Fenotype: alle waarneembare eigenschappen van een individu.
Een baby heeft uiterlijke kenmerken van zijn vader en moeder. Dit kan
bijvoorbeeld je oogkleur, haarkleur, bloedgroep etc zijn.
Chromosomen: langgerekte dunne draden in de celkern die bestaan uit opgerold
DNA
De informatie van erfelijke eigenschappen staat hierin. De spermacel en de eicel
geven hun chromosomen door aan de nakomelingen.
Genotype: de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een individu in de
celkern; ook wel genetische informatie/code genoemd.
Bij prokaryoten zit het genotype niet in de celkern.
Wanneer cellen zich delen en de chromosomen zich daardoor spiraliseren zijn ze
zichtbaar met een lichtmicroscoop.
Een karyotype is een overzicht van de chromosomen in een cel (BINAS 70B)
Een chromosoom is een DNA-molecuul dat rond eiwitmoleculen is gewikkeld.
Autosomen: chromosomen die chromosomenparen vormen, dus geen
geslachtschromosomen. Hiervan heb je 22 paren, dus 44 losse.
Geslachtschromosomen: chromosomen die geslacht bepalen
Bij een vrouw zijn deze gelijk in lengte en vorm, XX.
Bij een man zijn deze ongelijk in lengte en vorm XY. De Y is een klein
chromosoom.
Dit is het 23ste paar van een mens z'n chromosomen.
Homologe chromosomen: chromosomen van een paar die gelijk in vorm en
lengte zijn.
Ze zijn hierdoor niet identiek, want ze dragen niet dezelfde erfelijke info.
Gen: een deel van een chromosoom die informatie bevat voor een of meer
erfelijke eigenschappen of een deel van een erfelijke eigenschap.
Vaak is er meer dan 1 gen betrokken bij een eigenschap.
Een DNA-molecuul bestaat uit 2 ketens die in een dubbele spiraal om elkaar heen
zijn gewikkeld.
Een DNA-keten is opgebouwd uit nucleotiden. 1 nucleotide bestaat dan weer uit
een fosfaatgroep, monosacharide en een stikstofbase.
- De stikstofbase kan Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C) of Guanine (G)
zijn.
Je hebt dus 4 verschillende nucleotiden.
In een nucleotideketen steekt de stikstofbase uit, hierdoor kunnen 2 nucleotiden
verbinden.
, Dit is een vaste binding -> AT en CG (BINAS 71C)
Bij dieren, planten en schimmels tref je DNA aan in de celkern en in
mitochondriën. Bij planten alleen ook in chloroplasten.
Genoom: alle DNA-moleculen in een cel.
Een chromosoom bevat veel genen. En een gen bestaat weer uit nucleotiden die
op een specifieke volgorde liggen, dit heet DNA-sequentie.
Dit heeft veel variaties, omdat er veel verschillende genen zijn.
Allel: verschillende varianten van een gen voor een bepaald eigenschap in
homologe chromosomen.
Genexpressie: het aanzetten en tot uiting komen van genen
Wanneer de genen aan zijn komt de eigenschap tot uiting in het fenotype.
Wanneer de genen uit zijn spreek je van geninactivatie.
Milieufactoren: factoren uit de omgeving die het fenotype beïnvloedden,
bijvoorbeeld licht, temperatuur, opvoeding.
Het genotype wordt bepaald door de volgorde van genen, maar
het fenotype wordt bepaald door milieufactoren en door het genotype. Wanneer
het fenotype veranderd, spreek je van modificatie. Het DNA veranderd hierdoor
niet, dus dit zie je niet aan de nakomelingen.
Wanneer er een ziekte in de baarmoeder ontstaat heet het een aangeboren
afwijking of aandoening.
Wanneer de ziekte door chromosomen wordt doorgegeven heet het een erfelijke
ziekte.
H3.2 Genenparen.
Van een gen is het bekend op welk chromosoom die ligt en op welke plaats op
dat chromosoom. (BINAS 70C)
Chromosomen komen in paren voor, en genen ook. Een allel is een variatie van
een gen voor een bepaalde eigenschap
Homologe chromosomen bevatten allelen voor dezelfde erfelijke eigenschappen.
Allelen liggen in deze chromosomen op dezelfde plaats.
Iedereen heeft dus 2 alleen voor een bepaald gen, maar die allelen zijn niet altijd
hetzelfde.
Homozygoot: het genenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee gelijke allelen
- Bv. Persoon met 2 allelen voor rechte haarlijn
Heterozygoot: het genenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee ongelijke
allelen.
- Bv. Persoon met 1 allel voor v haarlijn en 1 voor rechte haarlijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannesteenbergen1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.18. You're not tied to anything after your purchase.