BIOLOGIE | SAMENVATTING NECTAR HAVO 5 Dit is een samenvatting van het gehele boek biologie (nectar havo 5). Met duidelijke opsommingen, afbeeldingen en eventuele aantekeningen uit mijn eigen les.
46 chromosomen à van elke ouder 23 chromosomen
Homologe chromosomen = de twee chromosomen die samen een paar vormen
(tweelingchromosomen)
Autosome chromosomen = chromosoom 1 t/m 22
Geslachtschromosomen = bepaalt het geslacht
vrouwelijk = XX
mannelijk = XY
Karyogram = chromosomenkaart, overzichtelijke rangschikking van de chromosomen
vooraan à grootste chromosoom
Karyotype = de aantallen chromosomen beschrijven
aantal chromosomen, geslachtschromosomen, eventuele afwijkingen (trisomie)
à Voorbeeld: 46, XX, +21 (van chromosoom 21 zijn er drie i.p.v. twee)
Chromosomen bestaan uit DNA en steuneiwitten.
DNA à bevat alle informatie die nodig is om je lichaam te laten werken
Gen = eigenschap
Genoom = alle eigenschappen samen
Genotype = allelen voor bepaalde eigenschappen
Allel = variaties binnen hetzelfde gen
Milieu = de omgeving
à Fenotype = samenspel tussen erfelijke factoren en het milieu
Aangeboren = eigenschappen waarmee je ter wereld komt
Emergente eigenschap = eigenschappen die niet zijn af te leiden uit het DNA
Tweelingonderzoek = onderzoek om te bepalen wat de bijdrage is van allelen en het milieu aan
de ontwikkeling van een eigenschap
PARAGRAAF 2, FAMILIESTAMBOOM
Dominant = het overheersende allel
Recessief = het allel wat niet tot uiting komt ten opzichte van het andere allel
Stamboom = overzicht van de overerving van een bepaalde eigenschap in een familie
⚫ = vrouw
⬛ = man
ingekleurd symbool = iemand heeft het bepaalde fenotype
leeg symbool = iemand heeft het bepaalde fenotype niet
Homozygoot = twee gelijke allelen (HH of hh)
Heterozygoot = twee verschillende allelen (Hh) à drager = het recessieve allel meedragen
Mensen die kleurenblind zijn, missen een bepaald eiwit in de zintuigcellen van het netvlies.
gen voor eiwit: 1. allel met informatie voor werkzaam eiwit
2. allel met informatie voor onwerkzaam eiwit
Kleurenblindheid komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen omdat een recessief allel op het X-
chromosoom altijd tot uiting komt.
Schrijfwijze allelen op het X-chromosoom:
dominante allel A = XA à de recessieve eigenschap is alleen zichtbaar bij XaXa
recessieve allel A = X a
à bij mannen is recessieve eigenschap zictbaar bij XaY
, PARAGRAAF 3, OVERERVING IN DE FAMILIE
Kruisingsschema = schema waarin de fenotypen van beide ouders aan de zijkant en bovenkant
staan à er ontstaan combinaties van de mogelijke nakomelingen
Voordat een kruisingsschema kan worden gemaakt, moet duidelijk zijn wel allel dominant is.
Monohybride kruising = kruisingsschema wat slechts om één eigenschap gaat
Onvolledige dominantie = wanneer het ene allel niet helemaal dominant is over het andere allel
Intermediair = een fenotype wat tussen beide homozygote fenotypen in zit
Multipele allelen = wanneer van een gen meer dan twee allelen bestaan
à Codominant = wanneer beide allelen dominant zijn over het andere allel
PARAGRAAF 4, EIGENSCHAPPEN GEMIXT
Als de allelen van twee eigenschappen op dezelfde chromosoom
zitten, komen ze vaak samen voor.
Gekoppeld = de twee allelen op hetzelfde chromosoom erven
samen over
à tijdens de meiose gaan beide allelen gekoppeld op het
chromosoom naar dezelfde kant van de cel en komen in dezelfde
geslachtscel terecht
Dihybride kruising = een kruising waarbij je let op twee
eigenschappen
à onafhankelijke overerving = genen op verschillende
chromosomen
Afleidingsmethode = de kruising opsplitsen in twee monohybride
kruisingen
à kansberekening over één genotype
Polygene overerving = overerving waarbij veel (=poly) genen
samen één eigenschap bepalen
PARAGRAAF 5, ERGELIJKE AANDOENING IN DE FAMILIE
Erfelijkheidsonderzoek = een onderzoek dat moet achterhalen of de aanstaande ouders een
erfelijke aanleg voor de ziekte hebben
- stamboom van de familie à komt de aandoening vaker voor in de familie?
- DNA-onderzoek = onderzoeken of er een afwijkend allel in het DNA zit
Als een van de ouders drager is, heeft het kind 50% kans op geen allel voor de aandoening en
50% kans om drager te zijn.
Letale allelen = allelen die veroorzaken dat een embryo niet levensvatbaar is
Genetische modificatie = een goed werkend eiwit in de cellen van zieken te bouwen
Gentherapie = therapie om met virussen cellen te infecteren om zo het allel in de cellen te
bouwen
Bij een stamceltransplantatie is er kans dat het lichaam de nieuwe cellen niet accepteert. Bij
gentherapie haalt de arts een kleine hoeveelheid stamcellen uit het bloed van het zieke kind en
selecteert hieruit de stamcellen, laat deze vermeerderen en een virus brengt het allel in de
stamcellen.
Embryoselectie = bij IVF onderzoek doen naar de cellen van een embryo en er een uitkiezen
zonder genetische aandoeningen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller r_. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.