The first chapters were summarized in detail, but the last two chapters were not complete and also for me the most difficult chapters. So in itself enough a pity that last part which seems unfinished.
Feiten
Nadat een arts een vrouw heeft geopereerd vergeet hij om haar spiraaltje terug te plaatsen. De vrouw was hier niet
van op de hoogte en werd, nadat zij seksueel contact met haar man heeft gehad, zwanger. De vrouw en de man
hadden er grotendeels vanwege hun financiële situatie, voor gekozen om geen kinderen te nemen. De vrouw
spreekt de arts derhalve aan tot een vergoeding van de opvoedkosten van het kind, smartengeld en gederfde
inkomsten, omdat zij wegens de geboorte van het kind niet meer heeft kunnen werken.
Rechtsvraag
Dient de arts deze vergoeding te betalen?
Overwegingen
De Hoge Raad overwoog dat de arts de opvoedkosten voor het kind geheel moest vergoeden. Er was namelijk sprake
van een medische fout en voor toerekening is het voldoende dat er een risico is geschapen wat vervolgens
verwezenlijkt is. Wat de gederfde inkomsten betreft overwoog de Hoge Raad dat om te bepalen of de vrouw recht
had op vergoeding van haar gederfde inkomsten, er moest worden gekeken of de keuze van de vrouw om tijdelijk
niet te gaan werken in de gegeven omstandigheden als redelijk beschouwd kan worden. Hierbij moet aan de ene
kant in acht worden genomen dat de vrouw het recht heeft om haar leven zo in te delen als zij wil en aan de andere
kant dat zij haar schade zoveel mogelijk dient te beperken. Wat het smartengeld betreft oordeelt de Hoge Raad dat
er weliswaar sprake is van een onbehagen, maar dat dit geen psychisch letsel heeft veroorzaakt derhalve heeft de
vrouw geen recht op smartengeld.
Rechtsregel
Dit is een arrest over de problematiek rondom wrongful birth.
Feiten
Jeffrey, 3 jaar, komt na een therapeutische zwemles door verdrinking om het leven. Hierop eisen zijn ouders een
verklaring voor recht dat de werkgever van de zwemleraar hiervoor aansprakelijk is. Dit vanwege het feit dat zij dan
pas volgens eigen zeggen kunnen beginnen met de verwerking van de dood van Jeffrey. Het hof meende dat dit een
puur emotioneel belang is, waaraan rechtens te weinig belang valt toe te kennen. Als de ouders in cassatie gaan
stellen zij dat het vaststellen van de aansprakelijkheid ook van belang is voor het vaststellen van de immateriële
schade.
Rechtsvraag
Is dit een grond voor verklaring voor recht?
Overwegingen
Volgens zowel de Hoge Raad als AG Langemeijer gaat het hier om een novum, deze is ontoelaatbaar. Het
cassatieberoep wordt afgewezen.
Rechtsregel
Een verklaring voor recht op basis van een puur emotioneel belang wordt niet toegekend. Dan is er geen voldoende
belang in de zin van art. 3:303 BW. Bij een verklaring van recht wordt naast onmiddellijke betrokkenheid eveneens
vereist dat aan de verklaring enig rechtsgevolg kan worden verbonden.
Feiten
Een stel had al twee keer een miskraam gehad en daarna een gezonde dochter gekregen. Het stel wist dat in de
familie van de man een chromosale afwijking voorkwam. Toen de vrouw opnieuw zwanger raakte, vertelde zij aan de
verloskundige dat zij een prenataal onderzoek wilde, omdat zij geen gehandicapt kind wilde. De verloskundige zei
dat zij geen aanleiding voor een prenataal onderzoek zag en voerde deze derhalve niet uit. Na de geboorte van het
dochtertje, Kelly, bleek al gauw dat zij aan de chromosale afwijking leed en ernstig gehandicapt was. De ouders
stelde het ziekenhuis en de verloskundige aansprakelijk en vorderde schadevergoeding voor zichzelf en voor hun
dochtertje.
Rechtsvraag
Zijn de verloskundige en het ziekenhuis aansprakelijk te stellen voor het gehandicapte dochtertje en dienen zij de
schadevergoedingen te betalen?
Overwegingen
De rechtbank wijst de vordering van de ouders toe. Het hof wijst de vordering voor Kelly toe en de vordering voor de
ouders af. De Hoge Raad overwoog dat de verloskundige jegens de ouders en het nog ongeboren kind een zorgplicht
had en derhalve in de gegeven omstandigheden een prenataal onderzoek had moeten verrichten. De vrouw had
namelijk een keuze, om het kind te houden of niet, moeten maken op grond van juiste informatie. De Hoge Raad
stelt dat de verloskundige jegens Kelly in strijd heeft gehandeld met hetgeen in het ongeschreven recht in het
maatschappelijke verkeer wordt betaamd. De Hoge Raad oordeelt dat alle kosten voor de opvoeding en verzorging
van Kelly vergoed moeten worden. De verloskundige en het ziekenhuis zijn derhalve aansprakelijk te stellen voor het
gehandicapte dochtertje en dienen de schadevergoeding te betalen.
Rechtsregel
Dit is een arrest over de problematiek rondom wrongful life.
HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6095, NJ 2011/465 m. nt. T. Hartlief (Hangmat);
Subject ‐ Medische fout, wanprestatie, schadevergoeding Aansprakelijkheid voor opstallen, medebezitter Artikel – art. 6:174 BW
Feiten
Mevrouw A heeft in de tuin bij haar huis een hangmat opgehangen aan een gemetselde pilaar. Toen zij in de
hangmat lag, is de pilaar kort boven de grond afgebroken en over haar heen gevallen. Hierbij liep zij een hoge
complete dwarslaesie op. Verder brak zij haar kaak, neus, jukbeen, oogkas en een rib. Zij heeft na het ongeval tien
weken op de IC-afdeling van het ziekenhuis gelegen en aansluitend gedurende tien maanden een revalidatietraject
doorlopen. Mevrouw A zal door het ongeval haar armen en benen nooit meer kunnen gebruiken. Zij is voor de rest
van haar leven rolstoelgebonden en volledig afhankelijk van de hulp van derden. Mevrouw A en de heer B woonden
reeds ten tijde van het ongeval samen in het huis. Toen mevrouw A in het ziekenhuis lag zijn zij ook getrouwd.
Beiden hebben een aansprakelijkheidsverzekering. Mevrouw A vordert te verklaren voor recht dat de heer B, haar
echtgenoot, jegens haar aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en gedaagden te veroordelen tot
vergoeding van alle door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. Zij baseert haar vordering
uitdrukkelijk en uitsluitend op artikel 6:174 lid 1 BW, volgens welke bepaling de bezitter van een gebouw of werk
aansprakelijk is indien dit gebouw of werk ten gevolge van zijn gebrekkige toestand gevaar oplevert voor personen
of zaken en dit gevaar zich verwezenlijkt. De Rechtbank heeft geoordeeld dat mevrouw A jegens de heer B en
Achmea in beginsel terecht een beroep doet op de aansprakelijkheid ex art. 6:174 BW, maar dat dit beroep slechts
kan leiden tot een aansprakelijkheid voor maximaal 50% van de schade nu mevrouw A als medebezitter met een
aandeel (in haar verhouding tot de medebezitter) van 50% in de opstal, dat deel van de schade zelf zal hebben te
dragen.
Rechtsvraag
Is het mogelijk dat de ene (mede)bezitter de andere (mede)bezitter aansprakelijk stelt op grond van artikel 6:174 BW
of vestigt dit artikel uitsluitend een risicoaansprakelijkheid jegens derden?
,Overwegingen
In r.o. 4.3.1 en 4.3.2 geeft de Hoge Raad aan dat voor de beantwoording van de vraag of artikel 6:174 BW uitsluitend
een risicoaansprakelijkheid vestigt jegens derden, dat wil zeggen jegens personen die niet de hoedanigheid van
(mede)bezitter van die opstal hebben, in het bijzonder moet worden onderzocht of het relativiteitsvereiste aan
vergoeding van de schade in de weg staat. Of aan het in artikel 6:163 BW neergelegde relativiteitsvereiste is voldaan,
hangt naar vaste rechtspraak ervan af wat het doel en de strekking is van de aansprakelijkheidsnorm, aan de hand
waarvan moet worden onderzocht tot welke personen en tot welke schade en welke wijzen van ontstaan van schade
de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt. In de tekst van artikel 6:174 BW is de reikwijdte van de
risicoaansprakelijkheid van de bezitter van de gebrekkige opstal niet beperkt, dus ook niet tot derden (in de zojuist
omschreven betekenis) die als gevolg van het gebrek schade lijden. Dat de artikelen 6:169172 BW, die wel
uitdrukkelijk zien op schade aan derden, zijn opgenomen in dezelfde afdeling als artikel 6:174 BW, pleit eerder tegen
de opvatting dat ook artikel 6:174 BW alleen derden op het oog heeft dan ervoor. De bewoordingen van artikel
6:174 BW en het wettelijk stelsel staan op zichzelf niet in de weg aan de door mevrouw A verdedigde opvatting.
Daarna bespreekt de Hoge Raad de parlementaire geschiedenis (r.o. 4.3.3). Aan de wetsgeschiedenis kan echter
geen (voldoende) houvast worden ontleend ten gunste van het standpunt dat de wetgever de
risicoaansprakelijkheid van de bezitter heeft willen beperken tot die jegens derden en dat hij aanspraken in situaties
als de onderhavige heeft willen uitsluiten. Vervolgens concludeert de Hoge Raad dat bij de geschetste stand van
zaken, waarbij de wetgever aansprakelijkheid van de ene medebezitter jegens de andere niet heeft uitgesloten,
hangt de te maken keuze af van wat naar maatschappelijke opvattingen, in aanmerking genomen de belangen van
de benadeelde, de bezitter en de aansprakelijkheidsverzekeraar, het meest redelijk moet worden geacht als
reikwijdte van art. 6:174 BW. Die keuze valt uit ten gunste van het standpunt van mevrouw A (r.o. 4.3.5). Het
behoort immers tot de algemene doelstelling van de kwalitatieve aansprakelijkheid van artikel 6:174 BW dat op de
benadeelden niet het risico wordt afgewenteld dat niet of niet eenvoudig kan worden bepaald en bewezen wie voor
de door het gebrek veroorzaakte schade eventueel aansprakelijk kan worden gehouden op grond van de
schuldaansprakelijkheid van art. 6:162 BW. Deze beschermingsgedachte gaat evenzeer op voor de benadeelde
medebezitter. Verder draagt de Hoge Raad aan dat indien de medebezitter die schade lijdt ten gevolge van het
gebrek geen enkele aanspraak zou hebben tegenover andere bezitters van de opstal, zou hij de schade volledig zelf
moeten dragen en zouden de andere bezitters niets behoeven bij te dragen, hoewel ook zij in dezelfde relatie tot de
gebrekkige opstal staan als de medebezitter die schade lijdt ten gevolge van het gebrek. Ten aanzien van het
percentage van de aansprakelijkheid oordeelt de Hoge Raad ten slotte als volgt: Redelijke wetstoepassing brengt
mee dat de benadeelde medebezitter zelf dat gedeelte van de door hem geleden schade draagt dat overeenkomt
met zijn aandeel in de opstal, zodat hij op grond van artikel 6:174 BW in zoverre geen aanspraak heeft op
schadevergoeding jegens de andere medebezitter(s). Gelet daarop heeft de Rechtbank met juistheid geoordeeld dat
de heer B als (enige) medebezitter jegens mevrouw A aansprakelijk is tot maximaal 50% van de schade. De Hoge
Raad verwerpt het beroep.
Rechtsregel
Het is mogelijk voor de ene (mede)bezitter om de andere (mede)bezitter(s) aansprakelijk te stellen op grond van
artikel 6:174 BW, indien hij/zij schade lijdt wegens een gebrekkige opstal. Wel draagt de benadeelde medebezitter
zelf dat gedeelte van de door hem/haar geleden schade dat overeenkomt met zijn aandeel in de opstal.
HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9228, NJ 2015/376 (Srebrenica).
Subject ‐ Medische fout, wanprestatie, schadevergoeding Immuniteit Artikel ‐ Medische fout, wanprestatie, schadevergoeding art. 103 jo art. 105 Handvest van de VN
Feiten
In Bosnië-Herzegovina vond genocide plaats. Ten tijde van de gebeurtenissen was een Nederlands bataljon militairen
ter plaatse maar deze kon niet voorkomen dat de gebeurtenissen plaats vonden. Een aantal jaren later proberen een
groep overlevenden van deze genocide Nederland en de Verenigde Naties aansprakelijk te stellen voor het niet
voorkomen van de genocide. Zij eisten compensatie. Vraag is hierbij of de Verenigde Naties en/of Nederland
absolute immuniteit geniet, zelfs in het licht van de afschuwelijke gebeurtenissen.
Rechtsvraag
Geniet de Verenigde Naties absolute immuniteit? En de deelnemende staten?
, Overwegingen
De VN geniet absolute immuniteit. Deze immuniteit is geldend, ongeacht de aard van de claim waar deze tegenover
staat. In dit geval dus genocide in Bosnië-Herzegovina. Art. 6 EVRM staat hier niet aan in de weg. Kan niet zijn dat
Nederlandse soldaten zich aan rechtspraak kunnen onttrekken aan misstappen tijdens oorlog.
Rechtsregel
De VN geniet absolute immuniteit. Nederlandse staat is aansprakelijk, ook al is het een deelnemende staat aan de
VN.
Feiten
In 1995 werd J. aangereden door een bij Delta Lloyd verzekerd voertuig. Twee jaar later wordt J. aangereden door
een bij London verzekerd voertuig. J. en Delta Lloyd hebben in 2002 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij
Delta Lloyd €226.890 aan J. heeft betaald. Het ging hierbij om de schade die hij door beide ongevallen had geleden
(en nog zou lijden). J. cedeert in december 2003 alle rechten die hij in verband met de twee gevallen jegens wie dan
ook kan doen gelden aan Delta Lloyd. London heeft ter zake van de schade €26.612,70 aan Delta Lloyd vergoed.
Delta Lloyd vordert nu 50% van het door haar aan J. na het tweede ongeval betaalde bedrag van €207.107.81. Het
gaat hier om mengschade: de schade kan gevolg zijn van zowel het eerste als het tweede ongeval en is van ten
minste een van deze ongevallen het gevolg. Voor London zou dit uitkomen op een bedrag van €76.941,20 (na aftrek
van wat London al aan Delta Lloyd had betaald). De rechtbank oordeelt dat ook het tweede ongeval schade heeft
veroorzaakt en dat niet kan worden vastgesteld in welke mate sprake is van schade die alleen het gevolg kan zijn van
het tweede ongeval. De rechtbank wijst de vordering van Delta Lloyd toe. Het hof stelt vast dat beide ongevallen de
gehele schade na het tweede ongeval kunnen hebben veroorzaakt, zodat Delta Lloyd en London ex artikel 6:99 BW
(extern) hoofdelijk aansprakelijk zijn en stelt de draagplicht op 50-50.
Rechtsvraag
Zijn Delta Lloyd en Londen beide hoofdelijk aansprakelijk? Zo ja, wat is de onderlinge draagplicht?
Overwegingen
De Hoge Raad overweegt dat London en Delta Lloyd op grond van art. 6:99 jo. art. 6:102 BW tegenover J hoofdelijk
aansprakelijk waren. De na het tweede ongeval geleden, door Delta Lloyd vergoede schade kan geheel door het
tweede ongeval zijn veroorzaakt. De schade moet worden verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan
hen toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. In de overwegingen van het hof ligt besloten
dat in de interne verhouding tussen London en Delta Lloyd niet valt vast te stellen in welke mate de gebeurtenis
waarvoor zij aansprakelijk zijn tot het ontstaan van de gehele schade heeft bijgedragen. Door in zodanig geval te
aanvaarden dat, behoudens bijzondere omstandigheden, de draagplicht bestaat voor gelijke delen, geeft geen blijk
van een onjuiste rechtsopvatting( r.o. 3.9). De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Rechtsregel
In regresverhoudingen bij alternatieve causaliteit is het uitgangspunt een draagplicht voor gelijke delen voor de
hoofdelijke schuldenaren. Er rust een bewijsrisico op de partij die een andere verdeling wenst. De evenredige
verdeling geldt alleen wanneer er sprake is van een situatie als in art. 6:99 BW.
als de interne verhouding niet is vast te stellen (als je niet weet wie voor welk deel en in welke mate
verantwoordelijk is), dan bestaat de draagplicht in gelijke delen. Dit vloeit voort uit het arrest.
HR 10 juni 1910 W. 9038 (Zutphense juffrouw);
Onrechtmatige daad, art. 6:162 BW
Feiten
Juffrouw De Vries woont boven het pakhuis van Nijhuis te Zutphen. Door een strenge vorst springt in de nacht van 4
op 5 januari 1909 een leiding in het pakhuis van Nijhuis. Een voorraad leer die in het pakhuis ligt opgeslagen, wordt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jamy13a. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.