Ik schrijf samenvattingen met alle benodigde informatie voor het bloktentamen. Ik beschrijf de theorie heel duidelijk en eenvoudig zodat het makkelijk wegleest en toch alles bevat wat een student moet begrijpen en kennen om de bloktoets te halen. Ik ben begonnen met mijn samenvattingen aan studente...
Literatuur:
Shaffer en kipp – Hoofdstuk 6
Leman, Bremer, Parke & Gauvin – Hoofdstuk 9
Cognitie: Gedachten processen en mentale activiteiten, waaronder: aandacht, geheugen, concept formatie en probleem oplossen
→ Het verkrijgen van kennis aan de hand van perceptie, leren begrijpen
Algemeen kan gesteld worden dat er vier verschillende kijken zijn op ontwikkeling
● Ontogenetic: bekijkt ontwikkeling van individu over het hele leven
● Microgenetic: bekijkt ontwikkeling in korte tijd (Piaget)
● Phylogenetic: bekijkt ontwikkeling over evolutie
● Sociohistorical: bekijkt ontwikkeling vanuit cultuur (Vygotsky)
Lev Vygotsky (1896 – 1934): Russische psycholoog, hield zich bezig met taal, gedachten en de sociaal culturele omgeving.
Social constructivist approach = nadruk leggen op de sociale context die gebruikt wordt bij het leren en dat kennis zowel gebouwd
als ingevoegd wordt.
Piaget’s cognitive developmental theory and processes
Jean Piaget (1896 – 1980): Zwitserse psycholoog die zichzelf zag als genetic epistogist: geïnteresseerd in de bron van kennis, gezien
vanuit een ontwikkelingsperspectief. De eerste persoon die probeerde cognitieve ontwikkelingen bij kinderen te beschrijven.
Theory of Development: theorie over cognitieve ontwikkeling
● Constructivist approach: cognitieve ontwikkeling vindt plaats doordat het kind zelf de virtuele wereld om zich heen
ontdekt, door het eigen gedrag. Kinderen zijn constructen en hebben een actieve rol in ontwikkelen van cognitie.
● Nature/Nurture: cognitieve ontwikkeling gebaseerd op combi van nurture en nature, maar voornamelijk nature.
● Sociaal-culturele invloed: Kinderen ontwikkelen zich voornamelijk op dezelfde manier. Omgeving kan uitkomst en
snelheid van de ontwikkeling positief beïnvloeden. Ervaringen zijn heel belangrijk.
(Piaget heeft hier eigenlijk niet veel over gezegd!!)
● Continuïteit/discontinuïteit: Er zijn wel fasen, maar cognitieve ontwikkeling is spiraalvormig. Kinderen ontwikkelen
zich constant en gaan alle fasen en subfasen door.
○ Invariant developmental sequence: Fasen verlopen in vaste volgorde en er kan geen overgeslagen worden.
○ Domain-general changes: alle soorten kennis ondergaan dezelfde transformatie. Deze transformaties
zorgen er uiteindelijk voor dat je de perfecte algemene redeneervaardigheden ontwikkelt. Verder denkt
men hierbij dat de mentale veranderingen een breed gebied betreffen, grote reorganisaties die het denken
in meerdere domeinen beïnvloedt.
● Individuele verschillen: Zijn niet zo belangrijk binnen zijn theorie. Verschillen ontstaan door biologische make-up en
ervaringen. Piaget biedt voor individuele verschillen weinig verklaring.
● Interacties tussen domeinen: Theorie geeft ook implicaties voor andere ontwikkelingsdomeinen.
● Universeel: De verschillende fasen beschrijven de cognitieve ontwikkeling van elk kind over de gehele wereld.
Cognitieve ontwikkeling aan de hand van volgende processen:
1. Organization: Organiseren van simpele mentale structuren naar meer complexe systemen. Dit helpt kinderen om zich
op een bepaalde manier te gedragen en de wereld te interpreteren. Over tijd verandert deze kennis omdat een kind
nieuwe informatie probeert te begrijpen en te integreren in zijn huidige kennis.
Vb. Kind weet vaag iets van een hamer en van een ander stuk gereedschap. Eenmaal geleerd hoe één van beide
werkt, moet hij ze relateren (organiseren) aan elkaar, om goed te worden in gereedschap te gebruiken.
2. Adaptation: Kinderen passen de schema’s aan aan de omgeving.
○ Assimilation (verwerking): informatie toevoegen aan al bestaande kennis
○ Accomodation (aanpassen): bestaande informatie aanpassen aan nieuwe informatie
Vb. Kind moet met hamer schilderij ophangen. Nog nooit gedaan, maar door eerdere observaties en ervaring, weet ze
dat je de hamer vast kan houden, ermee kan zwaaien via het handvat en dat je meestal een paar keer moet zwaaien.
Nu stopt ze haar gedrag in kennis die ze al heeft (assimilation). Maar als ze slaat blijkt dat de spijker krom buigt, nu
past ze haar gedrag aan om zachter te slaan (accomodation).
, 3. Cognitieve equilibrium: gebalanceerde relatie tussen gedachtenproces en omgeving.
○ Equilibratie: Proces om dit te bereiken: mechanisme dat verklaart hoe kinderen van de ene gedachte fase
naar de andere gedachte fase verplaatsen. Deze verplaatsing treedt op wanneer kinderen een cognitief
conflict ervaren (= Disequilibrium). Wanneer het kind dit conflict oplost, bereikt het een balans (=
Equilibrium) van gedachten.
Soorten schema’s:
● Behaviour scheme: Fysiek (baby’s)
● Mentaal scheme: cognitief (kinderen)
● Operational scheme: Logisch redeneren.
● Habit: Simpele reflexen onafhankelijk van stimuli.
De ontwikkeling om de wereld te begrijpen gaat via vier fasen, die allemaal geassocieerd zijn met een bepaalde leeftijd en een
manier van denken. Aan het begin van iedere fase zijn de schema’s onstabiel en ongeorganiseerd, aan het einde stabiel en goed
georganiseerd. Kinderen kunnen wel verschillen in het bereiken van een fase. Als de omgeving meer mogelijkheden om te leren
aanbiedt, bereiken kinderen eerder een bepaalde fase.
De fases:
1) Sensorimotor Thought: geboorte-2 jaar
Ontwikkelen van fysieke bewegingen, reflexen en acties. Opgedeeld in subfases:
(fase 1-3 is toevalligheid, fase 4-6 is bewust)
1. Reflex Activiteit: 1e maand,
Simpele reflexen Vb. zuigen aan fles.
Geen objectpermanentie: Kijkt naar object voor zich, geen focus
2. Primary Circular Reactions: 1-4 maanden
Eerste gewoontes: schema’s gebaseerd op simpele reflex. Vb. zuigen terwijl er geen fles is.
○ Circular Reaction: herhaling van gedrag om te experimenteren wat voor plezier het brengt.
○ Primary circular reaction: Vb. bij toeval op vingers zuigen, weet de volgende keer nog niet dat hij dan z’n
vingers naar z’n mond moet brengen.
Geen objectpermanentie: Denkt dat object niet bestaat als hij het niet kan zien
3. Secondary Circular Reactions: 4-8 maanden
Meer gefocust op wereld en objecten. Herhalen van iets dat ze interessant vinden.
Begin objectpermanentie: Op zoek naar deels verborgen objecten.
4. Coordination of Secondary Circular Reactions: 8-12 maanden
Combineren schema´s en acties om doel te bereiken. Scheiden van middelen en doelen.
Verdere objectpermanentie: Gaat op zoek naar verborgen objecten.
5. Tertiary Circular Reactions: 12-18 maanden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fieketran. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.