100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Correlationele onderzoeksmethoden (MTO-D) (424533): Begrippenlijst $3.21
Add to cart

Summary

Samenvatting Correlationele onderzoeksmethoden (MTO-D) (424533): Begrippenlijst

1 review
 106 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

De belangrijkste begrippen uit de hoorcolleges van correlationele onderzoeksmethoden (MTO-D).

Preview 4 out of 13  pages

  • Unknown
  • March 9, 2019
  • 13
  • 2018/2019
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: achaleito • 5 year ago

avatar-seller
Begrippenlijst Correlationele Onderzoeksmethoden

Tutorial 0

Steekproevenverdeling van het gemiddelde = verdeling van alle gemiddelden, wanneer je duizenden
keren een random steekproef trekt uit de populatie en het gemiddelde in elke steekproef berekent


Steekproeffluctuaties = het gemiddelde in elke steekproef is een beetje anders


Nulhypothese toetsing = hypothese toetsen door de waarde van de steekproef te vergelijken met de
steekproefverdeling die je zou verwachten onder de nulhypothese → conclusies trekken over de
populatie → nulhypothese (𝐻0 ) (= min of meer je ‘gok’) en alternatieve hypothese (𝐻1 )


Teststatistiek/toetsingsgrootheid = geeft het verschil weer tussen het steekproefgemiddelde en het
aangenomen populatiegemiddelde onder 𝐻0 , waarbij rekening gehouden wordt met
steekproeffluctuaties. Bijv. t- of z-waarde


Significantieniveau = bijv. 𝛼 = 0.05→ 5% meest extreme gemiddelden die je gevonden zou kunnen
hebben als 𝐻0 waar is → kritiek gebied → toetsingsgrootheid valt hierbuiten: onvoldoende bewijs om
𝐻0 te verwerpen; toetsingsgrootheid valt erbinnen: wel voldoende bewijs om 𝐻0 te verwerpen


Standaardfout = de standaarddeviatie van de steekproefverdeling


P-waarde = de kans op een t-waarde die gelijk of groter is dan de gevonden t-waarde en de kans op
een t-waarde die gelijk of kleiner is dan de minvariant van de gevonden t-waarde, wanneer je een
andere steekproef trekt met dezelfde N en van dezelfde populatie, op het moment dat de
nulhypothese waar is → bijv. Gelijk aan of groter dan 1.783 en gelijk aan of kleiner dan -1.783


Type I fout = het onterecht verwerpen van 𝐻0 , m.a.w. 𝐻0 verwerpen als deze waar is. De kans op deze
fout is gelijk aan het significantieniveau (𝛼)


Type II fout = het onterecht niet verwerpen van de nulhypothese, m.a.w. 𝐻0 niet verwerpen als 𝐻1
juist is. De kans op deze fout wordt beïnvloed door het significantieniveau, de effectgrootte en de
steekproefgrootte. Type II fout is 𝛽


Power = de kans om 𝐻0 te verwerpen als 𝐻1 waar is, m.a.w. terecht verwerpen van 𝐻0 . Wordt
beïnvloed door het significantieniveau (> 𝛼 → > power), effectgrootte (> effect → > power) en
steekproefgrootte (> N → > power). Power is 1 − 𝛽

1

,Hoorcollege 1

Simple random design = elk element in de populatie heeft dezelfde kans om in de steekproef te komen
→ heb je het liefst


Stratified sampling = populatie wordt opgedeeld in strata (geslacht, leeftijd, etc.); binnen elk stratum
wordt een volledig aselecte steekproef getrokken


Convenience sampling = steekproef bestaat uit diegene die voorhanden zijn, bijv. Aanwezigen in
kantine, eerstejaarsstudenten psychologie


Centrummaten = waar zit de steekproef?
Gemiddelde = som van alle cijfers of aantallen/ aantal personen
Mediaan = middelste score → ene helft hoger, andere helft lager
Modus = meest frequent geobserveerde score


Spreidingsmaten = hoeveel verschil tussen de scores?
Variantie = spreiding in de testscores, moeilijk te interpreteren
Standaarddeviatie = gemiddelde afstand tot het gemiddelde waar de meeste scores in liggen;
wortel van de variantie


Betrouwbaarheidsinterval (CI) = bijv. 𝐶𝐼95 → wanneer we het experiment keer op keer herhalen, bevat
het 95% betrouwbaarheidsinterval in 95% van de gevallen de echte waarde, bijv. 𝜇 of 𝜌 → op basis
van de gevonden data is dit de meest waarschijnlijke range waarbinnen de echte waarde zal liggen. Op
het moment dat er 90% zekerheid wordt gehanteerd i.p.v. 95%, wordt het betrouwbaarheidsinterval
smaller, waardoor je meer nauwkeurigheid/precisie hebt, maar minder zekerheid


Categorisch meetniveau = bepaalde categorieën, bijv. man/vrouw, wel/geen diagnose


Kwantitatief meetniveau = schaal, bijv. leeftijd, IQ


Experimenteel onderzoeksdesign = probability sampling (bijv. simple random sampling, stratified
sampling) + random toewijzing aan condities + ‘actieve’ manipulatie


Quasi experimenteel onderzoeksdesign = probability sampling + geen random toewijzing aan condities
+ ‘actieve’ manipulatie


2

,Correlationeel (niet-experimenteel) onderzoeksdesign = probability sampling + geen random toewijzing
aan condities + geen ‘active’ manipulatie


Pearson’s Correlatie Coëfficiënt = maat voor lineaire samenhang, waarbij 𝝆= correlatie in de populatie
en r = correlatie in de steekproef en -1 ≤r ≤ 1. Een correlatie van r = 0 betekent: er is geen lineaire
samenhang, maar misschien is er wel sprake van niet-lineaire samenhang


P-waarde = de kans op de gevonden data (r) of nog extremer (nog verder bij 0 vandaan), gegeven dat
𝐻0 (𝜌 = 0) waar is



Hoorcollege 2

Betrouwbaarheidsinterval voor correlaties → hoeven niet symmetrisch te zijn, dat wil zeggen dat de
steekproefwaarde r niet precies in het midden van het CI ligt (door gebruik van Fisher transformaties).
Er geldt dat wanneer >CI → breder CI, <N → breder CI (bij meer info heb je meer zekerheid) en dat
wanneer 0 niet in het interval voorkomt, de correlatie significant is


Bivariaat normale verdeling van X en Y = de puntenwolk heeft de vorm van een sigaar


Lineaire relatie tussen X en Y = de punten in de puntenwolk liggen rondom een rechte lijn


Aanname van homoscedasticiteit = de spreiding van X gegeven Y is hetzelfde voor elke Y


Gekwadrateerde correlatie 𝒓𝟐𝑿𝒀 = proportie verklaarde variantie = gemeenschappelijke variantie in X en
Y = proportie van de variantie in X die je lineair kunt voorspellen uit Y (en andersom) → samenhang
tussen X en Y betekent dat je Y kunt voorspellen uit X (en andersom). De grafische weergaves hiervan
duiden we aan met ballantines. Bijv. stel ‘aantal uren’ en ‘tentamencijfers’ correleren met 0.40 →
0.402 = 0.16→ 16% van de verschillen in tentamencijfers kan verklaard worden door verschillen in
mate van voorbereiding OF depressie en angst correleren met 0.60 → 0.602 = 0.36 → verschillen in
angst representeren voor 36% ook verschillen in depressie en andersom


Directe samenhang tussen X en Y = X veroorzaakt Y; X ----> Y


Indirecte samenhang tussen X en Y = X veroorzaakt Y via mediator Z; bijv. positieve correlatie tussen
introversie en slapeloosheid: introversie → piekeren → slapeloosheid; X ----> Z ----> Y


Spurieuze samenhang tussen X en Y = X en Y hebben een gemeenschappelijke oorzaak, bijv. positieve
correlatie tussen boeken lezen en gezondheid: gemeenschappelijke oorzaak opleiding; X <---- Z ----> Y

3

, Correlatie = maat voor de lineaire samenhang van twee variabelen. De pijl wijst twee kanten op →
𝑿𝟏 <----> 𝑿𝟐


Lineaire enkelvoudige regressiemodel = lineair (= rechtlijnig) verband tussen X en Y. Dit lineaire
verband betekent dat we Y kunnen voorspellen uit X met een rechtlijnige functie → 𝑌 ′ = 𝑏0 + 𝑏1 𝑋
Intercept = parameter van het model. Voorspelde waarde van Y’ wanneer iemand 0 op X
scoort; in de praktijk meestal niet super interessant. Bijv. Het voorspelde cijfer wanneer
iemand 0 uur heeft gestudeerd; 𝒃𝟎
Regressiecoëfficiënt = parameter van het model. De verandering in Y’ wanneer X met één
eenheid toeneemt; de hellingshoek van de lijn. Bijv. de verandering in het cijfer als iemand 1
uur langer studeert; 𝒃𝟏
Voorspellingsfout = de voorspelde waarde voor Y aftrekken van de daadwerkelijk
geobserveerde waarde voor Y → 𝒀 − 𝒀′. Voorspellingsfouten liggen rondom regressielijn
Gemiddelde voorspellingsfout = altijd 0
Variantie van voorspellingsfouten = hetzelfde als de onverklaarde variantie


Enkelvoudige lineaire regressieanalyse = 𝑌 ′ = 𝑏0 + 𝑏1 𝑋 = één onafhankelijke variabele X en één
afhankelijke variabele Y. De pijl gaat één kant op → X ----> Y. Bijv. Uren studeren ----> Tentamencijfer.
Met regressieanalyse zoek je de best passende rechte lijn waarbij je bijv. Tentamencijfer (Y) zo goed
mogelijk kunt voorspellen uit de voorbereidingstijd (X)


Proportie verklaarde variantie (van het totaal) = multiple R-square 𝑹𝟐𝒀𝑿 = hoe goed voorspelt dit
model? → geeft aan welk deel van de totale variantie in Y je lineair kunt voorspellen uit X → ….% van
de variantie van …. wordt verklaard door ….


Proportie onverklaarde variantie = 1 – proportie verklaarde variantie = 1 - 𝑹𝟐𝒀𝑿 → wat kun je nog niet
voorspellen a.d.h.v. het aantal uren studeren?
𝒃𝟏 = de populatiewaarde van de regressiecoëfficiënt
̂𝟏 = de steekproefwaarde van de regressiecoëfficiënt
𝒃


Unieke verklaarde variantie = hoeveel van de verschillen in prestaties kun je uniek toeschrijven aan elk
van de indicatoren (de afzonderlijke predictoren)?


Geschatte regressievergelijking → beschrijven directe effecten; wat gebeurt er met de gemiddelde
prestatie als X1 met één eenheid toeneemt onder constant houding van de andere predictoren. We
kijken dus in een bepaalde richting: het effect van X1 op Y, onder constant houding van de rest




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marleendejong. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21  2x  sold
  • (1)
Add to cart
Added