100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Handboek Organisatie en management - Inleiding Bedrijfskunde (MPVB-P-IBDK) $8.14   Add to cart

Summary

Samenvatting Handboek Organisatie en management - Inleiding Bedrijfskunde (MPVB-P-IBDK)

8 reviews
 163 views  31 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een samenvatting van een aantal hoofdstukken van het boek Handboek Organisatie en Management van Jos Marcus en Nick van Dam. Veel studenten van mijn studie vonden mijn samenvatting fijn om te gebruiken, dus ik hoop dat ik anderen er ook mee kan helpen. Tip: check even goed in de toetsmatri...

[Show more]

Preview 4 out of 40  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1, 2, 3, 7, 9, 10, 11, 12 en 13
  • May 3, 2024
  • 40
  • 2023/2024
  • Summary

8  reviews

review-writer-avatar

By: levismit2 • 3 weeks ago

review-writer-avatar

By: evelienmentink • 3 weeks ago

review-writer-avatar

By: ayoub030 • 1 month ago

review-writer-avatar

By: juliawilting • 3 weeks ago

review-writer-avatar

By: migalblum • 3 weeks ago

review-writer-avatar

By: gillesrempt • 1 month ago

review-writer-avatar

By: jespertenteije • 4 weeks ago

Show more reviews  
avatar-seller
HANDBOEK ORGANISATIE EN MANAGEMENT 10e druk,
Jos Marcus & Nick van Dam
Hoofdstuk 1, 2, 3, 7, 9, 10, 11, 12 en 13
EVOLUTIE EN INTRODUCTIE

1.1 Inleiding

Organisatiekunde
= Een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van het gedrag van organisaties, de
factoren die dit gedrag bepalen en de wijze waarop organisaties het meest doeltreffend bestuurd worden.
- De definitie van organisatiekunde omvat twee aspecten van het vakgebied:
1. Een descriptief aspect = een beschrijving van het gedrag van organisaties, met de motieven en gevolgen.
2. Een prescriptief aspect = een advies over de te volgen handelswijze en organisatie-inrichtingen.

Multidisciplinaire aanpak
= Alle bijdragen uit de vakgebieden worden verzameld die we nodig hebben voor een onderzoek of project. De
oude disciplines komen dan ook nog naar voren.

Interdisciplinaire aanpak
= De verschillende bijdragen worden naar hun specifieke belang afgewogen en worden gebruikt voor de
ontwikkeling van een nieuwe benadering. De oude disciplines komen dan niet meer herkenbaar naar voren.
- Een ambitieuze aanpak, want het is een doel waar voortdurend naar wordt gestreefd, een ideaalbeeld.

Besturing
= Het richting geven aan de processen die in een organisatie plaatsvinden.

Doeltreffend/effectiviteit
= De mate waarin de besturing slaagt.

1.3 Ontwikkeling van handel en ontstaan van multinationale ondernemingen

Handelsroutes
- De eerste voorbeelden van internationale handel gaan terug naar de tijd van de zogenaamde handelsroutes.
- Eén van de oudste handelsroutes is de Zijderoute, die Europa verbond met het Midden-Oosten en Azië en
hierdoor ook de grote Romeinse en Chinese beschavingen. De route is in verval geraakt ongeveer 1400 n.Chr.
- Andere belangrijke handelsroutes waren de Romeinse, Afrikaanse, Indische Oceaan, Spaanse en Portugese.

Internationale handelsondernemingen
- De eerste internationale handelsondernemingen (multinationals) waren opgericht en gesubsidieerd door
nationale overheden met als doel hun koloniale handelsbeleid te ondersteunen.

Redenen toename multinationale ondernemingen (mno’s)
- Nationale overheden hebben hun macht voor een deel opgegeven;
- Technologische ontwikkelingen hebben onder meer de afstanden verkort en de communicatie verbetert.

1.5 Periode voor de industriële revolutie (400 v.Chr. – 1900 n.Chr.)

Niccolò Machiavelli
= Italiaan die die in zijn boek II Principe tal van richtlijnen geeft die vorsten en andere leiders van nut kunnen zijn.
- De richtlijnen zijn vooral gericht op het behoud van macht en de uitbreiding daarvan

Mercantilisme
= Stroming die stelt dat het bezit aan geld en goud de enige welvaartsbron was.
- Het mercantilisme overheerste tot in de 18e eeuw overheerste als economische denkrichting.

1.6 Frederick Taylor en het Scientific Management (± 1900)

Frederick Taylor
= Ingenieur die met zijn publicaties en lezingen de grondlegger van het Scientific Management wordt genoemd.
- Hij bood voor het eerst een systematische, samenhangende bedrijfskundige benadering voor de wijze waarop
de productie georganiseerd zou moeten worden.

,Scientific Management hoogtepunten
1. Een wetenschappelijke analyse van de werkzaamheden en het uitvoeren van bewegingsstudies. Dit leidt tot
standaardisatie en normalisatie van het productieproces.
2. Taakverdeling en training van de arbeiders, waardoor de arbeider routine krijgt en hogere productienormen
behaald kunnen worden.
3. Een hechte en vriendschappelijke samenwerking tussen leiding en arbeiders.
4. Bedrijfsleiders zijn verantwoordelijk voor het analyseren van en het zoeken naar werkmethoden.
5. De juiste man op de juiste plaats door zorgvuldige selectie.
6. Het invoeren van prestatiebeloning met als doel te komen tot lagere productiekosten.

Achtbazenstelsel
= De leiding van de productieafdeling of werkplaats wordt verdeeld over acht functies, die elk door een aparte
functionaris wordt uitgevoerd.

1.7 Henri Fayol en de General Managementtheorie (± 1900)

Henri Fayol
= De eerste in Europa die een samenhangend stelsel van opvattingen ontwikkelde over de wijze waarop
organisaties in hun geheel bestuurd zouden moeten worden.

General management
= Theorie van het algemene management, dus de gehele organisaties betreffend.
- Fayol’s theorie is bedoeld voor andere typen organisaties dan industriële ondernemingen.
- Algemene principes kunnen geformuleerd worden die overal gelden waar mensen samenwerken. Deze
principes konden en moesten als vak aangeleerd worden.
- Eenheid van commando was voor Fayol het belangrijkste principe. Iedere werknemer heeft slechts één
(directe) baas boven zich.
- Fayol onderscheidde zes onafhankelijke managementgebieden die elk met verschillende taken wordt bestuurd:




1.8 Max Weber en de theorie van de bureaucratie (± 1920)

Max Weber
= Hield zich bezig met overheidsorganisaties en grote bedrijven vanuit een sociologische invalshoek.

Bureaucratie
= Organisatievorm die volgens Weber het meest doelmatig is en volgens de volgende kenmerken functioneerde:
1. Sterk doorgevoerde taakverdeling;
2. Hiërarchische bevelstructuur;
3. Nauwkeurig afgebakende bevoegdheden en verantwoordelijkheden;
4. Onpersoonlijke relaties tussen functionarissen (→ functie is belangrijker dan de persoon);
5. Werving op basis van bekwaamheden en kennis in plaats van vriendjespolitiek;
6. Bevordering en beloning op basis van objectieve criteria en procedures;
7. Uitvoering van werkzaamheden volgen vaste routineregels;
8. Vastlegging van alle gegevens in schriftelijke stukken, zodat alles controle mogelijk is;
9. Aan restricties gebonden macht van functionarissen, ook die van de hogere functionarissen.

1.9 Elton Mayo en de Human Relationsbeweging (± 1945)

Elton Mayo
= Heeft met zijn theorie bewezen dat naast objectieve factoren, ook subjectieve bepalend zijn voor het resultaat,
zoals aandacht, zekerheid, het horen bij een groep(!) en waardering.
- Hij schreef zijn gedachten uit in het boek The Human Problems of an Industrial Civilisation.

Human Relationsbeweging
= Beweging die ervan uit gaat dat gelukkige, tevreden mensen veelal een maximale arbeidsprestatie leveren.
- Een nieuwe manier van management werd gepropageerd, gebaseerd op de sociale verhoudingen van mensen.

,1.10 Rensis Likert (e.a.) en het revisionisme (± 1950)

Rensis Likert
= De eerste die een poging deed tot overbrugging van het Scientific Management en de Human
Relationsbeweging; het revisionisme.
- Hij ontwikkelde de Linking pin-structuur = structuur ontwikkelt door waarbij de organisatie bestaat uit elkaar
overlappende groepen, waarbij de leider van de groep ook lid is van een hogere groep (linking pin).

Behoeftehiërarchie
= Theorie die vijf niveaus van behoeften onderscheidde, naar de bevrediging waarvan elk mens streeft.
Zodra een niveau is bevredigd, is het streven naar een hoger niveau.
1. Fysiologische behoeften: eten, drinken, slapen, etc.
2. Behoefte aan zekerheid en veiligheid: bescherming, stabiliteit, regelmaat, etc.
3. Behoefte aan acceptatie: vriendschap, erbij horen, etc.
4. Behoefte aan erkenning: prestige, succes, etc.
5. Behoefte aan zelfontplooiing: verantwoordelijkheid, ontwikkelingskansen, creativiteit, etc.
- Deze theorie werd door Frederick Herzberg toegepast op het gedrag van mensen in organisaties en Abraham
Maslow gaf deze behoeften weer in de vorm van een piramide.

1.11 Kenneth Boulding en de systeembenadering (± 1950)

Systeembenadering
= Benadering ontwikkelt door de theorie van Kenneth Boulding. Organisaties worden gezien als een systeem,
een geheel van samenhangende delen. Alle activiteiten in organisaties hangen nauw met elkaar samen.
- Een systeem (organisatie) wordt bestuurd met behulp van informatie die wordt teruggekoppeld (feedback) naar
de verschillende subsystemen (afdelingen).
- Het management dient organisatieproblemen integraal aan te pakken.

1.12 Paul Lawrence en Jay Lorsch en de contingentiebenadering (± 1965)

Contingentiebenadering
= Paul Lawrence en Jay Lorsch kwamen tot de conclusie dat verschillende omstandigheden zullen leiden tot een
andere inrichting van organisaties, taakstellingen en werkwijzen, willen ze optimaal presteren.
- Contingentie = bepaaldheid door situatie.
- Volgens deze benadering hangt de keuze voor het toepassen van bepaalde managementtechnieken sterk af
van de omstandigheden waarin een organisatie zich bevindt.

OMGEVING

Onderscheid Micro-Meso-Macro omgeving

Omgeving organisatie
- Micro – intern
- Het bedrijf
- Meso – extern
- Partijen; wel (enigszins) te beïnvloeden door de organisatie.
- Te analyseren met het 5 Krachtenmodel van Porter:
- 5 partijen; leveranciers, toetreders, concurrenten, afnemers en substituten.
- Op basis van de macht van de partijen is het wel/niet aantrekkelijk om
de markt te betreden. → Hoe hoger de macht, hoe minder aantrekkelijk.
- Macro – extern
- Factoren; niet (of zeer beperkt) te beïnvloeden door de organisatie.

Volgorde beïnvloedbaarheid
Meest beïnvloedbaar – micro, meso, macro – minst beïnvloedbaar

2.1 Organisaties

De samenleving
= De omgeving waarbinnen organisaties functioneren.
- Deze omgeving bestaat uit partijen of belanghebbenden. Deze oefenen, ieder op zich, invloed uit op
organisaties doordat ze producten verkopen of diensten afnemen/leveren en stellen voorwaarden waar deze
producten of diensten aan moeten voldoen.

, Omgevingsfactoren of -invloeden
= Factoren uit de omgeving die invloed hebben op de organisatie.
- Uit deze omgevingsinvloeden vloeien omstandigheden voort waar organisaties rekening
mee moeten houden.

2.2 Partijen (meso-omgeving)

Invloed partijen
- De volgende partijen hebben een machtpositie en directe invloed op organisaties:
1. Afnemers: zij hebben vraag naar de producten/diensten. De organisatie krijgt haar
bestaansrecht door deze behoeften.
2. Leveranciers: elke organisatie maakt gebruik van producten of diensten van
andere organisaties (= de leveranciers). Er worden bepaalde eisen gesteld, bijv. kwaliteit.
3. Concurrentie: elke organisatie heeft te maken met concurrenten en die bepalen min of meer
de speelruimte die organisaties hebben op de markt. Het gaat hier om productaanbod, prijs- en
kwaliteitsniveau, reclame, etc. Het is erg belangrijk om de concurrenten te traceren en te analyseren.
4. Vermogensverschaffers: bijv. aandeelhouders, financiële instellingen, investeringsmaatschappijen, de overheid,
etc. Het is belangrijk dat organisaties hier een goede relatie mee onderhouden.
5. Werknemers: zij vormen het belangrijkste kapitaal van iedere organisatie en zijn de kritische succesfactor.
6. Belangenorganisaties: dit zijn organisaties die de belangen van een bepaalde groep mensen behartigen.
Bijvoorbeeld vakbonden, consumentenorganisaties, milieuactivisten, etc.
7. Overheidsinstellingen: de uitvoering van het overheidsbeleid wordt geregeld door overheidsinstellingen.
8. Media: in het huidige tijdperk spelen media, zoals internet, kranten, televisie en radio, een heel belangrijke rol,
want zij zijn van grote invloed op de publieke opinie.

2.3 Omgevingsfactoren (macro-omgeving)

2.3.1 Milieufactoren
- Een schone leefomgeving en een gezond klimaat zijn belangrijke elementen voor een gezonde economie.
- De economie is afhankelijk van de capaciteit van de aarde om te voorzien in de primaire levensbehoeften.

Het Klimaatakkoord van Parijs (2019)
= De CO2-uitstoot moet in 2030 met 45% en in 2050 met 95% verminderd moet zijn vergeleken met 1990.

Stikstof-emissie
= De uitstoot van stikstof. De Nederlandse stikstof-emissie is op dit moment de hoogste van Europa.
- Oplossingen hiervoor zijn het verkleinen van de veestapel, kringlooplandbouw en het gebruikmaken van ander
veevoer waardoor er minder stikstof in de mest en urine zit.

Maatregelen volgens het Klimaatakkoord
1. Gebouwde omgeving/woningen: in 2030 moeten 1,5 miljoen (bestaande) woningen verduurzaamd zijn en in
2050 moeten ruim 7 miljoen woningen en 1 miljoen andere gebouwen van het aardgas af zijn.
2. Elektriciteit: in 2030 zal Nederland 70% minder fossiele brandstoffen gebruiken en in 2050 helemaal weg.
3. Industrie: het streven is een bloeiende, circulaire en CO2-arme industrie in 2050.
4. Landbouw en landgebruik: boeren, tuinders, terreinbeheerders, voedselverwerkers, supermarkten en natuur-
en milieuorganisaties gaan de uitstoot van broeikasgas te verminderen en de opslag van CO2 te vergroten.
5. Mobiliteit: in 2050 stoot het Nederlands verkeer en alle transport geen schadelijke gassen en CO2 meer uit.

ESG-meting
= Drie factoren die belangrijk zijn bij de duurzaamheidsinspanningen.
1. Environmental (milieu): hoe draagt een bedrijf aan en presteert het op het
gebied van milieu-uitdagingen.
2. Social (maatschappij): hoe behandelt een bedrijf zijn mensen (werknemers en afnemers).
3. Governance (goed bestuur): hoe wordt een bedrijf bestuurd.
→ Niet alleen winstcijfers tellen meer bij organisaties, maar ook de impact op mens en milieu.

2.3.2 Technologische factoren
= Ontwikkelingen waardoor er sprake is van continue verbetering van productiemethoden,
goederen en diensten.

Biotechnologie
= Technologie die betrekking heeft op levende organismen. Bijv. voedingsindustrie en cosmetica.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekevanleeuwen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.14  31x  sold
  • (8)
  Add to cart