HOOFDSTUK 1: ENERGIE..................................................................................................................2
1. BIO-ENERGETICA.......................................................................................................................... 2
2. ENERGIE UIT VOEDING................................................................................................................. 7
3. ENERGIE OPSLAG........................................................................................................................ 11
4.ENERGIESYSTEMEN..................................................................................................................... 13
4.1 Fosfaatsysteem (ATP-PC).................................................................................................... 14
4.2 Aëroob systeem................................................................................................................. 14
4.3 Anaërobe glycolyse............................................................................................................ 16
5. BEGRIJPEN VAN ERGOSPIROMETRIE.......................................................................................... 18
6. BEGRIJPEN VAN LACTAATTESTING.............................................................................................. 22
7. ENERGIE UITGAVEN.................................................................................................................... 26
HOOFDSTUK 2: VOEDING.............................................................................................................. 32
1. ALGEMENE AANBEVELINGEN EN MACRONUTRIËNTEN............................................................. 32
2. VOEDING EN BEWEGING............................................................................................................ 41
HOOFDSTUK 3: GEZONDHEID........................................................................................................ 47
1. ALGEMENE AANBEVELINGEN..................................................................................................... 47
2. INLEIDING OBESITAS................................................................................................................... 52
3. OBESITAS EN FYSIEKE ACTIVITEIT............................................................................................... 56
4. EXERCISE EN DIABETES............................................................................................................... 59
HOOFDSTUK 4: INSPANNING......................................................................................................... 66
1. PRINCIPES VAN TRAINING.......................................................................................................... 66
2. CARDIOVASCULAIRE EN RESPIRATOIRE AANPASSINGEN AAN TRAINING................................... 76
3. SCREENING PRE-INSPANNING.................................................................................................... 84
4. SUBMAXIMALE INSPANNINGSTEST............................................................................................ 88
1
,HOOFDSTUK 1: ENERGIE
1. BIO-ENERGETICA
1.1 Basics van bio-energetica
● Door Chlorofyl kunnen planten zonlicht, CO2 & water gebruiken voor groei en productie van
O2 en glucose
● Dieren en mensen voeden zich met planten om energie op te nemen.
● De energie die wij gebruiken komt indirect van de zon
Energie
● Zonne-energie: planten en groenten
● Voedsel: energiebron
● Energieopslag: ATP
- is maar kleine dosis ATP aanwezig in cellen
- moet constant bijgemaakt worden ⇒ mitochondriën
- splitst tot ADP & energie komt vrij
- belangrijkste molecule om energie te leveren
● Principe van kettingreacties
= Energie uit voeding wordt niet rechtstreeks gebruikt maar opgeslagen
Voeding
Bevat 3 macronutriënten
(1) Lipiden (energiebron) (vetten)
(2) Koolhydraten (energiebron) (carbs)
(3) Eiwitten (proteïnen)
- bouwstenen
- reserve brandstoffen
- eerder voor weefselherstel
➔ belangrijkste zijn vetten en koolhydraten
➔ in afwezigheid van carbs of vet kunnen we toch onze eigen eiwitten gebruiken voor energie
Acetyl-CoA
● macronutriënten resulteren eerst in Ac-CoA
● loopt in 2 richtingen
● teveel Ac-CoA dat niet gebruikt wordt voor E, wordt opgeslagen als vet
● vet kan naast te veel eten ook komen door koolhydraten
Vetcel
● = adipocyt
● zit één grote druppel triglyceride in opgeslagen, reservetank met brandstof
● vet ⇒ vetdruppels, vetweefsel ⇒ druppels + verpakking (lipids vs adipose tissue)
● communicatie gebeurt door proteïne in bloed, messenger cel (= adipokines)
● adipokines wordt geproduceerd door adipocyt
(bvb leptine: signaleert verzadiging aan hersenen)
● te veel E-opname: te veel vet vnl in organen, verstoring van adipokines ⇒ plaques
2
, ● HDL kan dit compenseren, maar de HDL gaat kleiner worden dus meer uitplassen via nieren
en krijgen we als gevolg een tekort aan HDL
1e belangrijke adipokine ⇒ leptine
2e belangrijke adipokine ⇒ adiponectine
● adiponectine beschermt tegen cardiovasculaire ziekten
● meer en grotere vetcellen (bvb obese) = minder adiponectine
● grotere vetcellen vertonen sneller scheuren en barsten ⇒ opruim door macrofagen
macrofagen scheiden stoffen af die chronische inflammatie veroorzaken bvb interleukine 6, TNF alfa
● grotere vetcellen ↣ meer opgeslagen triglyceriden ↣ lipolyse (afbraak) ↣ FFA free fat acids,
vrije vetzuren circuleren in bloed , tussen de organen (visceraal vet) = meest pathogeen
● bloed naar lever gaat meer vet bevatten ↣ leververvetting ↣ cholesterol wordt kleiner en
denser ↣ verandering van LDL (slechte cholesterol)
Is vet dan de vijand?
● nee = ook brandstof, isolatie, vitamine A/E/K enkel te gebruiken bij vet in het lichaam
● opletten: vitamine A/E/K zijn niet-wateroplosbaar ⇒ stapelen op bij te veel
DUS
● Vet: triglyceriden (adipocyt, spiercel) + VVZ vrije vetzuren (bloed)
● Koolhydraten: glycogeen (spier, lever) + glucose (bloed)
● Als duur toeneemt: opgeslagen E ⇒ aangeleverd via bloed
- 4 à 5 liter, zit ca één suikerklintje glucose in, 5g
- lever moet onmiddellijk nieuwe glucose vrijzetten bij inspanning
- lever is uit te putten, glucose dan nodig van buitenaf vb. energiedrank of sportbar
- Bij warm weer dus energiedrank belangrijker (hydraterend + glucose), is hypotoon of
isotoon, kleine moleculen, fruitsap heeft vaak te grote partikels
1.2 ATP
Hydrolyse
● snelle energie afgifte
● door anaerobe hydrolyse van ATP-molecuul om energie vrij te maken
Snelle resynthese uit PCr
● Fosfocreatine (PCr) is een snel en energierijk reservoir in de cel
● creatinekinase breekt binding tussen fosfocreatine en fosfaatmolecuul
● grote hoeveelheid energie komt vrij
● -43,3 kJ/mol vrije energie wordt gegenereerd die door ATP kan worden opgeslagen
● snelste systeem, maar beperkt (1-2 min)
3
, Resynthese door fosforylatie of oxidatie van macronutriënten
● kan aeroob of anaeroob zijn in geval van glucosemetabolisme
● kan uitsluitend aeroob zijn in geval van lipiden en eiwitten
● grootste deel van E voor ATP te genereren is afkomstig uit aerobe fosforylatie/ oxidatie
● oxidatie van koolhydraten, lipiden en eiwit macronutriënten naarmate O2 verminderd
➔ ATP zit klaar in cellen, maar voldoen maar voor 10-30 sec
➔ wordt dus voortdurend aangemaakt
➔ lage intensiteit = vetten - hoge intensiteit = koolhydraten
➔ 1 g koolhydraten/ proteïne = 4 kcal - 1 g vetten = 9 kcal
➔ meest efficiënte brandstof dat minste zuurstof verbruikt zijn koolhydraten
Voorkeurssysteem: aerobe systeem
● vetten en koolhydraten
● voordeel: geen afvalproduct
● voordeel: zo lang te gebruiken als je wil, zolang er brandstof is (koolhydraten, vetten (eiwitten))
● nadeel: zuurstof nodig
- hemoglobine bindt zuurstof en vervoert het naar target cel
- meer bloed en capillairen = meer zuurstof naar cellen
● nadeel: 3’ nodig om systeem op gang te laten komen (HF ↗, openstaan bloedvaten)
Anaerobe glycolyse
● beginproduct: glucose of glycogeen
● kan de 2 overbruggen en bijspringen als we meer E vragen dan aeroob systeem kan
● brandstof = koolhydraten
● voordeel: snel op gang
● voordeel: geen zuurstof nodig
● nadeel: kan enkel glucose of glycogeen gebruiken (geen vetten)
● nadeel: melkzuurproductie (lactaat en H+ ⇒ pH in weefsels ↘)
- bufferproduct: HCO3-
- kan voorkomen dat je verzuurt door H+te neutraliseren met bicarbonaation
- H2O + CO2 kan kan je uitzweten + uitademen = eerste ventilatory threshold,
anaerobe glycolyse begint mee te werken maar kan nog gebufferd worden
- bicarbonaat raakt op: opstapeling H+ en pH daalt
VT1 = start aerobe glycolyse die mee E levert
VT2 = buffer product is op, opstapeling lactaat
Tussen deze ligt aerobe trainingszone:
- boven VT1: technische training
- tussen drempels: aerobe training
- boven VT2: weerstandstraining
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EG12345. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.85. You're not tied to anything after your purchase.