Dit bestand bevat een uitgebreide uitwerking van alle kennisclips (7 stuks) van het vak Financieel-economische criminaliteit van de Master Opsporingscriminologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. De kennisclips zijn woordelijk meegetypt.
Vastgoedfraudezaak
Jan van Vlijmen, spin in het web in de vastgoedfraude: netwerk dat bouwfonds en Philips
pensioenfonds voor 200 miljoen euro heeft benadeeld bij vastgoeddeals. Hoofdverdachte sloot deal
waarbij oude gebouwen van Philips pensioenfonds goedkoop werden verkocht. Op dezelfde dag
werden de gebouwen 5 x doorverkocht met enorme winst. Anderzijds zou pensioenfonds te veel
hebben betaald voor nieuwe projecten zoals Symphony. Dit is allemaal grotendeels van binnenuit
gebeurd. Van Veen was projectontwikkelaar bij bouwfonds en bij Philips pensioenfonds zou directeur
zijn omgekocht.
Sutherland/historie
Sutherland vond dat collega’s te veel focus legden op straatcriminaliteit. Ross maakte zich al 30 jaar
eerder boos om witteboordencriminelen. In 1906 publiceerde Nederlandse criminoloog Bonger al
een proefschrift over economische omstandigheden en criminaliteit. Daarin maakte hij al
onderscheid tussen criminaliteit in de straten en criminaliteit in maatpakken.
Definitie witteboordencriminaliteit
Definitie witteboordencriminaliteit Sutherland: “Crime committed by a person of respectability and
high social status in the course of his occupation” (1949). Dus het gaat om misdaden van mensen met
hoge maatschappelijke positie, die gerespecteerd zijn en dat doen bij uitoefening van hun beroep of
bedrijf. In deze definitie zijn 3 elementen van belang:
1) Hoge sociale status (blauwe boorden vs. witte boorden)
In vastgoedfraude waren de hoofdverdachten de directeuren van Nederlands bouwfonds en
Philips pensioenfonds.
2) Gedraging wordt gepleegd in uitoefening van beroep of bedrijf
Het gaat niet om misdaden die leden van maatschappelijke elite als privépersoon plegen (geen
crime passionel), maar alleen om gedragingen die ze als functionaris binnen organisatie plegen.
Ook dit element zien we duidelijk terug in vastgoedfraude: als directeur commercieel vastgoed
bij Nederlands bouwfonds besliste hoofdverdachte over bouwprojecten waarmee hij zichzelf
verrijkte.
3) De crimes, de misdaden
Hieronder verstond Sutherland niet alleen overtredingen op het gebied van strafrecht (wat we
meestal onder criminaliteit verstaan), maar hij vond dat maatschappelijke elite (zaken en handel)
door hun invloed in staat waren hun schadelijke gedrag buiten bereik van strafrecht te houden.
Als die gedragingen al wettelijk waren begrensd en gereguleerd en konden worden bestraft, dan
was dat eerder in de sfeer van privaat- of bestuursrecht. Sutherland zei: als je kijkt naar die
overtredingen, dan gelden dezelfde criteria die je anders ook zou hanteren om te bepalen of iets
criminaliteit is (dat het gedrag sociaal schadelijk en verwijtbaar is). Dus rekte Sutherland het
begrip criminaliteit op tot ook het overtreden van privaat- en bestuursrecht.
Vastgoedfraudezaak is wat dat betreft uitzonderlijk. Het gaat hierbij om misdaden die wel
degelijk tot kern van strafrecht behoren: hoofdverdachten werden immers vervolgd voor fraude
en corruptie.
Kritiek definitie Sutherland
1) Kritiek op uitleg van begrip ‘crimes’
Juristen vonden deze uitleg veel te breed, maar anderzijds vonden kritisch criminologen later
juist deze uitleg veel te smal.
- In zijn eigen tijd kreeg Sutherland kritiek van juristen, omdat zij vonden dat je de term
criminaliteit eigenlijk moet beperken tot die gedragingen die worden verboden in het
1
, strafrecht en ook eigenlijk alleen die gevallen waarin rechter oordeel heeft uitgesproken.
Sutherland vond dat dat zou betekenen dat je als criminoloog heel veel schadelijke
gedragingen van elite niet kan bestuderen, omdat het dan geen criminaliteit zou zijn. Veel
van die gedragingen worden niet verboden door het strafrecht en voor zover dat wel het
geval is, zorgt die maatschappelijke positie ervoor dat die daders niet worden vervolgd en als
ze al worden vervolgd, dat ze niet worden veroordeeld. Deze discussie is nog steeds zeer
actueel. Voorbeeld is de kredietcrisis: gedragingen van financiële instellingen die hebben
bijgedragen aan de kredietcrisis, zoals woekerpolissen, het nemen van enorme risico’s en het
verkrijgen van exorbitante bonussen, worden door veel mensen als crimineel gezien. Aan de
andere kant hebben bankiers hiermee geen strafbare feiten gepleegd. Ook zijn er allerlei
officiële onderzoekscommissies geweest, die wel hebben vastgesteld dat er fraude is
gepleegd bij rommelhypotheken en afgeleide financiële producten die een rol hebben
gespeeld bij het ontstaan van de kredietcrisis, maar daar is nauwelijks een bankier voor
veroordeeld.
- Kritisch criminologen vinden de definitie dus te smal: zij pleiten ervoor om de binding met
het recht helemaal los te laten en de definitie van misdaden te koppelen aan het begrip
‘harm’, dus aan de sociale schade die door het gedrag wordt veroorzaakt. Ze wijzen er
bijvoorbeeld op dat -door de globalisering- ondernemingen hun gevaarlijke, schadelijke en
milieuverontreinigende activiteiten kunnen verplaatsen van geïndustrialiseerde landen naar
ontwikkelingslanden zonder fatsoenlijke wetgeving. Volgens juridische benadering zou dat
dus betekenen dat gedragingen die hier verboden zijn in die landen ineens geen criminaliteit
meer zouden zijn.
2) Operationalisering van element ‘high social status’
Afdalend in hiërarchie van organisaties; wanneer verschiet dan de kleur van de witte boord in de
kleur van een blauwe boord? Is bijv. de fraude gepleegd door medestander/middenstander ook
witteboordencriminaliteit? Huisman denkt dat hedendaagse samenleving veel diffuser is dan
samenleving van Sutherland in jaren ‘1930 en dat het dus veel moeilijker is om onderscheid te
maken tussen witte boorden enerzijds en blauwe boorden anderzijds. Bovendien, door
processen van automatisering en digitalisering, zijn allerlei vormen van fraude die vroeger alleen
gepleegd konden worden door mensen met hoge sociale positie, bereikbaar geworden voor
iedereen.
3) Element ‘in the course of his occupation’
In de uitoefening van beroep of bedrijf kunnen eigenlijk twee heel verschillende vormen van
misdaad worden onderscheiden wanneer je kijkt naar de motivatie. Enerzijds kunnen ze hun
beroep of bedrijf misbruiken om misdrijven voor eigen gewin te plegen (bijv. bankmedewerker
die zijn kennis van financiële systeem en toegang tot rekeningen van cliënten gebruikt om geld
naar eigen rekeningen weg te sluizen). Anderzijds kunnen daders hun positie in uitoefening van
beroep of bedrijf gebruiken om misdrijven te plegen met als bedoeling organisatiedoelen te
bereiken (bijv. boekhoudfraudes die worden gepleegd om gestelde winstdoelen van
onderneming te behalen). Omdat het om twee verschillende motivaties gaat, zijn er in de
criminologie ook twee nieuwe begrippen geïntroduceerd voor deze twee nieuwe vormen van
witteboordencriminaliteit:
- Wanneer de misdrijven worden gepleegd voor eigen, individuele gewin, dan wordt er
gesproken van occupational crime.
- Wanneer de misdrijven worden gepleegd voor het belang van de organisatie (en dus vaak
ook namens de organisatie), dan wordt er gesproken van corporate crime.
Er kunnen overigens ook mengvormen zijn als het individuele belang en het organisatiebelang
samenvallen. Denk bijvoorbeeld aan fraude gepleegd door directeur-eigenaren van
onderneming. De winst voor onderneming valt dan samen met de winst voor individuele
aandeelhouder, zijnde de directeur van de onderneming. Denk bijvoorbeeld ook aan fraude
gepleegd door werknemers om winstdoelen van bedrijf te behalen wanneer aan het behalen van
die winstdoelen ook persoonlijke bonussen zijn gekoppeld.
2
,En tot slot: de verdiensten
Hoewel er dus kritiek is op definitie van witteboordencriminaliteit van Sutherland, hebben we het
wel aan hem te danken dat er in de criminologie een catchy (aansprekend) begrip is om zaken zoals
vastgoedfraudezaak te kunnen typeren. Interessante vraag is overigens wel in hoeverre de
kritiekpunten op de definitie ook van toepassing zijn op de vastgoedfraudezaak.
Kennisvraag kennisclip 1 (Witteboordencriminaliteit): In hoeverre zijn de drie kritiekpunten op de
definitie van witteboordencriminaliteit door Sutherland ook toepasbaar op de vastgoedfraudezaak?
1) Kritiek op uitleg begrip ‘crimes’
In vastgoedfraudezaak gaat het om misdaden die tot strafrecht behoren (fraude en corruptie).
De kritiek op Sutherland van juristen dat zijn uitleg te breed zou zijn (juristen vonden dat het
beperkt moest bleven tot het strafrecht), is dus niet toepasbaar op vastgoedfraudezaak. Kritisch
criminologen vonden de uitleg van Sutherland juist te smal: binding met het recht moet
losgelaten worden en definitie van misdaden moet gekoppeld worden aan sociale schade die
door gedrag wordt veroorzaakt. De kritiek van kritisch criminologen is wel toepasbaar op
vastgoedfraudezaak.
2) Operationalisering begrip ‘high social status’
Deze kritiek houdt in dat het onduidelijk is wanneer de boord verschiet van wit naar blauw. In
vastgoedfraude is het wel duidelijk dat de daders een witte boord en dus hoge sociale status
hebben, omdat de hoofdverdachten de directeuren waren van Nederlands bouwfonds en Philips
pensioenfonds.
Dit kritiekpunt is dus niet toepasbaar op de vastgoedfraudezaak.
3) Element ‘in the course of his occupation’
Deze kritiek houdt in dat je twee verschillende vormen van witteboordencriminaliteit kunt
onderscheiden als je kijkt naar motivatie (voor eigen gewin: occupational crime en voor belang
van organisatie en vaak dan ook namens organisatie: corporate crime).
Dit kritiekpunt is niet van toepassing op vastgoedfraudezaak, omdat de fraude en corruptie die
zijn gepleegd voornamelijk tot doel hadden de directeuren zelf te verrijken (dus voor eigen
gewin).
Kennisclip 2: Organisatiecriminaliteit
Eerst wordt een deel van het NOS-journaal getoond over de Libor-fraude. Over deze fraude is in
week 1 in de werkgroep al gesproken en wordt daarom hier niet inhoudelijk herhaald.
Libor-fraude is typisch voorbeeld van wat we ‘corporate crime’ noemen (organisatiecriminaliteit). In
het eerste grote onderzoek naar corporate crime in Amerika in 1980 definieerden Clinard en Yeager
corporate crime als: “Any act committed by corporations that is punished by the state, regardless of
whether it is punished under administrative, civil or criminal law.” We zien hier dat Clinard en Yeager
hier crime, net als Sutherland in zijn definitie van witteboordencriminaliteit, niet beperken tot het
strafrecht. Clinard en Yeager stelden overigens vast dat maar liefst 2/3 van de 500 grootste
ondernemingen in Amerika wetsovertredingen hadden gepleegd en 42% was zelfs recidivist. Het
begrip ‘corporate crime’ is in 1992 door Van de Bunt geïntroduceerd in de Nederlandstalige
criminologie en vertaald naar organisatiecriminaliteit. Van de Bunt verstond onder
organisatiecriminaliteit: “Die misdrijven die worden te begrepen die individueel of groepsgewijs door
3
, leden van een gerespecteerde en bonafide organisatie worden gepleegd binnen het kader van de
uitoefening van organisatorische taken.” Als je naar deze definities kijkt, valt op dat Clinard en Yeager
spreken over het gedrag van organisaties en dat Van de Bunt het heeft over gedragingen van mensen
binnen die organisaties. Dit raakt aan een klassiek vraagstuk in de criminologie over
organisatiecriminaliteit: hebben we het over gedragingen van mensen of van organisaties?
Uiteindelijk zijn het mensen die de misdaden plegen, maar ze doen dit voor en namens de
organisatie. Managers komen en gaan, maar crimineel gedrag blijft vaak bestaan. Dus dit blijft een
klassieke tegenstelling. Wat relevant is, hangt af van wat je wilt verklaren. Wil je verklaren waarom
mensen binnen organisaties misdrijven plegen, dan kijk je naar individuele daders. Wil je begrijpen
waarom er verschillen zijn in het criminele gedrag tussen ondernemingen, dan kijk je naar de
organisatie.
De kwalificatie ‘gerespecteerd’ en ‘bonafide’ (Van de Bunt) lijkt op gespannen voet te staan met idee
dat de organisatie misdrijven pleegt. Van de Bunt wil echter een onderscheid maken tussen het
fonetisch enigszins gelijkluidende begrip ‘georganiseerde criminaliteit’. Daarbij gaat het namelijk over
iets anders. Bij georganiseerde criminaliteit gaat het om samenwerkingsverbanden van mensen,
maar die werken louter samen om misdrijven te plegen en daar van rijk te worden. Het gaat bij
organisatiecriminaliteit om ‘normale’ bedrijven die crimineel bijklussen. Bij georganiseerde misdaad
gaat het om informele verbanden, terwijl het bij organisatiecriminaliteit gaat om formele
organisaties, bijvoorbeeld omdat ze rechtspersoon zijn en omdat ze staan ingeschreven bij de Kamer
van Koophandel. Toch is er ook wel kritiek op dit onderscheid, omdat het uit zou gaan van een soort
‘wij-zij’ denken: de onderwereld versus de ‘nette’ bovenwereld, terwijl er in de praktijk allerlei
mengvormen kunnen zijn tussen georganiseerde criminaliteit en organisatiecriminaliteit. Denk maar
aan notarissen en advocaten die betrokken zijn bij het witwassen van drugsgelden of denk aan op
zich normale bedrijven die in nood komen en vanuit die nood fraude gaan plegen, maar waarbij
uiteindelijk de fraude zo structureel deel uit gaat maken van de bedrijfsactiviteiten, dat dat eigenlijk
een kernactiviteit is geworden.
Welke soorten organisatiecriminaliteit zijn er?
Organisaties kunnen verschillende soorten misdrijven plegen. Typologieën zouden op grond van
verscheidende criteria worden gemaakt, zoals aard van de organisatie, aard van bedrijfstak, aard van
de activiteiten, aard van overtreden regels of aard van de schade. Daarbij zal al snel overlap zijn,
omdat de aard van de bedrijfsactiviteit meestal ook bepaalt welk type regel daarvoor geldt en welke
schade er met die overtreding wordt veroorzaakt. Een afvalverwerkende onderneming bijvoorbeeld
zal eerder milieudelicten plegen, terwijl een financiële instelling eerder fraude zal plegen. Op basis
van de aard van de bedrijfsactiviteiten, de aard van de overtreden regels en de aard van de daarmee
veroorzaakte schade, kunnen we de volgende soorten organisatiecriminaliteit onderscheiden:
1) Milieucriminaliteit
De overtreding van milieuwetgeving, bijvoorbeeld door het dumpen van afval en de
verontreiniging van bodem, water of lucht, waarbij de gestelde grenzen worden overschreden.
2) Arbeidsomstandighedencriminaliteit
De overtreding van de Arbo-wetgeving die de veiligheid en omstandigheden van
arbeidsomstandigheden reguleert, maar ook discriminatie en andere misdragingen richting
werknemers.
3) Productcriminaliteit
Als gevolg van schadelijke en onveilige producten waar consumenten het slachtoffer van worden.
4) Mededingingscriminaliteit
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bachelormastercriminologievu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.