Deze begrippenlijst kan ZOWEL worden gebruikt voor de toelatingstoets aardrijkskunde voor de pabo als voor het eindexamen aardrijskunde (havo/VWO).
Bevat de volgende onderwerpen opgesteld door vanuit de overheid: aarde, klimaat en landschap, bevolking en ruimte, bestaansmiddelen, arm en rijk, gre...
Aardrijkskunde
Peters, A., Westerveen, F. (2010 of 2016). Geowijzer, Kennisbasis Inhoud en didactiek. Groningen:
Noordhoff.
De pabotoets aardrijkskunde haal je zo (2015).
De bas, J., van Driel J. (2015) De pabotoets aardrijkskunde haal je zo. Uitgeverij Countinho.
1. Aarde, klimaat en landshappen
De aarde: Onze planeet. Ingedeeld in een westelijk/oostelijk en
noordelijk/zuidelijk halfrond.
Aardbaan: De aarde draait in een baan om de zon.
Duur: één jaar.
Aardrotatie: De aarde draait om haar eigen as.
Duur: één dag.
Evenaar: Scheiding tussen het noordelijk en het zuidelijk halfrond.
Klimaat: De gemiddelde weerstoestand over een periode van dertig of vijftig
jaar. Wordt bepaald door de temperatuur, neerslag en wind.
Elke klimaat kent een eigen vegetatie.
Factoren: breedteligging, ligging vanaf de evenaar (zonlicht), ligging bij
water en hoogteligging.
Tropische klimaten: 1. Het hele jaar door broeierig warm en nooit kouder dan 18
1. Tropisch graden. Er valt veel neerslag. Vegetatie: regenwoud.
regenwoudklimaat 2. Het hele jaar door een hoge temperatuur en er valt veel
2. Savanneklimaat neerslag behalve in het droge seizoen. Vegetatie: bomen en
gras.
Droge klimaten: 1. Overdag een warme temperatuur ’s avonds is het koud en kan
1. Woestijnklimaat het zelfs vriezen. Het hele jaar door weinig neerslag max. 250
2. Steppeklimaat mm. Vegetatie: geen planten, droge grote zoutvlaktes.
2. Het hele jaar door hoge temperaturen en weinig neerslag
maar meer dan 250 mm per jaar. Vegetatie: gras en stuiken.
Gematigde klimaten: 1. Koele zomers en zachte winters. Altijd neerslag. Vegetatie:
1. Gematigd zeeklimaat bos.
2. Middellands-zeeklimaat 2. Warme droge zomers en zachte winters met meer neerslag.
3. Landklimaat Vegetatie: loofbomen en olijfbomen.
3. Warme zomers en zeer koude winters. Altijd kans op neerslag
maar dit valt weinig. Vegetatie: naaldbomen.
Poolklimaten: 1. De temperatuur is altijd laag. In de zomer komt de
1. Toendraklimaat temperatuur een paar graden boven 0. Er valt veel neerslag.
2. Sneeuw- en Vegetatie: grassen, mossen en struiken.
hooggebergteklimaat 2. Het vriest bijna altijd. In de winter is er geen zon. Er valt
weinig neerslag. Vegetatie: er groeien geen planten.
Klimaatveranderingen: 1. Menselijk handelen, zoals ontbossing en de verbranding van
1. Versterkt broeikaseffect fossiele brandstoffen zorgen ervoor dat op Aarde de
2. Zeespiegelstijging concentratie van een aantal broeikasgassen stijgt, waardoor
- Absoluut het broeikaseffect wordt versterkt. Dit leidt tot de opwarming
- Relatief van de Aarde.
3. Verwoestijning 2. Water zet uit bij verwarming en daardoor stijgt de zeespiegel.
, Door het afsmelten van landijs komt er meer water in de
oceanen.
- De daadwerkelijke stijging.
- De zeespiegelstijging ten opzichte van de bodemhoogte.
3. Het uitbreiden van de woestijn en het ontstaan van nieuwe
woestijngebieden.
Zijdes van een berg: 1. De natte en bewolkte zijde (stijgingsregen).
1. Loefzijde 2. De droge zijde (stuwingsregen)
2. Lijzijde Lucht wordt gedwongen aan de loefzijde op te stijgen tegen de
helling. Koelt op hoogte af en er ontstaan wolken en neerslag.
Windstromen: Zijn van groot belang in de tropen.
1. Passaat 1. Waait altijd richting de evenaar.
2. Moesson 2. Brengt vochtige lucht van de oceaan naar het land. Ontstaat
doordat de zon in juni en december boven grote
landoppervlakten staan zoals Oost-Azië.
Aanlandige wind: Windstoom vanaf zee naar het land
Aflandige wind: Windstroom vanaf land naar zee
Luchtdruk: Geeft aan hoeveel luchtdeeltjes er aan het aardoppervlak aanwezig
1. Hoog zijn.
2. Laag 1. Geen wolken en mooi weer (veel luchtdeeltjes)
2. Wolken en kans op neerslag (weinig luchtdeeltjes)
Landschappen in Nederland: 1. Zand uit de drooggevallen Noordzeebodem.
1. Zandlandschap 2. In de duinen
2. Dekzandlandschap 3. Langs rivieren. Afgezet tijdens overstromingen.
3. Rivierkleilandschappen en 4. Is ontstaat in de natte gebieden. Wordt ook wel gebruikt als
zeekleilandschappen brandstof.
4. Veenlandschap
, 2. Bevolking en ruimte
Spreiding: Geeft aan waar mensen leven/wonen.
Factoren: basisvoorzieningen, drinkwater, landbouwgrond, geschikt
klimaat en hoogteligging.
Steden: 1. (welvarende) Mensen die uit de steden trekken. Vaak door
1. Suburbanisatie slechte omstandigheden uit de stad.
2. Re-urbanisatie 2. Een stad wordt weer aantrekkelijk en welvarende bewoners
3. Segregatie trekken terug de stad in.
4. Megasteden 3. Bevolkingsgroepen leven apart van elkaar in een stad.
4. Meer dan 15 miljoen inwoners.
Bevolkingsontwikkeling: 1. Aantal geboren kinderen (geboortecijfer) en aantal
1. Natuurlijke groei sterfgevallen (sterftecijfer).
- Geboorteoverschot - Wanneer er meer kinderen worden geboren dan dat er
- Sterfteoverschot mensen doodgaan.
2. Migratie - Wanneer er meer mensen dood gaan dan dat er kinderen
- Emigratie worden geboren.
- Immigratie 2. Naar een ander land gaan.
- Uit een land vertrekken door vertrekfactoren: oorlog,
vervolging, politiek, welvaart.
- Het ontvangende/nieuwe land.
Leeftijdsopbouw: De verdeling tussen mannen en vrouwen en hoe jong en oud zich
1. Vergrijzing verhoudt.
1. Mensen worden steeds ouder en er worden minder kinderen
geboren.
Model van demografische Maakt zichtbaar hoe in landen met een traditioneel hoog geboorte-
transitie en sterftecijfer beide in de loop van de tijd zijn gedaald tot een lager
niveau.
Gezinshereniging: Hereniging van gezinsleden die door migratie gescheiden zijn.
Afstand: 1. De afstand uitgedrukt in tijd.
1. Relatieve afstand 2. De afstand in kilometers.
2. Absolute afstand
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisapabosamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.