100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie boek levensfasen en ontwikkelingsgerontologie $4.31   Add to cart

Summary

Samenvatting Ontwikkelingspsychologie boek levensfasen en ontwikkelingsgerontologie

20 reviews
 556 views  83 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide samenvatting van de boeken van M. Tieleman: Levensfasen: H1 t/m 8 Ontwikkelingsgerontologie: H1 t/m 4, 6 en 7

Preview 4 out of 36  pages

  • No
  • H1 t/m 8
  • March 13, 2019
  • 36
  • 2017/2018
  • Summary

20  reviews

review-writer-avatar

By: jessicadegeus • 2 year ago

review-writer-avatar

By: troyruesink • 2 year ago

review-writer-avatar

By: thomasuland • 3 year ago

review-writer-avatar

By: jolijnboer • 3 year ago

review-writer-avatar

By: anneterhuurne • 4 year ago

review-writer-avatar

By: sanen • 4 year ago

review-writer-avatar

By: sofiesander99 • 4 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie
Levensfasen H1 t/m 8

Ontwikkelingsgerontologie H1 t/m 4, 6 en 7

Levensfasen
Hoofdstuk 1 De prenatale periode
1.1 De lichamelijke ontwikkeling
 Ontogenese  de ontwikkeling van het specifieke individu
 Fylogenese  de ontwikkeling van de soort
- Bij de ontogenese speelt de interactie met de omgeving (moeder) een belangrijke rol
- Bij de fylogenese speelt meer de ontwikkeling van de soort, erfelijkheid, een rol
 De (prenatale) ontwikkeling van de mens is afhankelijk van de volgende 3 belangrijke factoren:
- Groei: toename van cellen en een toename van lengte en gewicht.
o Mate van groei is in sterke mate erfelijk bepaald, omgevingsfactoren hebben beperkte invloed
- Rijping: heeft te maken met het in staat zijn om nieuwe functies te vervullen en is een lichamelijk of fysiologisch proces
o Rijping wordt niets of nauwelijks beïnvloed door de omgeving. Voltrekt zich min of meer autonoom. Wordt beïnvloed door erfelijke factoren, kan
echter wel in de prenatale periode door schadelijke omgevingsfactoren in negatieve zin worden beïnvloed.
- Leren: omgeving speelt een belangrijke rol. De mogelijkheden om optimaal te kunnen profiteren
van geboden ervaringen heeft bovendien te maken met erfelijke factoren, zoals intelligentie.

 De menselijke biologische ontwikkeling begint bij de conceptie (bevruchting). De bevruchte eicel noem
je een zygote.
 In de prenatale fase, de periode waarin de ongeboren mens uitgroeit tot een mens die rijp is om
geboren te worden, onderscheiden we 3 trimesters:
- Het 1e trimester:
o Bestaat uit 2 periodes: de eerste twee weken, waarin de innesteling plaatsvindt van de
zygote in de baarmoeder (uterus), en de volgende 6 tot 10 weken
 De eerste 2 weken, waarin de celdeling van de zygote plaatsvindt is de germinale fase
 Tijdens de volgende periode van 6 weken ontwikkelen zich het CZ, de ogen, het hart,
de oren, de tanden, het gehemelte en de externe genitaliën.
▫ Vanaf de 3e week begint het brein zich te vormen. Net boven de wervelkolom
ontstaat het achterbrein (hersenstam), waarin de kleine hersenen gaan groeien.
Later ontstaat daaruit ook een middenbrein en een voorbrein. Het is dus duidelijk dat
de eerste drie maanden zeer bepalend zijn voor de verdere ontwikkeling
- Het 2e trimester:
o Het embryonaal stadium kenmerkt zich door een snelle groei en differentiatie van de
lichaamscellen. Hierbij ontstaan bij dieren alle belangrijke orgaanstelsels
o Foetus gaat bewegingen maken, zoals buigen, strekken, handen sluiten, kruip en klimbewegingen
o Trimester loopt van 3e t/m 7e maand
o Afzonderlijke bewegingen van hoofd, handjes en voetjes zijn goed te onderscheiden rond 21
weken na conceptie
o Halverwege de zwangerschap ontwikkelen de meeste reflexen. Deze geven o.a. informatie over
het functioneren van de hersenen
o Aan het einde van de 5e maand zijn bijna alle hersencellen aangemaakt. Dan neemt beweging
weer af en worden meer ingewikkelde functies zoals zintuigen ontwikkeld
- Het 3e trimester:
o Laatste trimester kenmerkt zich vooral door een snelle gewichtstoename van de foetus. Vanwege beperkte omvang in de uterus kan de foetus
zich steeds moeilijker bewegen en gaat hij een vaste positie innemen, meestal met het hoofd naar beneden.
o Het foetale stadium is het laatste stadium.



1.2 De ontwikkeling van de reflexen
 Reflexen zijn onbewuste en automatische fysiologische reacties op prikkels en veranderingen in de omgeving. Deze komen voort uit het natuurlijke instinct
om te overleven
 Reflexen hebben volgens de huidige inzichten de volgende kenmerken:
- Onwillekeurig. Reactie op een prikkel. Zijn de eerste bewegingen die een mens kan maken, naast het kloppen van het hart
- Geven informatie over het al dan niet goed functioneren van het CZ. Daarom moet arts reflexen onmiddellijk controleren na geboorte
- Worden bestuurd door de hersenstam, een deel van de hersenen dat zich vroeg in de evolutie heeft ontwikkeld. Een aantal reflexen verdwijnt weer
 De ongeboren mens kent 8 reflexen. Deze komen tot stand in de uterus en geven informatie over de ontwikkeling. In volgorde van verschijnen zijn dit:
1. De uterine withdrawal reflex: terugtrekken van het lichaam bij het knijpen in de tenen.
o Ontstaat tussen 5e en 7e week en verdwijnt in de 32e week voor de geboorte
2. De motoreflex: als baby schrikt, opent het armen en spreid het benen. In de oertijd zou het kind zich kunnen vastklemmen, als moeder zich uit een
benarde situatie zou moeten redden
o Ontstaat tussen 9 en 12 weken voor de geboorte en verdwijnt 2 tot 4 weken na de geboorte
3. De babinskyreflex: bij naar achteren strijken met een voorwerp over de voetzool richt de grote teen zich op en spreiden de andere tenen zich. Het is
mogelijk een soort grijpreflex van de voeten
o Ontstaat na de geboorte en verdwijnt tussen 1e en 2e levensjaar
4. De palmar reflex of grijpreflex: vingers sluiten zich bij een lichte aanraking van de palm van de hand
o Ontstaat in de 11e week voor de geboorte en verdwijnt langzaam tussen de 2e tot 9e maand na de geboorte
5. De asymmetrische tonische nekreflex: het hoofd dat naar één kant buigt, roept het strekken van het been en arm aan dezelfde kant van het hoofd op.

, o Ontstaat in de 18e week voor de geboorte en verdwijnt tussen de 3e en 9e maand na de geboorte
6. De spinal galant reflex: bij stimulatie van buik of rug roteert of buigt het ruggenmergkanaal 45 graden naar de gestimuleerde kant
o Ontstaan in de 20e week voor de geboorte en verdwijnt tussen de 3e tot 9e maand na de geboorte
7. De rooting relfex en sucking reflex: bij lichte aanraking van de wang of mond draait het hoofd in de richting van de stimulus en gaat de mond open met
uitgestoken tong als anticipatie op het zuigen
o Ontstaat tussen 24e en 28e week voor de geboorte en verdwijnt tussen 3e tot 4e maand na de geboorte
8. De tonische labyrinthine reflex forewards: bij bewegen van het hoofd voor- en achterwaarts buigt het hoofd boven en onder het niveau van de
ruggengraat door.
o Ontstaat rondom de bevalling en verdwijnt in de 3e tot 4e maand na de geboorte
 Volgens Goddard kunnen geremde of vertraagde reflexen later leiden tot allerlei ontwikkelingsstoornissen, zoals problemen met de coördinatie van de ogen
en de handen, leesproblemen en gebrek aan concentratie
- Volgens Goddard kun je geremde of vertraagde reflexen alsnog stimuleren met oefeningen die je kinderen kunt laten doen en hoeven ze geen
medicijnen te slikken


1.3 Visies op het prenatale bewustzijn
 Er bestaan diverse ideeën over de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn. Zo zijn er enorme verschillen tussen Oosterse en Westerse opvattingen
- In het Westen zijn er ook verschillen onderling:
o De een gaat ervan uit dat de mens ‘maakbaar’ is door zijn omgeving en de andere dat de mens bv. erfelijk is gedetermineerd
o Moderne visies gaan veelal uit van een wisselwerking tussen erfelijkheid en omgeving, zoals de humanistische mensvisie.
 In het Westen bestaan o.a. de volgende visies:
- De leertheoretische of behavioristische visie, waarbij wordt uitgegaan dat de mens na de geboorte een onbeschreven blad is en wordt bepaald door
leerervaringen
- Biologische visie, waarbij interne of erfelijke factoren de mens bepalen
- Omgevingspsychologische visie, waarbij de mens wordt bepaald door de wisselwerking tussen de sociale en ruimtelijke/materiële omgeving
- Cognitivistische visie, waarbij informatieverwerking en zelfsturing van de mens bepalend zijn
- Psychoanalytische visie, waarbij biologische aanleg en de opvoedingservaringen in de 1e levensjaren als belangrijke factor binnen de unieke
levensgeschiedenis bepalend zijn voor de persoonlijkheid in ontwikkeling
- Humanistische visie, waarbij individuele belevingen, de ruimte voor de noodzakelijke zelfontplooiing en de eigen verantwoordelijkheid belangrijke
factoren zijn
 Ook de definitie van bewustzijn verschilt per visie
- Cognitieve neurowetenschapper Gazzaniga beschrijft het bewustzijn als een vorm van zelfbewustzijn: hoe voel ik dat ik zelf ben
- Anderen zien bewustzijn als zijnde verbonden aan het geheugen
- Evolutionaire visie van Vroon benadrukt de relatie tussen taal en bewustzijn
- Biologisch georiënteerde Eccles gaat ervan uit dat bewustzijn iets onstoffelijks is, dat gescheiden van ons biologische ‘ik’ bestaat en causaal bepaalt
welke neuronen oftewel zenuwcellen signalen afgeven
- Volgens psychoanalyse wordt de ontwikkeling van het onbewuste, waarin ervaringen zijn vastgelegd, bepaald door eerste 2 levensjaren


1.3 De omgeving van het embryo en de foetus
 Middelen die van buitenaf komen en een schadelijke invloed hebben op de prenatale ontwikkeling, noem je teratogenen. Deze kunnen leiden tot
vertraagde groei, gedrags- en functiestoornissen en kunnen zelfs leiden tot de dood. Er zijn diverse te onderscheiden:
- Alcohol en drugs
o Zelfs matig roken en drinken tijdens de zwangerschap kan een negatief effect hebben, zoals een lager geboortegewicht of minder alertheid
o Volgens een verklaring ontstaat sudden infant death SID (wiegendood) doordat de pasgeborene geen juiste reactie geeft op zuurstofgebrek
 Mogelijk veroorzaakt door de verwarring die de pasgeborene heeft opgedaan in de baarmoeder, waarbij de adembeweging stopte door
giftige stoffen die via de navelstreng binnendrongen.
o Drugsverslaafde moeder geeft de drugs door aan het kind. De baby wordt dan met onthoudingsverschijnselen geboren
o Alcoholverslaving van moeder geeft een complex van factoren, genaamd het foetaal alcoholdyndroom (FAS)
 Kenmerken zijn ogen die wijd uiteen staan, geestelijke groeiachterstand en te kleine hersenen (microcefalie)

- Medicijnen
o Aangetoond is dat medicijngebruik kan leiden tot ernstige lichamelijke afwijkingen van het embryo

- Ondervoeding
o Ondervoeding van moeder kan leiden tot neurologische afwijkingen bij het kind. Het heeft effect op de ontwikkeling van de hersenen

- Chemicaliën en straling
o Bij zeer hoge concentraties lood en pcb’s zijn incidentele gevallen van vergiftiging opgetreden
o Van de atoombom in Hiroshima en Nagasaki is bekend dat 28% van de vrouwen een miskraam kreeg. 25% van de pasgeborene stierf in het
eerste levensjaar en de overlevenden hadden afwijkingen in het CZ

- Ongelukken
o Verwondingen van moeder wordt deels door het vruchtwater opgevangen maar kan ook leiden tot vroeggeboorte of beschadiging van foetus

- Infecties
o Onschuldige ziekten bij de moeder, zoals rode hond en rubella, leidt in de 1 e maand van zwangerschap in 50% van de gevallen tot afwijkingen bij
de geboorte
o Zeer gevaarlijke ziekte is aids en syfilis. Gevolgen kunnen ernstig zijn, zoals geestelijke achterstand in ontwikkeling, blindheid en doofheid

- Psychische ziekten
o Denken aan ziektes die erfelijk bepaald zijn, waarbij erfelijke belasting van vader eveneens een rol speelt en factoren als stress, depressie, angst

- Zware stress
o Stress kan leiden tot verhoging van adrenalineproductie in het bloed van moeder (baby’s van angstige moeders bewegen bv. meer in slaap)
o Bovendien is er een indirect effect: verhoogde inname van nicotine, medicijnen etc.
- Leeftijd van moeder en vader
o Beste is om kind te krijgen tussen 20e en 35e levensjaar
 Moeders jonger dan 17 hebben grotere kans op vroeggeboorte en doodgeboren kind

,  Ook bij oudere moeders is de kans op vroeggeboorte groter en is er daarnaast een verhoogde kans op psychische problemen. Ook neemt
kans op chromosoomafwijking zoals Syndroom van Down neemt ook toe.
o Oudere zaadcellen heeft invloed op psychische ontwikkeling van ongeboren kind
 Risico op schizofrenie zou zelfs verdubbelen wanneer vader ouder is dan 45
 Vaders boven 35 hebben 90% meer kans op lichtere baby’s, die weer meer kans hebben op afwijkingen

- Te kleine moederkoek of placenta
o Door verminderde toevoer van zuurstof en voedingsstoffen kan de ontwikkeling van de foetus nadelig worden beïnvloed


1.5 De verwachtingen van de omgeving
 Een kind dat niet aan verwachtingen van ouders voldoet, krijgt vaak minder positieve aandacht en is kwetsbaarder voor mishandeling en verwaarlozing




Hoofdstuk 2 De geboorte en de eerste 6 maanden
2.1 De geboorte als een biologisch proces
 De geboorte neemt gemiddeld 8 tot 14 uur in beslag. De hersenen van moeder en kind versnellen beide het verloop van de baring door een hormoon,
oxytocine, af te geven dat de baarmoeder doet samentrekken
 Baby’s huilen na de bevalling; daarvoor is meestal een goede reden, zoals het starten van de ademhaling, angst, pijn of honger.
- In fysiek opzicht kunnen de meeste baby’s zich uitstekend herstellen en zich aanpassen aan alle grote veranderingen die ze in korte tijd hebben
doorgemaakt.
 Wanneer het niet lukt de aanpassing soepel te laten verlopen omdat er complicaties bij de bevalling waren, zoals zuurstofgebrek bij de foetus, kunnen er al
dan niet ernstige stoornissen bij het kind ontstaan
- Zuurstofgebrek kan leiden tot hersenbeschadigingen. Dit levert vaak neurologische stoornissen op, dus stoornissen in denken en bewegen.
 Een belangrijke risicofactor tijdens geboorte (prenataal risico) vormt een vroeggeboorte (prematuriteit)
- Bovendien geldt, hoe lager het geboortegewicht is, hoe hoger het risico op ontwikkelingsstoornissen. Dit risico neemt toe als er zowel sprake is van
prematuriteit als van ongezonde premature invloeden, zoals roken en drugsgebruik
 Complicaties tijdens de geboorte kunnen o.a. leiden tot ADHD, leerstoornissen en coördinatieproblemen, sensorische perceptiestoornissen en
leesstoornissen en spraak- en articulatieproblemen.
- Maar, ADHD bv., kan ook veroorzaakt worden door complicaties voor de geboorte (prenataal), te veel roken en overmatig alcoholgebruik. Bovendien
spelen postnatale complicaties en erfelijke componenten een belangrijke rol
 Bijna iedereen vindt baby’s schattig. Dit heeft een biologische functie. Het verzorgen van de baby is makkelijker als je je aangetrokken voelt tot het kind


2.2 De lichamelijke groei, rijping en ontwikkeling van de motoriek
 Na de geboorte kan het kind alleen nog in elkaar gedoken, liggend bewegen. Met een jaar kan het over het algemeen eerste stappen zetten en met 2 jaar
kan hij bv. overal naartoe lopen. Deze grotere lichaamsbeheersing is het resultaat van rijping en kan slechts in beperkte mate worden geleerd.
 Het kind beschikt over een aantal reflectorische gedragsmogelijkheden die deels zijn terug te voeren tot de oertijd. Het verdwijnen van deze primaire
reflexen betekend dat het CZ zich verder ontwikkelt
 Als de verbindingen in de visuele hersenschors in de 2e en 4e maand toenemen, verliezen baby’s de volgende aangeboren reflexen:
- Snuffel- of zoekreflex: verschijnsel waarbij baby zoekende bewegingen maakt als hij honger heeft
- Loopreflex: voeten worden voor elkaar neergezet als iemand baby onder de oksels vasthoudt en hij zacht een vloer raakt
- Zwemreflex: kind maakt in water zwembewegingen, kan hoofd echter niet boven water houden
- Bijtreflex: ritmische beweging van de onderkaak om melk uit de tepel of speen te kunnen drukken. Is dus een overlevingsreflex
- Wurg- of kokhalsreflex: beschermingsreactie tegen het mogelijke verslikken als er melk in de luchtpijp terechtkomt. Ook een overlevingsreflex.
- Motoreflex: als baby schrikt opent hij vingers en armen (voor de borst) en spreid benen
- Zuigreflex: treedt op als baby op wang of mond wordt aangeraakt. Hoofd draait in richting van aanraking. Helpt tepel/speen te vinden
- Babinskyreflex: tenen spreiden en grote teen omhoog bij wrijven over voetzool moet in ieder geval worden vervangen door voetzoolreflex
o Als bovenstaande reflexen niet tijdig verdwijnen kan dat duiden op een hersenbeschadiging
 Er zijn ook reflexen die langer of gedurende het hele leven blijven bestaan zoals niezen, krabben, hoesten, wegvegen van hinderlijke prikkels in gezicht etc.

 Bij de ontwikkeling van groei en motoriek kun je twee groeirichtingen onderscheiden waarlangs de ontwikkeling zich voltrekt:
- De cefalocaudale groeirichting: groeispurt start bij het hoofd en gaat van daar naar beneden; het hoofd (cefalus) tot staart (cauda). Start bij 2 maand
en gaat door tot een leeftijd van 6 jaar
- Proximodistale groeirichting: van dicht bij centrum lichaam (proximaal) tot verder naar de buitenkant (distaal); romp groeit eerder dan de ledematen
en armen eerder dan de handen en vingers. Groeipatroon is duidelijkst vanaf een jaar of 6
 Bij de ontwikkeling van de grote bewegingen (grove motoriek) onderscheid je vervolgens in de eerste 6 maanden drie fasen:
- In eerste maand kan kind nogal gebogen liggen  embryonale houding. Kind is nog niet in staat houding te veranderen
- In de 2e maand kan kind hoofd in balans houden met een beetje steun. Trappelt stevig met zijn benen en begint armen te gebruiken om te grijpen. Als
het hem gelukt is om iets vast te grijpen laat het ook niet meer los
- 3e tot 6e maand houdt hij het hoofd steeds meer in balans. Zitten met steun gaat beter. Als hij op zijn buik ligt, probeert hij met handen te steunen
 Ook de fijne motoriek maken een ontwikkeling door in deze periode. Belangrijkste ontwikkeling is die van de verbeterde samenwerking tussen ogen en
handen en het gebruik van beide handen
- Dit noemen we de oog-handcoördinatie. Hierdoor is het kind beter in staat doelgerichte dingen te pakken


2.3 De ontwikkeling van het leren
 Leren  een blijvende verandering in wat iemand kan of weet op grond van ervaring
- Kun je ook definiëren als het vormen van geheugen of als een informatieverwerkingsproces dat leidt tot het vormen van geheugen
 Bij leren ontstaan verbindingen tussen nieuwe en bestaande informatie in het ZS. Eerst korte stroompjes, later permanente verbindingsknopen
- Korte verbindingsstroompjes hangen samen met het kortetermijngeheugen (KTG)
- Permanente verbindingsknopen aanmaken gebeurt in het langetermijngeheugen (LTG)
o Belangrijk is dat je dingen goed opslaat. Je hebt hiervoor een leerstrategie nodig
 De eerste leerervaringen doet de baby op via zijn zintuigen en binnen grenzen van eigen lichaam
- Vygotsky spreekt van situationele dwang: kind kan geen afstand nemen van de situatie als hij net is geboren
- Vygotsky beweert dat de cognitieve ontwikkeling wordt bepaald door de samenwerking ofwel interactie met andere mensen
o Alleen dankzij deze samenwerking kunnen kinderen intellectueel geleidelijk groeien

,  De pasgeborene beschikt over alle menselijke zintuigen, waarmee hij op een eigen manier kan reageren op prikkels uit de buitenwereld
- Gehoor. De pasgeborene reageert gedurende de eerste 6 maanden vooral met het gehoor op prikkels
- Zien. Gehoorprikkel stuurt zowel de hersenen als de oogspieren. Visuele prikkels doen dat niet.
o Vorming van kegeltjes vindt pas plaats na geboorte. Baby ziet eerst alles zwart-wit
o Na ongeveer 6 maanden is zien belangrijker dan horen
- Ruiken. Eerste zintuig dat van belang is voor de baby. Baby reageert op geur van de moederborst. Zo kan hij zich oriënteren op het voedsel
- Voelen en proeven. Tastzin is heel belangrijk. Baby is gevoelig voor aanrakingen. Ze zijn goed in staat zoete smaken te onderscheiden van zoute;
hebben een uitgesproken voorkeur voor zoet. Mond is ook belangrijk als tastorgaan; de mond van een baby is het kenorgaan
 Gehoor en gezichtsvermogen spelen belangrijke rol bij oriëntatie op de wereld. Het ontbreken ervan wordt dan ook als ernstige handicap gezien. Het kind
kan er ernstige leerstoornissen aan overhouden.

 De pasgeborene leert zijn wereld niet alleen kennen door ervaringen via de zintuigen, maar ook door de motoriek  sensomotorische ervaringen
 Sensomotorische ervaringen verlopen volgens een vast patroon, samengesteld uit een aantal regels:
- Oriëntatieregel: als iets opvallends gebeurt, richt baby waarneming en aandacht erop
- Onderzoeksregel: als baby iets ziet of voelt, gaat hij het exploreren met ogen of handen
- Regel van het scannen: volgen van objecten, met ogen zoeken
- Preferentieregel: als baby de keuze heeft kiest hij het interessantste voorwerp
- Habituatieregel: na tijdje gezien te hebben is de baby niet meer geïnteresseerd
- Omkeringsregel: kenmerken die de baby kan voelen, kan hij ook zien en omgekeerd
- Circulaire reacties: als handeling iets leuks oplevert, doet de baby de handeling opnieuw
o Piaget noemde dit primaire circulaire reacties


2.4 De taalontwikkeling
 Onderscheid tussen passieve en actieve taalontwikkeling
- Passief betreft het begrijpen van gesproken taal
- Actief betreft het produceren van taaluitingen
 Periode van taalverwerking van de pasgeborene noem je de voortalige periode, omdat van echte woorden en zinnen nog geen sprake is
- De voortalige periode is wel belangrijk als voorwaarde voor taalverwerking in de zin van communicatie met woorden en zinnen als symbool
- In de eerste 6 maanden vindt belangrijke ontwikkeling van passieve taalverwerking plaats
 Vanaf 2 tot 3 maanden begint de baby te oefenen met alle medeklinkers die een mens kan maken, dit heet het tateren
- Tateren vindt je terug in alle menselijke talen en je hoort klanken die niet in de moedertaal voorkomen. Niet via imitatie, maar vindt autonoom plaats
 Na 3 maanden neemt het tateren af en begint het brabbelen. Dit bestaat uitsluitend uit de klanken die in de moedertaal voorkomen. Wordt beïnvloed door
imitatie. Uit het brabbelen ontstaan later de echte woorden en zinnen.


2.5 Visies op de pasgeboren mens
 Verschillende manieren om tegen de mogelijkheden van een pasgeboren mens aan te kijken zijn:
- Vooral de vraag of de baby een eigen aard of biologische aanleg heeft bij de geboorte is interessant
- Verschillen in gedrag worden ook verschillend verklaard
 Behaviorisme beschouwd pasgeborenen als iemand met een lege menselijke geest (tabula rasa)
 Psychoanalytische stroming gaat ervan uit dat mens eigen geaardheid heeft en biologische aanleg
 Nature – nurture debat


2.6 De hechting
 Belangrijk ontwikkelingsaspect is de hechting of attachment.
- Dit vindt plaats direct na de geboorte
- Hechting is zowel belangrijk voor de persoonlijke als sociale ontwikkeling
 Je spreekt van hechting als er sprake is van een duurzame gevoelsmatige (affectieve) relatie tussen het kind en een of meer specifieke personen met wie het
kind regelmatig omgaat
 Het doel van hechting is het leggen van een basis voor het kunnen aangaan van andere
hechte relaties in het leven
- Het is belangrijk dat er bij het kind een beeld van de verzorgers ontstaat dat
wordt geassocieerd met warmte, contact en veiligheid
 Behavioristen gaan er juist vanuit de er niet altijd op gehuil gereageerd moest worden
omdat dit als beloning voor de baby werkt. Het werkt versterkend
- Onderzoek heeft echter aangetoond dat er een veilige hechting ontstaat als de
ouders of verzorgers consistent op het gedrag van baby’s reageren en als ze oog
hebben voor de behoefte van het kind. Je moet dus juist altijd gehoor geven 
responsief reageren
o Een baby gaat zich bij responsief gedrag veilig voelen, omdat hij weet dat hij
op de mensen in de omgeving kan vertrouwen, en zal daarom ook minder
behoefte hebben om bijvoorbeeld te huilen
 Volgens Erikson doorloopt een mens in zijn leven 8 fasen. De manier waarop je deze
fasen doorloopt is afhankelijk van de sociale omgeving, de cultuur en persoonlijke
eigenschappen
- Tijdens elke fase vindt een crisis plaats waarbij je een evenwicht moet zien te
vinden in twee uitersten. Als de fase uit balans is, beïnvloed dit de volgende fase
en zo wordt het moeilijker om weer in balans te raken
o De crisis die bij de babytijd hoort, is het fundamenteel vertrouwen vs.
fundamenteel wantrouwen. Warme geborgenheid in relatie met moeder
draagt bij aan het verwerven van ontwikkeling van het fundamenteel
vertrouwen
 Er zijn verschillende vormen van gehechtheid te onderscheiden:
- Veilige gehechtheid: kind zoekt contact, voelt zich veilig en ontdekt omgeving actief. Huilen als verzorgers weggaan, maar snel getroost als ze weer
terugkomen
- Vermijdende gehechtheid: kind zoekt weinig contact met de verzorger, maar is wel actief. Huilen niet als verzorgers weggaan en reageren traag als zij
weer terugkomen
- Angstige gehechtheid: baby ziekt intensief contact met de verzorger. Voelt zich niet veilig en kan erg passief zijn. Zijn ontzet als verzorger weggaan en
reageren op terugkeer met vastklampen en agressie

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller deniseeggengoor. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.31  83x  sold
  • (20)
  Add to cart