Samenvatting van micro economie, gegeven door Sleuwagen Leo. In deze samenvatting zitten notities uit de les, verdere informatie uit het boek, slides,.. verwerkt. Het omvat dus alles wat je moet kennen. Met deze samenvatting was ik vlot geslaagd in eerste zit.
Micro-economie
1e 9 hoofdstukken zijn economie, dus dat is inleiding
1 extra hoofdstuk dat niet in het boek staat
Meerkeuze examen (40)
Wat voorafging
- Marginale kostencurve: het bedrag waarmee de totale kosten toenemen als een bedrijf 1
extra product produceert.
- Aanbodcurve: bereidheid van de aanbieder om het product op de markt te brengen
(minimale prijs), hij moet een additioneel product kunnen produceren
De aanbodcurve loopt opwaarts
De vraagcurve is dalend: bereidheid tot betalen wordt kleiner naarmate hij meer van het goed
consumeert.
Prijselasticiteit van de vraag = de reactie van de markt op een prijsverandering wordt veelal gevat in
een getal, de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid. Je kan dus zien hoe gevoelig de vraag is.
Op elk punt van de vraagcurve kan je een elasticiteit berekenen.
Bij een prijsstijging van 1% neemt de vraag naar bananen af met 4%
Prijselasticiteit = (-4%)/(1%) = - 4
Bij een prijsstijging van 2% neemt de vraag naar agenda’s met 1% af
Prijselasticiteit = (-1%)/(2%) = - 0,5
Inelastische vraag: waarde tussen nul en -1: de opbrengsten nemen toe bij prijsstijging. Een
maximale omzet is er wanneer de elasticiteit gelijk is aan -1
Elastische vraag: waarde onder -1: de opbrengsten nemen af bij prijsstijging
,B= rico, P/Q laat de elasticiteit veranderen want de rico is constant.
Bv: je hebt een bloemenwinkel en zit in het elastische gedeelte van de vraag, wat moet je dan doen
om omzet te verhogen? => prijs verlagen
Stel je zit in een inelastisch deel => prijs verhogen
perfect inelastische vraagcurve: geen enkele reactie van de gevraagde hoeveelheden op
een prijsverandering, vraagcurve is een verticale rechte. Iedereen betaalt dus ondanks
de prijsverhoging of verlaging. Dit is bijvoorbeeld het geval bij noodzakelijke
geneesmiddelen.
→ε=0
perfect elastische vraagcurve: vraagcurve is horizontaal: de hoeveelheidsverandering
ten gevolge van een prijsverandering wordt steeds groter. Hoe elastischer hoe sterker de
reactie. Als de prijs blijft stijgen gaat de hoeveelheid dalen tot nul.
→ ε= - ∞
Waar is de omzet van de vraag maximaal: in de helft van de vraagcurve
Het hangt ook af van hoeveel substituten er zijn en of het een levensnoodzakelijk product is. Hoe
meer substituten, hoe elastischer de vraag.
Elasticiteit op korte termijn: de kopers of verkopers kunnen de verkoopbeslissingen niet volledig
aanpassen bij een verandering in prijs, de elasticiteit is kleiner.
Op lange termijn is er wel volledige aanpassing nodig. Op langere termijn is de elasticiteit dus
meestal groter dan op korte termijn.
Prijselasticiteit van het aanbod: hoeveel procent aangeboden hoeveelheid dat verhandeld wordt bij
procentuele prijstoename: hier zal het een positief getal zijn
procentuele verandering ∈de aangeboden hoeveelheid
elasticiteit van het aanbod=
procentuele verandering∈ prijs
, procentuele verandering∈gevraagde hoeveelheid
Inkomenselasticiteit =
procentuele verandering∈inkomen
Bv: als het inkomen met 1% stijgt dan stijgt de vraag naar appelen met 1,32%
(=inkomenselasticiteit): hoe meer inkomen, hoe meer de gevraagde hoeveelheid zal
toenemen.
sommige zijn heel elastisch (luxe)
Kruiselingse prijselasticiteit: je gaat dus verschillende producten met elkaar vergelijken: wat gebeurt
er als de prijs van een substituut verandert: stel dat de prijs van appelen stijgt, dan zal de vraag naar
bananen toenemen.
procentuele verandering∈vraag naar goed x
kruiselingse prijselasticiteit=
procentuele verandering∈ prijs van goed y
Adam Smith: de prijs is het mechanisme dat er voor zorgt dat de welvaart hoog wordt
Consumentensurplus (CS): het verschil tussen wat je bereid bent om te betalen en wat je
effectief betaalt
Producentensurplus (PS): verschil tussen wat je ontvangt en wat je wil ontvangen
Evenwichtsprijs: prijs waar de aanbod en vraagcurve gelijk zijn, het is dus het snijpunt van de curves.
Welvaart= som van consumenten en producentensurplus.
Naarmate de termijn langer wordt, wordt de aanbodcurve vlakker => het consumentensurplus (of
producentensurplus? ) gaat weggaan. Eigenschap van volledige mededinging: als er geen
overheid/ander mechanisme is die ingrijpt, komt er altijd een efficiënte uitkomst tot stand, dit is het
maximaliseren van de welvaart. Dit is het punt waar de vraag en aanbod lijn elkaar snijden.
, HFST 10) toepassingen op
volmaakte mededinging
Volmaakte mededinging: niemand heeft invloed op de prijs
Partieel equilibrium: focust op 1 markt
Generaal equilibrium: evenwichtsprijzen en hoeveelheden in verschillende markten simultaan.
1)De onzichtbare hand
In een perfect competitieve evenwicht worden middelen efficiënt toegewezen. Dit betekent dat:
- Iedereen die tenminste de marktprijs wil betalen, het product kan kopen.
- Iedereen die bereid is te verkopen tegen de marktprijs, het product kan verkopen.
De totale welvaart op de markt kan niet toenemen door het aantal transacties te verhogen of te
verlagen
Theorie van de onzichtbare hand (Adam Smith): de hoeveelheid die geproduceerd wordt in een
markt van volledige mededinging is die hoeveelheid die de netto economische baten (som van
consumenten en producenten surplus) maximaliseert. Dus ook al is er geen externe kracht actief die
prijzen en hoeveelheden stuurt, toch wordt de meest optimale uitkomst bereikt.
Deadweight loss (DWL): als de verdeling niet maximaal is, zorgt elke afwijking voor een
welvaartsverlies.
2)Overheidsinterventies
Toch bemoeit de overheid zich vaak bij markten van volledige mededinging, omdat consumenten of
producenten beschermd moeten worden omdat de markt anders niet goed werkt. Een product wat
de overheid belangrijk vindt om te produceren, wordt dan zonder bescherming niet geproduceerd
De overheid gaat ingrijpen: Voorbeelden hiervan zijn agrarische producten, arbeidsmarkt
(minimumloon) en zonnepanelen (subsidies). Het gevolg hiervan is dat er wordt afgeweken
van de uitkomst onder volledige mededinging (maatschappelijke schade/DWL)
Merk op:
- Totale welvaart W= CS + PS + G
- We werken met een stijgende marktaanbodcurve
- Tenzij anders is vermeld gaan we ervan uit dat degene die het meeste bereid is om voor het
product te betalen, dit product ook krijgt.
- Marktefficiëntie is een maat voor het procentuele welvaartsverlies, dat optreedt door af te
wijken van het evenwicht in perfecte competitie
Accijns
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller barrie9401. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.27. You're not tied to anything after your purchase.