, 4.6.1 LINEAIRE TRANSFORMATIES: VAN NORMAAL NAAR STANDAARDNORMAAL ................................................... 15
HOOFDSTUK 5: SCHATTEN EN TOETSEN .................................................................................................................. 16
5.1 PUNTSCHATTING ..................................................................................................................................... 16
5.1.1 HET SCHATTEN VAN HET GEMIDDELDE .................................................................................................. 16
5.2 INTERVALSCHATTING ................................................................................................................................ 16
5.2.1 BETROUWBAARHEIDSINTERVAL VAN HET GEMIDDELDE BIJ BEKENDE VARIANTIE ............................................. 17
5.2.2 BETROUWBAARHEIDSINTERVAL VAN HET GEMIDDELDE BIJ ONBEKENDE VARIANTIE ......................................... 17
5.2.3 KOLMOGOROV-SMIRNOV-TOETS......................................................................................................... 17
5.2.4 ASSUMPTIES NORMALE VERDELING ...................................................................................................... 18
5.3 HYPOTHESEN FORMULEREN EN TOETSEN ...................................................................................................... 18
5.3.1 HYPOTHESEN OPSTELLEN EN TOETSEN .................................................................................................. 18
5.3.2 EENZIJDIG OF TWEEZIJDIG TOETSEN ...................................................................................................... 19
SIGNIFICANTIENIVEAU VOOR EENZIJDIG EN TWEEZIJDIG TOETSEN ........................................................................ 19
5.4 HET ONDERSCHEIDINGSVERMOGEN VAN EEN TOETS EN FOUTEN IN DE INTERPRETATIE ............................................ 20
HOOFDSTUK 6: VERSCHILTOETSEN ........................................................................................................................ 21
PARAMETRISCHE TOETSEN............................................................................................................................... 21
6.1 TOETSEN VOOR ÉÉN GEMIDDELDE ............................................................................................................... 21
6.1.1 Z-TOETS VOOR ÉÉN GEMIDDELDE ......................................................................................................... 21
6.1.2 T-TOETS VOOR ÉÉN GEMIDDELDE......................................................................................................... 21
6.1.3 TOETSEN MET DE T-VERDELING ........................................................................................................... 22
6.2 GEPAARDE T-TOETS ............................................................................................................................. 22
6.3 ONAFHANKELIJKE Z-TOETS VOOR TWEE GEMIDDELDEN................................................................................ 23
6.4 ONAFHANKELIJKE T-TOETS VOOR TWEE GEMIDDELDEN................................................................................ 23
HOOFDSTUK 7: CORRELATIE EN REGRESSIE.............................................................................................................. 24
7.1 CORRELATIE............................................................................................................................................ 24
7.1.1 PEARSON-CORRELATIECOËFFICIËNT ...................................................................................................... 25
7.1.2 CORRELATIE: STERKTE EN RICHTING...................................................................................................... 25
7.2 ENKELVOUDIGE (UNIVARIATE) REGRESSIEANALYSE .......................................................................................... 25
7.3 VERKLAARDE VARIANTIE ............................................................................................................................ 26
HOOFDSTUK 9: VERDELINGSVRIJE TOETSEN............................................................................................................. 26
NON-PARAMETRISCHE TOETSEN ....................................................................................................................... 26
9.1 CHI-KWADRAATTOETS .............................................................................................................................. 26
9.2 DE RANGSOMTOETS – VERSCHILLEN TUSSEN TWEE ONAFHANKELIJKE GROEPEN..................................................... 26
9.1.1 RANGORDE EN RANGSOM .................................................................................................................. 27
9.2.2 WILCOXON-RANGSOMTEST ................................................................................................................ 27
9.2.3 MANN-WHITNEY-TOETS ................................................................................................................... 27
9.2.4 KRUSKAL-WALLIS-TOETS-HET VERGELIJKEN VAN MEER DAN TWEE ONAFHANKELIJKE GROEPEN ......................... 28
9.3 RANGCORRELATIETOETS: SPEARMAN ........................................................................................................... 28
9.4 KENDALL’S-TAU ....................................................................................................................................... 28
OVERZICHT TOETSEN ...................................................................................................................................... 29
Statistiek in stappen
2
, HOOFDSTUK 2: BESCHRIJVENDE STATISTIEK – ÉÉN VARIABELE
2.1 MEETNIVEAUS
Het meetniveau van een variabele geeft aan in welke mate je de waarden die aan de categorieën zijn toegekend,
kunt gebruiken om ermee te rekenen. Deze typering gebeurt in vier meetniveaus, oplopend van ‘laag’ naar ‘hoog’:
nominaal, ordinaal, interval en ratio.
2.1.1 NOMINAAL
Variabelen met een nominaal meetniveau zijn opgebouwd uit enkele losse categorieën. Tussen twee categorieën
komt geen andere waarde voor; deze variabelen worden discreet genoemd. Met de categorieën van nominale
variabelen kan niet worden gerekend, maar dat is ook het doel niet.
2.1.2 ORDINAAL
Variabelen zoals opleidingsniveau, sociaaleconomische status, mate van tevredenheid met bepaalde zaken en
mening over bepaalde onderwerpen (‘helemaal mee eens’ tot ‘helemaal mee oneens’), hebben een ordinaal meet-
niveau. Behalve de eigenschappen van de nominale variabelen bevatten ze een nieuwe eigenschap: er zit een
rangorde in de variabelen.
2.1.3 INTERVAL
Met variabelen op intervalniveau kun je gewoon rekenen: ze zijn kwantitatief. De intervallen tussen twee
categorieën (of waarden) zijn gelijk; de waarden die aan de waarnemingen worden toegekend, zijn numeriek en
continu.
Er zijn twee beperkingen, die ervoor zorgen dat deze variabelen het volgende meetniveau missen:
• Allereerst is er geen zogeheten ‘natuurlijk nulpunt’.
• Verdubbeling van de waarde is statistisch niet altijd een verdubbeling.
2.1.4 RATIO
Ratiovariabelen zijn variabelen op het hoogste meetniveau. Variabelen op dit niveau zijn numeriek en continu; met
de waarden kan daadwerkelijk worden gerekend (kwantitatief dus)en de intervallen zijn gelijk. Bovendien
beschikken ze over een natuurlijk nulpunt en gelijke, betekenisvolle verhoudingen.
Statistiek in stappen
3
, 2.2 FREQUENTIEVERDELINGEN
De meest voorkomende manier om kenmerken te presenteren is met behulp van een frequentieverdeling.
Dit kan gedaan worden met behulp van de tabel van een frequentieverdeling:
- Absolute verdeling (x)
- Relatieve verdeling (%).
2.3 GRAFIEKEN VAN ÉÉN VARIABELE
Grafieken worden gebruikt om in één oogopslag een overzicht, een beeld van een kenmerk te krijgen. Het grote
voordeel is dat grafieken zeer verhelderend zijn voor een breed publiek.
De grafiekkeuze is afhankelijk van: - Doel
- Meetniveau
2.3.1 CIRKELDIAGRAMMEN
Met een cirkeldiagram, ook wel ‘taartpuntgrafiek’ genoemd, kunnen de verhouding tussen verschillende
categorieën duidelijk worden gemaakt . In een oogopslag is duidelijk welke taartpunt het grootst is en welke het
kleinst, maar dat lukt alleen als in het cirkeldiagram een variabele met slechts enkele categorieën wordt
weergegeven.
Cirkeldiagram met percentages
2.3.2 STAAFDIAGRAM
Net als een taartdiagram wordt een
staafdiagram gebruikt om de verhouding
tussen de verschillende categorieën te laten
zien.
Een staafdiagram wordt ingezet bij variabelen
met een laag meetniveau en slechts enkele
waarden.
Elke waarde wordt in de grafiek weergegeven
door een aparte staaf.
Statistiek in stappen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller keesjanheerikhuisen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.70. You're not tied to anything after your purchase.