranderende maatschappelijke draagvlakken
Koloniën gingen verloren en Europa ging meer samenwerken. De verzorgingsstaat kwam op;
het geloof in de maakbare samenleving. De geografie kreeg een nieuw maatschappelijk
draagvlak; in de opkomende ruimtelijke planning en het regionaal beleid. Dat waren in de
naoorlogse decennia overheidstaken.
Er werden overzichten gemaakt van de kenmerken en problemen van gebieden door
geografen, niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland.
2
, Dus vanaf de jaren 30 ontstond in Europa en in Noord-Amerika een overheid die zich
verantwoordelijk achtte voor het welzijn van de bevolking. Geografen kregen daarin een rol
te vervullen. Het maatschappelijke draagvlak van hun vak veranderde en mede daardoor
veranderde ook de wetenschappelijke geografie.
1.4 Naoorlogse visies tot omstreeks 1990
De Zweedse Gunnar Myrdal formuleerde de theorie van de circulaire en cumulatieve
causatie.
De vorming van theorieën is het ideaal dat de zogenaamde spatial analysts vanaf de tweede
helft van de jaren 50 voor ogen staat. Zij vormen een groep jonge geografen, werkzaam op
enkele universiteiten in de VS, die ontevreden is over de gevestigde geografische
wetenschap van hun tijd. Ze gaan op zoek naar wetten (deductief). De ruimte zien ze als
geometrisch; ze is een medium waarin afstanden moeten worden overwonnen. Er wordt
gekeken naar ruimtelijke spreidingspatronen. Voorbeelden hiervan zijn de modellen van
Christaller, Von Thünen en van Weber. Het gaat om de vraag; welke stromen van geld,
goederen, informatie, mensen bestaan er tussen bijvoorbeeld steden, en tussen woon-,
werk-, winkel-, en recreatiegebieden? De wetenschapsfilosofie van de ruimtelijke analyse is
die van het logisch positivisme.
Vanaf de jaren 50 werd deze opvatting verspreid over de wereld. Studieboeken van de
geografie werden voortaan in het Engels/Amerikaans geschreven, en niet meer in het Frans/
Duits. Het werd een steeds meer internationale wetenschap, i.p.v. nationaal; Anglo-
Amerikaans.
Een wet uit de stadsgeografie: de rank-size rule. Dit komt uit de jaren 70 en 80 en deze
geografische wet verklaart bijvoorbeeld dat een stad die qua inwonertal nummer 8 is in een
land waarvan de grootste 1 miljoen inwoners heeft, ongeveer 125 duizend inwoners telt. Het
komt van de onderzoeker George Kinsley Zipf. Hij kwam van het logisch positivisme, wat
uiteindelijke uitmondde in de ruimtelijke analyse. Hij stelde dat we menselijk gedrag veel
beter zouden kunnen begrijpen als we dit zouden bestuderen als en zuiver natuurlijk
verschijnsel. Daarnaast stelde hij dat de mens met de minste inspanning de door hem
nagestreefde doelen wil realiseren. In zijn model/formule ontstaat er uiteindelijk een
spreidingspatroon.
Het denken en doen van ‘echte’ mensen bleef in de ruimtelijke analyse buiten zicht; het
macroniveau domineerde daarin. Het individu werd beschouwd (bij Christaller) als een
homo economicus. Maar die bestaat niet; mensen hebben onvolledige en gekleurde
informatie, handelen eerder emotioneel dan rationeel etc. Er kwam zo meer aandacht voor
het microniveau; voor het ruimtelijk gedrag van mensen. Dit wordt de behavoriale
benadering genoemd. Dit ontstond in de jaren 70 in de VS. De mens werd beschouwd als
homo psychologicus. Het is eerder een aanvulling op de ruimtelijke analyse dan een
concurrent. Want ook hierin proberen ze modellen te ontwerpen.
Mental maps (waarderingskaarten) en cognitieve kaarten zijn niet hetzelfde! Bij cognitieve
kaarten wordt aan mensen gevraagd een plattegrond van hun eigen stad te tekenen,
compleet met straten, pleinen, standbeelden etc. Onderzocht kan dan o.a. worden of
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RKleijssen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.