100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Probleem 6 Ouderdomsziekten $3.21   Add to cart

Summary

Samenvatting Probleem 6 Ouderdomsziekten

1 review
 77 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Ik schrijf samenvattingen met alle benodigde informatie voor het bloktentamen. Ik beschrijf de theorie heel duidelijk en eenvoudig zodat het makkelijk wegleest en toch alles bevat wat een student moet begrijpen en kennen om de bloktoets te halen. Ik ben begonnen met mijn samenvattingen aan studente...

[Show more]

Preview 2 out of 6  pages

  • Yes
  • March 14, 2019
  • 6
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: romakalicharan • 4 year ago

avatar-seller
Probleem 6: Ouderdomsziekten
Delirium: plotseling optredende verwardheid. tijdelijk en komt meestal door lichamelijke ziekte. Als
de lichamelijke toestand verbetert, neemt verwardheid af.


1. Stoornis in bewustzijn (= verminderde helderheid in besef van omgeving)
en verminderd vermogen aandacht richten, vasthouden of verplaatsen.
2. Verandering cognitief functioneren (zoals een geheugenstoornis, desoriëntatie,
taalstoornis, waarnemingsstoornis)  kan niet verklaard worden door een al langer bestaande,
vastgestelde of beginnende dementie.
3. Stoornis ontwikkelt zich in korte tijd (meestal uren tot dagen) en wisselt in de loop van de dag.

Op grond van de voorgeschiedenis van de betrokkene, lichamelijk onderzoek en/of
laboratoriumonderzoek kan worden gekozen uit:
 Delirium door somatische aandoening: oorzaak door fysiologische gevolgen van een somatische
aandoening.
 Delirium door intoxicatie met een middel: bijvoorbeeld alcohol.
 Onthoudingsdelirium: ontwikkelen van verschijnselen tijdens of kort na een
onthoudingssyndroom.
 Delirium door multiple oorzaken: meer dan één oorzaak
 Delirium niet anders omschreven: andere oorzaken/ onvoldoende aanwijzingen voor een
specifieke oorzaak.

Kenmerken:
 Minder controle over opnemen van indrukken en vaak gedesoriënteerd: weet niet waar hij
zich bevindt, welke dag het is, wie hij voor zich ziet.
 Kan heel snel veranderen, daarom anders dan dementie
 Cognitieve functies vaak aangedaan:
o Hallucinaties
o Illusies  geen echte hallucinatie, maar waarneming wordt verkeerd uitgelegd en
geïnterpreteerd.
 Vaak angstig, geprikkeld of depressief.
 Verschijnselen wisselen sterk.
 Lichamelijke functies raken ontregeld. Vb. slaap en motoriek
o Sundowning: nachtelijke onrust vooral bij oude mensen
Ontstaan:
 Middelengebruik (alcohol, drugs en sommige geneesmiddelen):
o Intoxicatie of plotselinge onthouding van  alcohol, amfetamine, cocaïne,
cannabis, hallucinogene stoffen (LSD), opiaten (heroïne) en benzodiazepinen
(kalmerings- en slaapmiddelen).
 Lichamelijke aandoening, somatisch:
o Aandoening van hersenen
o Andere aandoeningen:
 Infecties.
 Uitdroging
 Gebruik van verschillende medicijnen die onderling op elkaar kunnen
reageren.
 Stofwisselingsstoornis.
 Zware operaties.
Risicoverhogende factoren:
 Operatie
 Leeftijd: oudere mensen of kleine kinderen
 Depressie
 Tabak
 Hersenbeschadigingen (epilepsie, vroeger schedelletsel)
 Slechte lichamelijke conditie.
 Ernstige lichamelijke ziekte.
 Omgeving biedt weinig structuur, weinig houvast voor patiënt.

, Behandeling: ziekte is om te draaien, tenzij terminale ziekte
 Primaire lichamelijke aandoening tegengaan
 Conditie herstellen, voldoende vocht krijgen
 Psychiatrische symptomen behandelen met angst remmende medicatie en psychotische
middelen.
o Neuroleptics: psychose tegengaan
o Benzodiazepine: angstremmend
 Patiënt in rustige, overzichtelijke en zo vertrouwd mogelijke situatie plaatsen.
 Goed gedoseerde prikkels  niet te druk en niet te rustig.




1. Ontwikkeling van meerdere cognitieve defecten, komt tot uiting in:
a) Geheugenstoornissen = verminderd vermogen om nieuwe informatie te leren of
zich eerder opgeslagen informatie te herinneren
b) Minstens één van volgende 4 cognitieve stoornissen:
 afasie = taalstoornis (moeite met taalbeheersing)
 apraxie = verminderd vermogen om motorische handelingen uit te voeren
ondanks intacte bewegingsfuncties
 agnosie = onvermogen voorwerpen te herkennen/identificeren ondanks intacte
zintuigfuncties.
 stoornis van de hogere sturende functies (bijv. plannen maken, organiseren,
involgorde afwerken, logische conclusies trekken, abstract denken)
2. Cognitieve defecten leiden tot duidelijke afname in vroegere niveau van functioneren, bijvoorbeeld op
sociaal of beroepsmatig gebied.
3. Defecten treden niet uitsluitend op tijdens een delier.


Dementie/major neurocognitive disorder: wordt het meest gekenmerkt door globaal verval
van cognitieve functies.
Kenmerken:
 Afasie: taalstoornis
 Apraxie: vermindering uitvoering van bepaalde motorische handelingen
 Agnosie: niet herkennen van bepaalde voorwerpen
 Amnesia:
o Antero grade: vermogen nieuwe info leren, nieuwe informatie wordt niet meer
opgeslagen
o Retro grade: vermogen oude info terughalen: eerst korte termijn geheugen, later
ook langetermijngeheugen.
 Herhalen:
o Echolalia: herhalen van eigen woorden
o Palilalia: herhalen van woorden/geluiden die je hoort
 Ontregeling van abstract denken: ontstaan van oordeels- en begripsstoornissen en
patiënt kan nieuwe of ingewikkelde situaties niet of nauwelijks begrijpen.
o Decorumverlies: gedrag past niet bij vroegere stijl van leven en is niet sociaal
aanvaardbaar
Verloop:
 Beginfase: besef dat psychisch functioneren achteruit gaat. Proberen compenseren:
dwangmatige trekken, of achterdocht en beschuldigingen. Minder sociale contacten of
vermijden van ingewikkelde situaties.
 Toename: lukt niet meer geheim te houden  angst of depressiviteit . Vervolgens minder
emotionele reacties en inzicht in eigen disfunctioneren verdwijnt.
Mate van ernst: vloeiende overgang:
 Lichte dementie: belemmering van sociale activiteiten, maar nog wel voldoende
zelfvermogen aanwezig.
 Matige dementie: zelfstandig wonen wordt te riskant.
 Ernstige dementie: voortdurend toezicht nodig.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fieketran. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21
  • (1)
  Add to cart