Language and the Brain:
module 2
De fundamenten van taal en
het brein
Inhoudstafel
Luistervaardigheid..................................................................................................................................6
Vraag 1: Wat zijn de deelprocessen bij de luistervaardigheid komen kijken?.....................................6
Vraag 2: Wat is de basiseenheid van luistervaardigheid?...................................................................6
Vraag 3: Wat zijn vijf mogelijke problemen die het luisterproces bemoeilijken en hoe gaan
luisteraars hier mee om?....................................................................................................................7
Probleem van segmentatie.............................................................................................................7
Probleem van coarticulatie.............................................................................................................7
Probleem van individuele verschillen.............................................................................................7
Probleem van snelheid van gesproken taal.....................................................................................7
Probleem van spreekfouten............................................................................................................8
Vraag 4: Op basis van welke 2 theorieën kan men de afweging maken over de verhouding tussen
top-down en bottom-up effecten tijdens het luisterproces?..............................................................8
Vraag 5: Wat zijn de kenmerken van het TRACE-model......................................................................8
Vraag 6: Welke bevindingen over luistervaardigheid ondersteunen het TRACE-model?....................9
Vraag 7: Wat is het verschil tussen een interactie en een autonoom model van de manier waarop
context de luistervaardigheid beïnvloedt?..........................................................................................9
Vraag 8: Welke van de twee genoemde modellen (interactie en autonoom) is het meeste in lijn met
de empirische evidentie?..................................................................................................................10
Vraag 9: Wat zijn de voor- en nadelen van het TRACE-model?.........................................................10
Voordelen.....................................................................................................................................10
Nadelen........................................................................................................................................10
Vraag 10: Wat zijn de basiskenmerken van het Cohort-model?........................................................10
Vraag 11: Welke bevindingen over luistervaardigheid ondersteunen het Cohort-model?................11
Vraag 12: Wat zijn de voor- en nadelen van het Cohort-model?......................................................11
Voordelen.....................................................................................................................................11
Nadelen........................................................................................................................................11
Vraag 13: Wat is het effect van spelling op de luistervaardigheid?...................................................12
1
,Lucas Delmeiren
Vraag 14: Wat leert de motor-theory ons over luistervaardigheid?..................................................12
Vraag 15: Welke bevindingen ondersteunen de motor-theory?.......................................................12
Vraag 16: Wat zijn de nadelen van de motor-theory?......................................................................12
Nadelen........................................................................................................................................12
Vraag 17: Wat zijn de voornaamste breinaandoeningen en haar symptomen die een impact hebben
op luistervaardigheden?...................................................................................................................13
Vraag 18: Wat is pure woorddoofheid? Welk component van het luisterproces is bij deze
aandoening aangetast, en welke patiënten zijn er in de neurolinguïstische literatuur terug te
vinden?.............................................................................................................................................13
Vraag 19: Wat is woordbetekenisdoofheid? Welke routes in het neurolinguïstische drie-route
theoretisch kader zijn hierbij aangetast en wat zijn de symptomen van deze aandoening?.............13
Vraag 20: Wat is transcorticale sensorische afasie? Welke routes in het neurolinguïstische drie-
route theoretisch kader zijn hierbij aangetast, en wat zijn de symptomen van deze aandoening?. .13
Vraag 21: Wat is diepe dysfasie? Welke routes in het neurolinguïstische drie-route theoretisch
kader zijn hierbij aangetast, en wat zijn de symptomen van deze aandoening?...............................14
Vraag 22: Wat zijn de voor- en nadelen van het neurolinguïstische drie-route theoretisch kader van
het luisterproces?.............................................................................................................................14
Voordelen.....................................................................................................................................14
Nadelen........................................................................................................................................14
Spreekvaardigheid................................................................................................................................14
Vraag 1: Wat zijn de verschillende deelprocessen in het taalproductieproces?...............................14
Vraag 2: Wat wordt er bedoeld met de flexibiliteit van het planningsproces?.................................15
Vraag 3: Welke factoren hebben een invloed op de flexibiliteit van het planningsproces tijdens
spraakproductie?..............................................................................................................................15
Vraag 4: Hoe kunnen we de flexibiliteit van het planningsproces verklaren?...................................15
Vraag 5: Wat zijn de perceptual loop theory en de conflict-based monitoring theory?....................15
Vraag 6: Wat zijn de voornaamste verschillen tussen de spreading-activation theory en WEAVER++?
Wat is een mogelijk compromis tussen beide theorieën?................................................................16
Vraag 7: Wat zijn de kenmerken van de spreading-activation theory en wat zijn 5 bevindingen die
de theorie lijken te ondersteunen?...................................................................................................17
Kenmerken....................................................................................................................................17
5 bevindingen...............................................................................................................................17
Vraag 8: Wat zijn de voor- en nadelen van de spreading-activation theory?....................................17
Voordelen.....................................................................................................................................17
Nadelen........................................................................................................................................17
Vraag 9: Wat zijn de kenmerken van de WEAVER++ theorie en wat zijn een aantal bevindingen die
de theorie lijke te ondersteunen?.....................................................................................................17
Kenmerken en bevindingen..........................................................................................................17
Vraag 10: Wat zijn de voor- en nadelen van de WEAVER++ theorie?................................................18
2
,Lucas Delmeiren
Voordelen.....................................................................................................................................18
Nadelen........................................................................................................................................18
Vraag 11: Spreken en schrijven zijn beide productieve vaaridgheden. Wat zijn de gelijkenissen en
verschillen tussen beide vaardigheden?...........................................................................................18
Gelijkenissen.................................................................................................................................18
Verschillen....................................................................................................................................19
Vraag 12: Wat voor taalactiviteit biedt een mengeling van beide vaardigheden?............................19
Vraag 13: Welke informatie heeft de neurolinguïstische benadering gegeven over de verschillen en
gelijkenissen tussen spreken en schrijven?.......................................................................................19
Vraag 14: Wat zijn 3 fundamentele aspecten van het spraakproces?...............................................19
Vraag 15: Welke kennis heeft de neurowetenschappelijke benadering bijgedragen tot de studie van
spreken en het verband met luisteren?............................................................................................19
Vraag 16: Wat is de interactie tussen spreken en luisteren tijdens een dialoog?..............................20
Vraag 17: Hoe moeilijk of gemakkelijk is het spreken ten opzichte van het luisteren?.....................20
Vraag 18: Hoe gaan sprekers om met de verschillende processen van het spreken?.......................20
Vraag 19: Wat is het traditionele onderscheid dat wordt gemaakt in de studie van afasie? En wat
zijn de symptomen van elk van deze vormen?.................................................................................20
Vraag 20: Welke 5 punten van nuance moeten worden gemaakt bij dit traditionele onderscheid?.21
Vraag 21: Wat is anomie en in welke mate sluit deze aandoening aan bij de theorieën van Levelt en
die van spreading-activation?...........................................................................................................21
Vraag 22: Wat zijn agrammatisme en wat vertellen ze over de theorieën rond spreekvaardigheid?
..........................................................................................................................................................21
Vraag 23: Wat is jargon-afasie en wat is het onderliggende probleem van deze aandoening?.........21
Leesvaardigheid....................................................................................................................................22
Vraag 1: Welke kennisbronnen moeten aanwezig zijn in het brein van de lezer om een geschreven
tekst te kunnen begrijpen?...............................................................................................................22
Vraag 2: Wat zijn de 3 voornaamste processen die betrokken zijn bij leesvaardigheid?...................22
Vraag 3: Wat is de volgorde van deze leesprocessen?......................................................................22
Vraag 4: Wat is het verschil tussen de ontwikkeling van leesvaardigheid in kinderen die in het
Engels leren lezen en kinderen die dat in een andere taal zoals het Spaans of het Tsjechisch doen?
..........................................................................................................................................................23
Vraag 5: Wat is de rol van fonologische processen tijdens het lezen?..............................................23
Vraag 6: Wat is het interactive activation-model en hoe verhoudt het zich tot de modellen van
luisteren die we hebben gezien?......................................................................................................23
Vraag 7: Wat zijn de voor- en nadelen van dit model?......................................................................24
Voordelen.....................................................................................................................................24
Nadelen........................................................................................................................................24
Vraag 8: Wat is semantische priming en wat is het effect op lezen?.................................................24
3
, Lucas Delmeiren
Vraag 9: In welke mate kan de zinscontext het lezen beïnvloeden?.................................................24
Vraag 10: Waarin verschilt eye-tracking onderzoek van onderzoek naar visuele woordherkenning?
..........................................................................................................................................................25
Vraag 11: Wat zijn enkele basisprocessen die komen kijken bij het lezen van zinnen en teksten?...25
Vraag 12: Wat zijn vijf basisveronderstellingen (assumpties) van het E-Z reader model van lezen en
hoe verschilt het van andere modellen zoals SWIFT?.......................................................................26
Vraag 13: Wat zijn voor- en nadelen van het E-Z reader model van lezen?......................................26
Voordelen.....................................................................................................................................26
Nadelen........................................................................................................................................26
Vraag 14: Wat is het dual-route cascaded model als onderdeel van de neurolinguïstische
benadering van leesvaardigheid?.....................................................................................................27
Vraag 15: Wat is het verschil tussen oppervlakte- en fonologische dyslexie, wat zijn de symptomen
van elk van deze aandoeningen en welke routes volgens het dual-route cascaded model zijn bij elk
van deze twee aandoeningen aangetast?.........................................................................................27
Oppervlaktedyslexie.....................................................................................................................27
Fonologische dyslexie...................................................................................................................27
Vraag 16: Wat is diepe dyslexie, wat zijn de symptomen van deze aandoening en welke routes
volgens het dual-route cascaded model zijn bij deze aandoening aangetast?..................................28
Diepe dyslexie...............................................................................................................................28
Vraag 17: Wat zijn de voor- en nadelen van het dual-route cascaded model?.................................28
Voordelen.....................................................................................................................................28
Nadelen........................................................................................................................................28
Vraag 18: Wat is het verschil tussen het dual-route cascaded model en het connectionistisch
driehoeksmodel?..............................................................................................................................29
Connectionistisch driehoeksmodel...............................................................................................29
Vraag 19: Wat zijn de voor- en nadelen van het connectionistisch driehoeksmodel?......................29
Voordelen.....................................................................................................................................29
Nadelen........................................................................................................................................29
Schrijfvaardigheid.................................................................................................................................30
Vraag 1: Welke 4 processen van het schrijven worden onderscheiden in het schrijfmodel van
Hayes?..............................................................................................................................................30
Vraag 2: Welke kennisbronnen staan de schrijver ter beschikking volgens het schrijfmodel van
Hayes?..............................................................................................................................................30
Resource level...............................................................................................................................30
Task environment.........................................................................................................................30
Vraag 3: Wat is de rol van motivatie in het schrijfmodel van Hayes?................................................30
Vraag 4: Welke methode wordt gebruikt om na te gaan hoeveel tijd een schrijver aan elk van deze
schrijfprocessen besteedt?...............................................................................................................31
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lucas26. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.36. You're not tied to anything after your purchase.