In dit document zijn de uitwerkingen van werkgroep 5 Verbintenissenrecht te vinden. Ook zijn de leerdoelen van week 5 uitgewerkt; deze zijn erg handig om te leren voor het tentamen.
Week 5
Verbintenissen uit de wet (I): persoonlijke aansprakelijkheid
1. Korte beschrijving van de inhoud
De voorgaande vier weken hebben betrekking op de totstandkoming van een rechtshandeling en de
verbintenissen die daar uit voortvloeien. De resterende drie weken van deze cursus gaan over
verbintenissen die niet uit een rechtshandeling voortvloeien, maar uit de wet. Ze ontstaan niet omdat
partijen bepaalde rechtsgevolgen beogen, maar omdat de wet aan bepaald handelen een rechtsgevolg
verbindt.
Deze verbintenissen uit de wet kunnen ontstaan uit een aantal zogenaamde 'rechtmatige daden' (zoals
bijvoorbeeld zaakwaarneming en onverschuldigde betaling) en uit de onrechtmatige daad.
Deze week (week 5) bespreken we de onrechtmatige daad. In week 6 wordt aandacht besteed aan
zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking (onverschuldigde betaling kwam reeds in week 3 aan de
orde). Daarnaast komt in week 6 de kwalitatieve aansprakelijkheid (aansprakelijkheid voor andere
personen en gebrekkige zaken) aan bod.
Op grond van een onrechtmatige daad, zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking kan een
verbintenis tot schadevergoeding ontstaan. Naast de vereisten voor het ontstaan van de
schadevergoedingsverbintenis kent het BW regels die de inhoud en de omvang van die verbintenis nader
bepalen. Deze regels van afdeling 6.1.10 BW (art. 6:95 BW en verder) over de inhoud en de omvang van
de schadevergoedingsverbintenis zullen in week 7 worden besproken
Persoonlijke aansprakelijkheid
In deze week staat de aansprakelijkheid voor het eigen onrechtmatige handelen centraal: de onrechtmatige
daad. Er wordt ingegaan op de vereisten waar aan moet zijn voldaan om in een concreet geval te kunnen
concluderen dat een rechtssubject met succes kan worden aangesproken tot schadevergoeding op grond
van artikel 6:162 BW. Deze vereisten zijn:
1) onrechtmatig handelen (zie art. 6:162 lid 2 BW voor de verschillende categorieën van onrechtmatigheid),
2) dit onrechtmatige handelen moet aan de dader toegerekend kunnen worden (op basis van één van de in
art. 6:162 lid 3 BW genoemde gronden),
3) er moet sprake zijn van schade,
4) er moet sprake zijn van causaal verband tussen de schade en het onrechtmatige handelen, en
5) er moet zijn voldaan aan het relativiteitsvereiste (zie art. 6:163 BW).
Het laatste vereiste (relativiteit) ligt besloten in het gebruik van het begrip ‘jegens’ in art. 6:162 lid 1 BW en
is uitgewerkt in art. 6:163 BW. Het relativiteitsvereiste speelt met name in het kader van de schending van
een wettelijke plicht (dat is één van de in art. 6:162 lid 2 BW genoemde onrechtmatigheidscategorieën) een
zelfstandige rol.
Maatschappelijke zorgvuldigheid
Een andere categorie van onrechtmatigheid is het handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven
recht in het maatschappelijk verkeer betaamd. Kortweg wordt dit ook wel aangeduid als handelen in strijd
met de maatschappelijke zorgvuldigheid.
Een vorm van schending van de maatschappelijk zorgvuldigheidsnorm is die van de zogenaamde
'gevaarzetting'. Of gevaarzetting aansprakelijkheid met zich meebrengt wordt beoordeeld aan de hand van
een aantal vuistregels (ook wel: criteria of factoren) die af te leiden zijn uit het Kelderluik-arrest. Deze
vuistregels zijn geen vereisten (zoals de vereisten uit art. 6:162 BW dat wel zijn), maar worden gebruikt om
te betogen of in een voorliggend geval sprake is van onrechtmatig handelen.
, Het verschil tussen factoren en vereisten
Om te bepalen of er een verbintenis op grond van de wet ontstaat moet worden vastgesteld of aan alle
vereisten die de wet stelt is voldaan. Dit is niet altijd een zwart-wit vraag: in veel gevallen zal met
verschillende argumenten betoogd moeten worden of al dan niet aan een vereiste is voldaan. In week 2
zagen we dit bijvoorbeeld bij het al dan niet bestaan van een mededelingsplicht in het kader van dwaling.
Factoren kunnen gebruikt worden om te betogen of al dan niet aan een vereiste is voldaan.
Schade en causaal verband
Voor het vaststellen of er een schadevergoedingsverbintenis ontstaat op grond van artikel 6:162 BW moet
worden bekeken of er schade is en of sprake is van een feitelijk verband tussen het onrechtmatige
handelen en de schade. Deze vereisten hangen samen met de vraag wat precies de inhoud en de omvang
van de schadevergoedingsplicht is. De soorten schade die voor vergoeding in aanmerking komen zijn
nader gespecificeerd in afdeling 6.1.10 BW (zie hierover week 7).
Wat betreft het vereiste causale verband kan in het kader van art. 6:162 BW worden volstaan met het
vaststellen van het zogenaamde conditio sine qua non verband, maar bij de vaststelling van de inhoud en
de omvang van de schadevergoeding zal meer specifiek op grond van art. 6:98 BW worden bezien of de
schade die als gevolg van het onrechtmatige handelen is geleden ook daadwerkelijk voor vergoeding in
aanmerking komt. Zo bezien valt het vereiste causale verband, in ieder geval theoretisch, uiteen in twee
fasen, de vaststelling van de aansprakelijkheid en de vaststelling van de omvang van de aansprakelijkheid
(zie eveneens week 7).
2. Leerdoelen
de eisen waaraan moet zijn voldaan om een verbintenis tot schadevergoeding op grond van een
'eigen' onrechtmatige daad te doen ontstaan opsommen, herkennen, toelichten en hanteren aan
de hand van concrete voorbeelden (op hoofdlijnen);
Elementen voor schadevergoeding
Art. 6:162 lid 2 :
1. Onrechtmatigheid
Hier staat de gedraging centraal.
a. De schending van een wettelijke rechtsnorm in het privaatrecht geldt als een onrechtmatige
daad.
o Ieder algemeen verbindend voorschrift, vastgesteld door de algemene wetgever of een
ander daartoe bevoegd overheidsorgaan, valt onder de reikwijdte van het begrip ‘wet’.
b. Een inbreuk op een recht
o Inbreuk op absolute vermogensrechten, zoals het eigendomsrecht (het kraken van een
huis).
o Inbreuk op persoonlijkheidsrechten, zoals het recht op persoonlijke vrijheid.
c. Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt.
o Ongeschreven rechtsnormen die zodanig van belang zijn of algemeen worden aanvaard,
en die met name door de rechtspraak worden geformuleerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller intissar_guds. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.