Hoofdstuk 1 Algemene inleiding
Materieel en formeel strafrecht
Materieel strafrecht: welke gedragingen zijn strafbaar en welke sancties
volgen daarop.
Formele strafrecht: voorschriften voor de strafrechtelijke procedure.
Commuun en bijzonder strafrecht
- Commuun strafrecht: Algemeen straf- en strafprocesrecht: het Wetboek
van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.
- Bijzonder strafrecht: Aparte wetten over specifieke onderwerpen zoals de
Opiumwet en de Wegenverkeerswet 1994.
Doel van het Nederlandse strafrecht: handhaving door middel van
leedtoevoeging
Het doel van het strafrecht is door middel van sancties handhaven van normen
die uit strafrechtelijke bepalingen voortvloeien.
Rechtvaardiging theorieën / functies van het strafrecht
Vergeldingstheorie: de overheid moet wraak nemen op degene die onrecht
pleegde.
De preventietheorie: er wordt voorkomen dat anderen strafbare feiten
zullen plegen.
Generale preventie: anderen afschrikken
Speciale preventie: de misdadiger zelf ervan weerhouden in de
toekomst misdaden te plegen. (afschrikken dader, verbetering gedrag
dader, dader tijdelijk uit de samenleving verwijderd.)
Resocialisatie
Voorkomen van eigenrichting
Ultimum remedium-gedachte (laatste oplossing)
Het strafrecht wordt pas toegepast als er geen redelijke alternatieve oplossingen
kunnen worden toegepast. Bijvoorbeeld eerst op civiele wijze oplossen.
Legaliteitsbeginsel
Art. 1 Sr: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daarvan voorafgaande
wettelijke strafbepaling.
Geen strafbaar feit zonder wet
Geen straf zonder wet
Geen terugwerkende kracht
Geen analogische redeneringen (creatief beoordelen omdat het er op lijkt)
Wetten moeten duidelijk genoeg zijn (lex certa)
Hoofdstuk 2 De structuur van een strafbaar feit
4 voorwaarden strafbaarheid
, Menselijke gedraging
Delictsomschrijving
Wederrechtelijkheid
In strijd met het objectieve recht
Als iemands gedrag beantwoordt aan een delictsomschrijving , staat
daarmee gewoonlijk ook de wederrechtelijkheid vast. In sommige
strafbepalingen staat de wederrechtelijkheid wel benoemd omdat
sommige alledaagse handelingen worden verondersteld niet
wederrechtelijk te zijn.
Verwijtbare schuld
Bestanddelen en elementen
o Bestanddelen staan in de wettelijke delictsomschrijving
o Elementen: schuld en wederrechtelijkheid (soms wel een bestandsdeel)
Onderscheid belangrijk omdat elementen niet bewezen hoeven te
worden.
Formele en materiële delicten
o Formele delicten: de actieve handeling van een bepaalde gedraging is
strafbaar gesteld. Er wordt niet gekeken naar de gevolgen van de
gedraging. Iemand steelt een portemonnee maar legt hem terug omdat er
niet veel inzit. Dan is er alsnog sprake van diefstal.
o Materiële delicten : het intreden van een gevolg is strafbaar gesteld,
bijvoorbeeld doodslag. Het strafbare feit is gepleegd wanneer het gevolg
intreedt, de dood.
Commissie en omissiedelicten
o Commissiedelicten: het handelen is strafbaar gesteld.
o Omissiedelicten: het nalaten is strafbaar gesteld.
Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten
o Gekwalificeerd: een ernstigere vorm van een variatie op het gronddelict.
Bijvoorbeeld diefstal met geweldspleging.
o Geprivilegieerd: een afgezwakte vorm van een variatie op een bepaald
delict. Hier staat een lichtere sanctienorm voor.
Hoofdstuk 3 Opzet en Schuld
Opzet / Dolus
De dader is zich bewust (willens en wetens) van de handeling en heeft dit ook
gewild. In delictsomschrijvingen staat vaak ‘opzettelijk’ wetende dat’ kennis
dragende dat’. Soms staat dit er niet in maar is het toch vereist. Dit kan uit het
woordgebruik worden afgeleid. Opzet kent drie verschijningsvormen:
, o Oogmerk
Het verwezenlijken van het directe naaste doel van de dader. Met het
uitvoeren van de handeling is diegene ervan overtuigd dat het beoogde
gevolg vervolgens ook daadwerkelijk zal intreden. Bijvoorbeeld: je wilt
iemand pijn doen en slaat diegene in zijn gezicht. Het zien in op het
naastgelegen/directe doel en niet op het uiteindelijke doel.
o Opzet met zekerheidsbewustzijn
Iemand weet dat zijn handeling naast de oorspronkelijke bedoeling ook
andere gevolgen moet hebben.
o Voorwaardelijke opzet (opzet met mogelijkheidsbewustzijn)
Iemand kon inzien dat het gevolg, wat hij niet beoogde wel zou kunnen
intreden, maar desondanks zet hij zijn handeling voort. De dader heeft een
onverschillige of cynische houding ten opzichte van het mogelijke gevolg.
Pistool arrest
Schuld / Culpa
Bij schuld staat nalatigheid/onvoorzichtigheid centraal. Er wordt een verwijt
geëist. Als maatstaf wordt nemen we de normale en gemiddelde voorzichtige
mens. ‘Wat zou de gemiddelde Nederlander hebben gedaan?’. Voor sommige
personen wordt in bepaalde omstandigheden echter een hogere maatstaf
verlangd dan deze gemiddelde voorzichtigheid en oplettendheid. Dit wordt
Garantstellung genoemd. Er kan worden gedacht aan een arts die een
procedurefout begaat.
o Bewuste schuld: De dader heeft wel stilgestaan bij de mogelijkheid dat zijn
handeling tot een bepaald gevolg kon leiden, maar heeft vervolgens te
optimistisch gehandeld bij het inschatten van de daadwerkelijke gevaren.
Diegene dacht dat het risico zich niet zal realiseren.
o Onbewuste schuld: Iemand heeft niet stilgestaan bij de mogelijkheid dat
een handeling tot bepaalde gevolgen kan leiden, terwijl we daar wel aan
hadden behoren te denken. Diegene had beter moeten nadenken voordat
hij handelde. De gedraging moet vermijdbaar zijn geweest. Diegene had
anders kunnen handelen waardoor zijn gedraging op een bepaald moment
in zekere zin verwijtbaar is geweest.
o Schuld in roekeloosheid : Verzwarende vorm van schuld. Het gaat om zeer
onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen
onaanvaardbare risico’s zijn genomen.
Culpoze delicten
Delicten waarin schuld in de zin van culpa is vereist voor strafbaarheid.
Culpa in causa
Een situatie waarin iemand door eigen schuld in een situatie komt waaruit
een strafbaar feit voortvloeit.
Hoofdstuk 5 Strafuitsluitingsgronden
o Rechtvaardigingsgronden: neemt de wederrechtelijkheid weg.
o Schulduitsluitingsgronden: neemt de schuld weg.
Geschreven rechtvaardigingsgronden
o De rechtvaardigende noodtoestand (overmacht) art. 40 Sr.
Een gedraging die voortvloeit uit acute en concrete nood.
o Noodweer art. 41 lid 1 Sr.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller denf. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.