Pedagogisch handelen en communiceren met jonge kinderen
Institution
Hogeschool Utrecht (HU)
Book
Hoe ga je om met kinderen op school en met hun ouders ?
H2, H3, H6 en H14. Stof voor de eerstejaars van de HU. Ook theorie uit de PowerPoints zijn toegevoegd in deze samenvatting (ook van observeren van het jonge kind).
hoe ga je om met kinderen op school en met hun ouders
pedagogisch handelen en communiceren met jonge kinderen
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Utrecht (HU)
Academische lerarenopleiding primair onderwijs
Pedagogisch handelen en communiceren met jonge kinderen
All documents for this subject (1)
1
review
By: denwaik • 5 year ago
Seller
Follow
mariska-wright
Reviews received
Content preview
Hoe ga je om met kinderen op school en met hun ouders? Sv
Uit PowerPoint bijeenkomst 1:
Basisbehoeften:
Dan is er welbevinden, motivatie, inzet en zin in leren!
Relatie: Anderen waarderen mij en willen met mij omgaan.
Competentie: Ik geloof en heb plezier in mijn eigen kunnen.
Autonomie: Ik mag en kan het zelf doen, hoewel niet altijd alleen
Relatie
De voorwaarde voor leren, voor eigen ontwikkeling en ontwikkeling naar je vermogen, is
verbondenheid. Ook als een kind net geboren is. De biologische behoefte van een pasgeborene is om
zich naar de wereld te wenden. Vanuit de ouders is er dan juist de behoefte zich naar het kind te
wenden. Er ontstaat wederzijdse responsiviteit in verbondenheid. Aan de keukentafel noemen we
dat: gehechtheid - ik ben aan je gehecht. En daar ligt dan weer de basis voor ontwikkeling. De
motivatie je te ontwikkelen ontstaat alleen uit verbondenheid. Als je je nooit verbonden hebt
gevoeld, ontwikkel je die motivatie niet. Het zijn vaak mensen aan de rand van de samenleving, die
die vitale basis gemist hebben. En dáár ben je bezig. Als leraar, als schoolleider.
Competentie
Kinderen willen laten zien wat zij kunnen en zichzelf als effectief ervaren. Dat vraagt uitdaging. Dat
kan alleen als het onderwijs is afgestemd op de mogelijkheden en (basis)behoeften van de leerling.
Niet opletten, niet meedoen, onderpresteren, niet durven, het zijn vaak tekenen van
afstemmingsproblemen.
Autonomie
Autonomie verwijst naar het gevoel onafhankelijk te zijn. Kinderen willen het gevoel hebben de
dingen zélf te kunnen doen. Zélf kunnen beslissen, zelf keuzes maken. Dat kan alleen in een
omgeving waarin de eigenheid van het kind gerespecteerd wordt. Een kind is er voor zichzelf, niet
voor zijn ouders of
voor de school. Kinderen hebben al jong behoefte zich te onderscheiden, hun eigen keuzes te maken.
Relatie is één van de belangrijkste basisvoorwaarden in de klas! Bouwstenen voor een goede relatie
zijn:
Acceptatie = erkenning van de eigenheid v/h/ kind ook al is het kind soms lastig. Geef het kind
een veilig gevoel dat het goed komt. Elk kind is uniek.
Ondersteuning = Uitzicht op ontwikkeling. Soms kan het kind het alleen, soms samen met
anderen. Geef het kind vertrouwen dat het ondersteuning krijgt als de behoefte er is. Geef het
kind het vertrouwen dat het ook zelf uitdagingen aan kan gaan.
Betrokkenheid: het willen en kunnen aangaan van een relatie met het kind.
,H2 Zelfbeeld: concrete uitwerking
2.1 Een goede relatie en beïnvloeden van het zelfbeeld
Negatief zelfbeeld = het kind heeft problemen met wat het van zichzelf vindt op lichamelijk,
emotioneel, sociaal en / of cognitief vlak.
Niet goed functioneren van een leerling gaat ten koste van leren, lesgeven en leeropbrengsten. Een
negatief zelfbeeld gaat gepaard met bepaalde gevoelens en gedrag: onzekerheid, vaak afweer,
teruggetrokkenheid, gauw in je schulp kruipen, weinig vertrouwen in een ander. Dergelijke gevoelens
en gedrag maken een kind minder of zelfs moeilijk ontvankelijk voor een positieve benadering.
2.2 Ik ben de moeite waard
Een positief zelfbeeld is het als het ware een optelsom van goede en minder goede eigenschappen
en vaardigheden, waarvan de uitkomst is: ‘Ik ben de moeite waard.’ Bij het optellen weegt de ene
eigenschap of vaardigheid wat zwaarder dan de andere. Het idee van het kind ‘Ik ben de moeite
waard is dus een grote concretisering van het begrip positief zelfbeeld.
Het zelfbeeld ontwikkelt zich met de leeftijd van het kind mee.
Bij het zelfbeeld zijn vier aspecten te onderscheiden:
1. Een emotioneel aspect: ‘ik voel mij veilig, heb vertrouwen en voel zekerheid.’
2. Een sociaal aspect: ‘ik ben aardig en lief.’
3. Een cognitief aspect: ‘ik ben bekwaam.’ wat het kind vindt dat het kan (lezen, torens
bouwen).
4. Een lichamelijk aspect: ‘ik ben mooi, sterk, atletisch.’ wat het kind vindt dat hij lichamelijk kan
en hoe hij zich fysiek voelt. Bij jonge kinderen ook vooral hoe het eruitziet (concreet
waarneembaar).
Veilig, vertrouwen en zeker + aardig en lief + bekwaam + mooi, sterk, atletisch = ik ben de moeite
waard.
Zelfbeeld: emotioneel aspect
Al in een heel vroeg stadium van de ontwikkeling van een kind wordt bepaald of een kind zich veilig
kan voelen. In dat stadium ontstaat de grondhouding van het kind, die zich zal ontwikkelen tot een
van vertrouwen of van wantrouwen. In een wat later stadium, in de peutertijd, gaat het erom of het
kind zijn eigen gedachten, gevoelens en gedragingen mag en durft te ontplooien. De
motivatiepsychologie gaat uit van drie psychologische basisbehoeften: de behoefte aan autonomie,
relatie en competentie. Deze behoeften creëren met elkaar de intrinsieke motivatie om je te
ontwikkelen als mens. Bij deze component gaat het vooral om het ontwikkelen van een gevoel van
autonomie.
Zelfbeeld: sociaal aspect
Dit komt overeen met wat de motivatiepsychologie de basale behoefte aan relatie noemt. Is de
sociale grondhouding positief, dan zal een kind veel eerder de durf hebben relaties aan te gaan en
kan dan tegen een stootje als deze niet altijd positief verlopen. Een kind dat zichzelf aardig vindt, zal
minder gauw problemen ondervinden in zijn sociaal – en overigens ook in zijn emotioneel –
functioneren dan een kind dat zichzelf niet aardig en lief vindt.
,Zelfbeeld: cognitief aspect
In de motivatiepsychologie heet dit de basisbehoefte aan competentie. Deze behoefte zien we terug
in het streven naar vertrouwen in eigen kunnen, bijvoorbeeld door het opdoen van succeservaringen
gevoel van bekwaamheid.
Zelfbeeld: lichamelijk aspect
Lichamelijke afwijkingen, veel gezondheidsproblemen en onhandig zijn kunnen het gevoel van
basiszekerheid van een kind aantasten.
Zelfbeeld bij kleuters:
1. Kleuters beschrijven zich in uiterlijkheden/concrete vormen. Vanaf 6 jaar ook in psychische
eigenschappen ‘ik help graag anderen, ik ben verlegen’
2. Zo blijf ik altijd, continue in de tijd.
3. Weerspiegeling van relatie met ouders/omgeving.
4. 3 stadia:
- duidelijk besef van bij het kind een jongen of een meisje te zijn (ong. 3 jaar)
- geslachtsstabiliteit: besef van dat een jongen een jongen blijft en later een man zal
worden (ong. 4/5 jaar)
- geslachtsconstantheid: besef dat een jongen altijd een jongen zal blijven ook al vinden
er uiterlijke veranderingen plaats (ong. 6/7 jaar)
2.3 Negatief zelfbeeld en compensatiegedrag
Er is sprake van een negatief zelfbeeld als een leerling een of meer aspecten van het zelfbeeld
zodanig negatief ervaart dat het zijn totale zelfbeeld bepaalt. Bij een negatief zelfbeeld gaat het
concreet gezegd dus om het ervaren van een sterke min op een of meer van aspecten van het
zelfbeeld. Het is een gebruikelijke reactie dat een kind pogingen zal ondernemen om het negatief
ervaren aspect om te buigen naar positieve ervaringen: hij zal proberen een min om te zetten in een
plus. Hij zal proberen zich zo te gedragen dat het waarschijnlijk is dat hij van de omgeving positieve in
plaats van negatieve reacties krijgt. Blijven deze reacties uit, dan heeft het kind geen perspectief dat
zijn gedrag het bedoelde effect heeft.
De neiging negatieve gevoelens te vermijden is een sterke drijfveer. Daardoor zal het kind blijven
zoeken naar manieren om toch een positief zelfbeeld te ervaren. Het gaat gedrag ontwikkelen
waardoor het als het ware de negatief ervaren elementen compenseert: het gaat
compensatiegedrag vertonen. Er zijn twee vormen van compensatiegedrag:
- Een kind kan compensatiegedrag binnen het negatief ervaren aspect compensatiegedrag
vertonen binnen het negatief ervaren aspect als een kind een sterke min ervaart op sociaal
gebied, zal hij proberen daar een plus van te maken door de aandacht te verleggen naar andere
elementen binnen dat aspect (ongevraagd hulpvaardig zijn naar anderen).
- Als het niet lukt te compenseren binnen het als negatief ervaren aspect, zal de leerling proberen
een van de andere aspecten te versterken, er als het ware een grotere plus van maken. Je kunt
daarbij denken aan niet meer buiten spelen en alle aandacht laten uitgaan naar huiswerk maken.
Het is natuurlijk gedrag om een balans tussen positieve en negatieve aspecten van het zelfbeeld te
krijgen. Allerlei oorzaken in de persoonlijkheidsstructuur of in de omgeving kunnen ervoor zorgen dat
het een kind niet lukt een negatief aspect om te buigen naar een positief aspect. Daardoor kan de
balans van positief en negatief ervaren aspecten verstoord raken. Het compensatie kan dan zodanige
vormen aannemen dat het gedrag van het kind probleemgedrag wordt. Problematisch
compensatiegedrag betekent dat het kind steeds nadrukkelijk, door de omgeving vaak als
,overdreven ervaren, gedrag vertoont. Veelal zal de omgeving dit gedrag door het nadrukkelijke
karakter als onrecht ervaren en het daarom niet accepteren.
Het niet-doorgronden van dit mechanisme betekent dat je als leraar niet adequaat kunt reageren.
Dat brengt het ontwikkelen en / of in stand houden van een goede relatie tussen leraar en leerling in
gevaar.
2.4 Herkennen negatief zelfbeeld en compensatiegedrag
Er zijn verschillende bronnen die informatie kunnen geven of een kind een negatief zelfbeeld heeft
en of er sprake is van compensatiegedrag: informatie van ouders, informatie van clubs waarop het
kind zit of informatie van de vorige leraar. Maar in de dagelijkse praktijk van het onderwijs is de
eerste bron van informatie het kind zelf. Het gedrag dat een kind vertoont met problemen met zijn
zelfbeeld, is dus het belangrijkste aangrijpingspunt.
2.4.1 Herkennen negatief zelfbeeld
We kunnen het gedrag dat een kind met een negatief zelfbeeld vertoont onderscheiden in gedrag dat
vooral op de omgeving is gericht en gedrag dat meer naar binnen is gericht.
Negatief zelfbeeld: emotioneel aspect
Bij het kind overheerst een gevoel van ‘ik voel mij onveilig, onzeker, heb geen vertrouwen’. Een kind
dat op dit aspect een negatief zelfbeeld heeft, zal zich, wanneer het zich naar buiten, op de omgeving
richt, sterk afhankelijk van die omgeving opstellen. Gedrag dat je dan ziet, is bijvoorbeeld gerichte
zelfstandigheid, veel hulp en bevestiging vragen, onzekerheid tonen over of wat doet, goed is. Bij
meer naar binnen gericht gedrag zien we een weinig ondernemen kind, (over)gezeglijk, passief, dat
niet op onderzoek uitgaat en zich vastklampt aan het bekende.
Negatief zelfbeeld: sociaal aspect
Bij het kind overheerst een gevoel van ‘ik ben iet aardig en lief’. Redenen van deze slechte relatie met
zijn omgeving kunnen zijn:
- Het kind beschikt niet of onvoldoende over (sociale) vaardigheden om met anderen om te gaan.
- Het kind heeft gedragsproblemen, bijvoorbeeld voortkomend uit leerproblemen of uit
problemen thuis. Dit leidt ertoe dat de leraar hem vaak straft en dat andere kinderen hem uit de
weg gaan.
, - Het kind past niet in de groep. Er zijn te grote verschillen tussen hem en de heersende cultuur in
de groep. Hij ziet geen kans het door de groep verlangde gedrag te vertonen, waardoor de groep
hem niet begrijpt en hem gaat mijden.
Als dit kind in zijn gedrag vooral op zijn omgeving richt, zien we agressief aandoend gedrag: een
grote mond, van zich afbijten, slaan, vechten. Bij dit beeld hoort ook een kind dat niet tegen zijn
verlies kan.
Wanneer een kind naar binnen gekeerd gedrag vertoont, zien we een vermijden van sociale
contacten. Het kind speelt op het plein niet meer mee, gedraagt zich teruggetrokken, wordt
ontoegankelijk.
Negatief zelfbeeld: cognitief aspect
Kinderen met leerproblemen, of die van jongs af aan moeilijk informatie opnemen, of met een
beperkte intelligentie, zullen zich vaak niet bekwaam voelen. Daarmee ontstaat een negatief
zelfbeeld op dit aspect. Bij naar binnen gericht gedrag zal dit kind van alles doen om geen
leerprestaties meer te hoeven leveren. Het droomt weg, let niet meer op, want het heeft het gevoel
dat dat toch geen zin heeft. Vervolgens kan het voorzichzelf ‘verklaren’ dat zijn prestaties niet goed
zijn, omdat het niet gehoord heeft waarover een les ging.
Wanneer dit kind zich in zijn gedrag op de omgeving gericht is, zien we uitsloverig gedrag: regelmatig
melden wat het weet, ook al is het iets onbelangrijks, al voor de instructie voorbij is roepen ‘oh dat is
makkelijk!’ Bij navraag weet het kind dan vaak niet eens goed om welke opdracht het gaat. Fouten
liggen zelden aan hemzelf, maar vrijwel altijd aan de omgeving.
Negatief zelfbeeld: lichamelijk aspect
Bij op de omgeving gericht gedrag moeten we denken aan bijvoorbeeld het op sportgebied uitbuiten
van zijn onhandigheid: de clown uithangen door zich expres te laten vallen. Een kind met een
negatief beeld van zijn gezondheid vraagt extra aandacht voor wat het niet kan; kan zelfs doen alsof
het dingen niet kan, waarvan de omgeving weet dat dit niet zo is. Bij een negatief beeld van het
uiterlijk kan een zijn ‘lelijkheid’ gaan accentueren, bijvoorbeeld door extra slordige kleding of door
ongewassen te zijn. Bij het naar binnen gericht gedrag ligt het anders. Het kind zal zich zo min
mogelijk bewust willen maken van zijn lichaam. Dat kan zich uiten in weinig opvallende kleiding,
maar ook in verwaarlozing van het lichaam, een slechte, ineengedoken, lichaamshouding, etc.
Negatief zelfbeeld: alle aspecten
Als het kind in zijn gedrag vooral op zijn omgeving gericht is, zien we een kind dat zich opstandig en
weerspanning gedraagt. Zij lijken zich met opzet nog negatiever te gaan gedragen. Het is een manier
om het gevoel te krijgen in elk geval op enige manier de moeite waard te zijn, al is het dan in het
negatieve. Bij een naar binnen gericht reactie zien we een kind dat zich afwend van de omgeving.
Het kind ervaart zijn situatie als zwaar, maar ziet geen kans iets met dit gevoel te doen. Het voelt zich
als het ware lamgeslagen door een overheersend zelfbeeld. In de klas keert het kind zich af van
groepsgenoten en de leraar. Het is steeds moeilijker dit kind tot actie aan te zetten. Handelen
betekent een nieuwe kans op mislukking en dus geen negatieve ervaring. Daarom is passiviteit voor
dit kind lonen. In het uiterste geval kan dit kind in een depressie terechtkomen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariska-wright. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.