Nederlandse landschappen (ENAKLAND.X.16)
All documents for this subject (1)
1
review
By: carolienserno • 4 year ago
Seller
Follow
ilseblom
Reviews received
Content preview
Noordelijk zeekleilandschap
De vorming van het land
De laatste 10.000 jaar (het holoceen) zijn klei en zand afgezet op een zandondergrond
(afkomstig uit het pleistoceen) en is veen gevormd. Deze sedimenten vormen de basis voor
het noordelijk zeekleilandschap. Na de laatste ijstijd smolt het landijs af → de zeespiegel
steeg snel → Noordzeevlakte overstroomde → zeewater drong via rivierdalen het land
binnen → rivierdalen veranderden in getijdenbekkens.
± 5000 jaar geleden zwakte de zeespiegelstijging af (meeste landijs gesmolten) →
getijdenbekkens vulden zich met dikke kleipakketten → waddengebied ontstaat met slikken
en kwelders (beide verlandde) → zeespiegelstijging brengt de Noordzeekust dichterbij →
getijdenwerking werd sterker → slikken gingen over in zandplaten / kleien van kwelders
werden zandiger.
Stijging zeewaterspiegel ↔ stijging grondwaterspiegel → depressies in het land lopen onder
→ moerassen met veenvorming.
Door kreken en prielen was de zee overal in het kwelderland aanwezig, maar door het
waterbergende vermogen overstroomde het waddengebied weinig → ontstaan
kustlandschap van kwelderwallen en kwelders / langs kreken slibden oeverwallen op.
Ontwikkeling van het cultuurlandschap
Eerste vestingen in het kwelderland → boerderijen op of nabij de hoogste kwelderwallen in
de buurt van een geul of priel; op het maaiveld. Opstuwing van het zeewater ↔ verschil in
waterlozing beïnvloedde de overstromingen → ter bescherming werden terpen aangelegd
die uit konden groeien tot dorp(en).
Veel terpen werden vanaf 1840 afgegraven. Terpaarde was belangrijk voor de zandgronden
(gebrek aan (kunst)mest) → vaarten afgraven → ieder dorp aangesloten op waterwegennet.
Het dorpsmiddelpunt → voorheen zoetwatervijvers → door aanleg zeedijk overbodig →
kerken werden het middelpunt.
Regenwater stroomde door geulen naar zee → aanleg doorgaande zeedijken zorgde voor
een vermindering in de waterberging (waddengebied) → meer water opstuwing / blokkering
natuurlijke waterlozing. Natuurlijke waterlozing werd moeilijker doordat de zeespiegel bleef
stijgen terwijl het land niet hoger werd door opslibbing → lozen via buizen.
Zuidwestelijk zeekleilandschap
Geen uniform landschap in het Zuidwesten van Nederland. Genese zuidwestelijk
zeekleilandschap → voortdurende wisselende grens tussen zee en land.
Vorming van het landschap
Oudland : eerste stadium → lange fase van overstromingen → vertakkende ruggen: de
oeverwallen van de getijkreken banen zich een weg door het veengebied → differentiële
klink → toenemend hoogte verschil tussen zavelige en veenloze kreekruggen / komvormige
poelgebieden van klei-op-veen. Bij de ruggen niet of nauwelijks inklinking ↔ in de kommen
met zware klei op veengrond wel.
Bewoning en intensief grondgebruik beperkt tot de kreekruggen → omstandigheden gunstig
voor akkerbouw / zoetwater aanwezig. Over de ruggen liepen ook wegen.
Pagina 1 van 19
,Overstroming 12e eeuw → systematische bedijking oudland (oudere dammen en dijken
worden in de ringdijk opgenomen) → zeewater buitengesloten, maar afwatering bemoeilijkt
(poelen werden omsloten door ruggen). Veen onder de kleibedekking van de poelgronden
werd afgegraven → hoogteverschil tussen maaiveld en ruggen neemt toe.
Nieuwland : Gebieden die buiten de ringdijk op de zee werden gewonnen. Kon ontstaan
door:
1. Opwas Zandplaat slibt hoog op (bedijking nutteloos)
2. Aanwas Tegen een bestaand en bedijkt land valt een strook land droog en
wordt ssssssssssss bedijkt
3. Overslibbing van het oudland
Gemeenschappelijke kenmerken nieuwlandgebieden = vlakke ligging en uniforme, vaak
kalkrijke bodemopbouw → akkerbouw, later ook fruitteelt. Verkaveling was grootschalig →
wegen volgden in kleine polders het dijkpatroon ↔ grote polders schaakboordpatroon.
Dijkbeuken tegen gaan → aanleg aan de binnenzijde inlaag- of slaperdijk → bij dijkbreuk
houdt de slaperdijk het water tegen → inlaag liep onder → na terugtrekken van het water
kunnen er wielen overblijven.
Duinlandschap
De oude duinen
Oude duinen zijn gevormd in het holoceen → temperatuurstijging na de laatste ijstijd →
smelten van ijskappen → stijging zeespiegel → door getijdenpatroon ontstonden zuidwest-
noordoost gerichte strandwallen → snelle zeespiegel stijging (7.000 v.Chr. en 4.000 v.Chr.)
→ strandwallen werden opgeruimd → ontstonden nieuwe oostwaarts (proces stopt zodra de
zeespiegelstijging verminderd). Tussen 3.000 v.Chr. en 1.000 v.Chr. ontstonden westwaarts
van de oudere strandwallen nieuwe strandwallen → jongere (door zeespiegelstijging) hoger
dan de oudere → tussen series strandwallen lagen strandvlakten → op de strandwallen lage
duinen gevormd ↔ oude duinen 5 à 8 meter hoog.
Noord-Nederland → openingen in de kust → waddengebied met kwelders → geen
zoetwatertoevoer van rivieren → vloedbeweging oost-west → vorming strandwallen →
verplaatsing landinwaarts → veenvorming in de strandvlakten.
Dorpen op de strandwal groeiden uit tot steden (12 e en 13e eeuw) → nederzettingen
ontstonden achter de jonge duinen op de overgang naar de veengebieden in ontginning.
De jonge duinen
Vorming jonge duinen → stuiven (10e eeuw) → begon aan een beschadigde kust →
gelijktijdig sprake van kusterosie en landinwaartse verplaatsing van loop- en paraboolduinen
→ versterkte getijdenstromen (vanuit zeegaten) → kustafbraak ← ontbossing en
overbeweiding versterkten dit proces. Jonge duinen vormden een barrière langs de
Noordzeekust → barrière en bevolkingstoename (hogere vraag naar vis) → stichting nieuwe
vissersdorpen.
Jonge duinen minder aantrekkelijk voor bewoning en landbouw dan oude duinen. Jacht op
konijnen was belangrijkste economische activiteit → konijnen werden uitgezet → jacht voor
huiden (verkoop) → jacht kreeg meer regels → uitbreiding van de konijnenstand kon leiden
tot degradatie van de vegetatie en verstuiving van duinen.
Pagina 2 van 19
, Grondwaterstand in de kustduinen reikt tot boven zeeniveau → neerslag → onder
kustduinen vormt zich een natuurlijke zoetwaterzak → zout grondwater wordt verdrongen.
Zoetwater stroomt af via de duinrand → kwelvorming in lager gelegen polders.
Het zuivere duinwater werd als grondstof gebruikt door:
1. Bierbrouwerijen 2. Papiermolens 3. Linnenblekerijen
Water uit duinbeken of duinrellen en waterputten was voor de kustbevolking van
levensbelang. Veel variaties in grondwaterstand. Kustafslag → smaller duingebied →
valleien direct achter de kustlijn verdrogen. Invloed van menselijke activiteiten op de
grondwaterstand:
1. Afgravingen
2. Polderpeilverlaging achter de binnenduinrand
3. Bosaanplant
4. Stedelijke bebouwing en de aanleg van campings
5. Drinkwaterwinning (daling grondwater → zoutwater wordt niet langer verdrongen →
veroorzaakt kwel in het binnenland ; nauwelijks nog vochtige valleien in de
vastelandsduinen van Noord- en Zuid-Holland.
Zoetwaterzak op peil brengen → oppervlakte-infiltratie van rivierwater → duingebieden
worden vochtiger → ook verrijking van voedingsstoffen.
Ontwikkeling in de binnenduinrand
Vanaf de middeleeuwen afzanding aan de binnenduinvoet → zand werd gebruikt voor
wegverharding; glasfabricage; en in woningen als strooisel op de houten vloeren. 17 e en 18e
eeuw commerciële afzanding → afzanding in de bollenstreek was vanaf het begin gericht op
het latere gebruik als bloembollengrond → bloembollen kalkrijke grond nodig / relatief hoog
grondwaterpeil → wortelen niet diep.
Vlakste delen van de binnenduinen van Zuidwest-Nederland zijn al sinds de middeleeuwen
begreppeld en omringd door houtwallen → eind 18e eeuw groeiende belangstelling voor
agrarische experimenten → ontginning neemt toe. Duingronden hadden veel mest nodig
(eigen vee gaf niet genoeg opbrengst) → gebruik van zeewier, visafval en ook zeesterren als
bemesting.
Rijke stedelingen investeerden in landbouw en zandwinning in de binnenduinrand → later
bouw van buitenplaatsen (vooral als deze aan de duinbeek lag) → bevordering van
trekvaarten (17e eeuw) → betere bereikbaarheid. Bij aanleg van landgoederen hadden
vlakke gebieden de voorkeur (17e en 18e eeuw). Vanaf 19e eeuw → toenemende
belangstelling voor de duinen als woon- en recreatiegebied → Villadorpen ← mede
ontwikkeld door aanleg van spoorlijnen en tramwegen. 20e eeuw → uitbreiding
suburbanisatie → ontstaan bijna aaneengesloten bebouwing langs grote delen van de
binnenduinrand. Vissersdorpen ontwikkelen zich tot badplaatsen onder invloed van het
toerisme.
Agrarisch veenlandschap
Veenvorming
Veen = een opeenhoping van afgestorven plantenresten in een waterrijk milieu.
Veenvorming in Nederland begon na de jongste ijstijd → herstel van de begroeiing → stijging
van de zeespiegel → hogere waterstand → vernatting van de lagere delen → afgestorven
plantenresten hoopten zich op tot veen.
Pagina 3 van 19
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilseblom. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.