100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Maatschappijwetenschappen vwo examenstof 2024 $3.77   Add to cart

Summary

Samenvatting Maatschappijwetenschappen vwo examenstof 2024

 18 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Dit is een begrippenlijst/rijtjes lijst van alle stof die je voor het examen maatschappijwetenschappen vwo moet leren. Het is ook handig voor 4V of 5V! Dit komt uit het boek Seneca tweede druk vwo 2021, Hoofdstuk 1 tm 12, (zonder H8 want dit is geen examenstof.) Je zou met het leren van enkel dez...

[Show more]

Preview 3 out of 22  pages

  • May 1, 2024
  • 22
  • 2023/2024
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Kernconcepten
Vorming = het proces van verwerving van een bepaalde identiteit
- Identiteit:
het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor
zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over de groepen waar hij wel of juist niet deel van uitmaakt.
- Socialisatie:
het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groepen en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces
bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
- Acculturatie:
het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid.
- Politieke socialisatie:
het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de groepen en de samenleving waar mensen toe behoren. Het
proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen
- Cultuur:
het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen (invouw) die mensen als lid van een groep of
samenleving hebben verworven.
- Ideologie:
een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in ideeën over de meest wenselijke
maatschappelijke en politieke verhoudingen.

Verhouding = de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale
zin vorm geven aan deze verschillen. (ook → onderlinge betrekkingen tussen staten)
- Samenwerking:
het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een
gemeenschappelijk doel.
- Conflict:
een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om de eigen doelen te bereiken.
- Macht:
het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te
beperken of te vergroten.
- Gezag:
macht die als legitiem beschouwd wordt
- Sociale (on)gelijkheid:
een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun
maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en
behandeling.

Binding = verwijst naar de relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, tussen leden van een groep, in de
maatschappij en op het niveau van de staat.
- Groepsvorming:
het tot stand komen van bindingen tussen meer dan 2 mensen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en
normen ontwikkelen
- Sociale cohesie:
het aantal en de kwaliteit van bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te
zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep
op kunnen doen
- Politieke institutie:
complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke
machtsuitoefening en politieke besluitvorming reguleren
- Sociale institutie:
complex van min of meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen, die het gedrag van mensen en hun
onderlinge relaties reguleren
- Representatie:
de vertegenwoordiging van een groep in (politieke) organisaties door 1 of enkele betrokkenen die namens de groep optreden
- Representativiteit
de mate waarin de (politieke) besluiten, de standpunten of achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers overeenkomen met die
van de groep die vertegenwoordigd wordt
- (Cultuur)

Verandering = verwijst naar richting en tempo van ontwikkelingen in de samenleving en de (on)mogelijkheden deze te beïnvloeden.
- Rationalisering:
het proces van het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar voorspelbaar en beheersbaar te maken en
van het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken
- Staatsvorming:
de institutionalisering van politieke macht tot een staat
- Institutionalisering:
het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen,
die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren
- Democratisering:
het proces van verandering van de machts- en gezagsverhoudingen door een grote inspraak en medezeggenschap van degenen met
minder macht
- Individualisering:
het proces waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op verschillende gebieden kunnen vergroten
- Globalisering:
het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over zeer grote afstanden en over landsgrenzen heen

,Hoofdstuk 1
Referentiekader = het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand
denkt en handelt = sociale bril (iedereen kijkt, ziet en beleeft de wereld op zijn eigen manier)
Identiteit = het beeld dat iemand van zichzelf heeft/uitdraagt/ anderen voorhoudt, dat hij als
kenmerkend beschouwt voor zijn eigen persoon / is afgeleid van zijn perceptie over de groepen waar
hij wel/niet deel van uitmaakt.
Persoonlijke identiteit = zelfbeeld, wie ben ik? (mensen willen graag positief zelfbeeld hebben en
uitdragen naar anderen) (belangrijke anderen zijn rolmodellen) (dit bepaalt hoe anderen over je
denken)
Sociale identiteit = deel van iemands zelfbeeld dat past bij de groepen waarvan hij deel uitmaakt. (bij
wie hoor ik) groepsidentificatie ( = iemand vindt dat hij bij een bepaalde groep hoort)
Interne collectieve identiteit = het gezamenlijke zelfbeeld, wij-gevoel. Wie zijn wij?
Externe collectieve identiteit = het beeld dat de samenleving heeft van een groep. (mensen hebben
verwachtingen van het gedrag van anderen met een bepaalde identiteit) Wie zijn zij?
loyaliteitsconflict = als iemand spanning voelt om te moeten kiezen tussen waar je bij hoort
(groepen of personen)
Schaamtecultuur / schuldcultuur

Socialisatie = het proces van overdracht en verwerving (waarden en normen worden geïnternaliseerd)
van de cultuur van de groepen en de samenleving waartoe mensen behoren. Het proces bestaat uit
opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
Primaire socialisatie = binnen kleine groepen/gemeenschappen/gezin/vrienden. (sommige dingen
gaan uitmaken van je identiteit)
Secundaire socialisatie = binding in secundaire groepen wordt versterkt door collectieve rituelen.
Tertiaire socialisatie = door anonieme socialisatoren / met wie mensen niet rechtstreeks een band
hebben (actoren = een groep of persoon die betrokken is bij maatschappelijke vraagstukken)

Nature = aangeboren, biologische factoren
Nurture = aangeleerde eigenschappen (omgevingsfactoren, sociale interactie, maatschappelijke
oorzaken)
Cultuur = het geheel van INVOUW (instituties, normen, voorstellingen, opvattingen,
uitdrukkingsvormen, waarden) die mensen als lid van een samenleving hebben verworven.
Materiële aspecten: dingen die je aan de buitenkant kan zien. Immateriële aspecten: zaken die je
niet meteen ziet, maar wel belangrijk zijn voor mensen/hun gedrag.

Dominante cultuur = cultuur van de groep in de samenleving met de invloedrijkste / grootste positie
(politiek of economisch gezien)
Subculturen = levensstijlen die deels overlappen met de dominante cultuur, maar ook een beetje
afwijken.
Tegencultuur = mensen die niet willen horen bij de dominante cultuur.
Enculturatie = iemand leert cultuur aan waarin hij geboren wordt
Acculturatie = aanleren en verwerven van een andere cultuur / of cultuurelementen daaruit, dan die
waarin iemand is opgegroeid.

Verschillen in …. leiden tot sociale ongelijkheid:
- cultureel kapitaal = kennis, houdingen en opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor
hoge sociale posities
- economisch kapitaal = financieel bezit / hoog inkomen
- sociaal kapitaal = de connecties (mate van respect)

Individualisering = het proces waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op
verschillende gebieden in de samenleving kunnen vergroten.

, Secularisering = ontkerkelijking (bv. door socialisatie)
Globalisering = het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over
zeer grote afstanden of landsgrenzen heen.

Hoofdstuk 2
Sociale ongelijkheid = een situatie waarin verschillen tussen mensen, in al dan niet aangeboren
kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie die kunnen leiden tot een
ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken van waardering en behandeling.

Ongelijke verdelingen in:
- economische hulpbronnen = geld en bezit
- politieke hulpbronnen = macht en gezag
- sociale hulpbronnen = mensen die je kent en helpen
- symbolische hulpbronnen = status en aanzien

Sociale stratificatie = de verdeling van de maatschappij (maatschappelijke positie) in groepen ( =
sociale lagen) waartussen sociale ongelijkheid bestaat. Als de lagen boven elkaar worden geplaatst
= maatschappelijke ladder.
Beroepsprestigeladder = mensen die worden vergeleken op basis van status van een beroep.
Sociale mobiliteit = de plek op de maatschappelijke ladder kan verplaatsen.
Positietoewijzing = maatschappelijke oorzaken waarom iemand hier terecht komt
Positieverwerving = mensen kunnen zelf bepalen/beïnvloeden op welke positie ze terecht komen.
Eigen bijdrage.
In een gesloten samenleving is er geen sprake van sociale mobiliteit. Open samenlevingen
daarentegen hebben wel een kans.

Verzorgingsstaat = de staat neemt verantwoordelijkheid voor het welzijn van de burgers. Door
private goederen (waar je voor moet betalen) en collectieve goederen (voor iedereen bedoeld,
niemand kan worden uitgesloten). Een nadeel van collectieve goederen is het dilemma van de
collectieve actie (free riders). Oplossing kan zijn; dwang.

Macht = het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de
handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.

Hulpbronnen/machtsbronnen (H2) / sociale bindingen (H3)
- affectief = gevoel/emoties
- cognitief = kennis
- economisch = geld/bezit
- politiek = overheid

Groep in de samenleving met overwicht = hegemonie.
Evenveel macht / weinig machtsverschillen = machtsevenwicht
Machtsvacuüm = als een groep macht verliest, maar nog geen machtige groep plaats heeft
ingenomen.
Formele macht = vastgelegd in regels/wetten
Informele macht = niet vastgelegd in regels/wetten

Gezag = macht dat als legitiem (aanvaardbaar) wordt beschouwd. Op micro (individu), meso
(groepen) of macroniveau (samenleving)

Samenwerking = het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun
handelen op elkaar af te stemmen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alexmgalen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.77
  • (0)
  Add to cart