Samenvatting van het boek: Nederlands als tweede taal (3e druk). Deze samenvatting kan worden gebruikt bij het leren van het tentamen kennis tweedetaalverwerving. De samenvatting is overzichtelijk. Begrippen zijn dikgedrukt en worden uitgelegd a.d.h.v. de definitie uit het boek.
Bevat hoofdstuk 1 t...
Kuiken, F. red. (2013), Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs, derde druk. Utrecht/
Zutphen: Thieme Meulenhoff. Hieruit: Hst. 1 t/m 10.
,Inhoud
Nederlands als tweede taal...................................................................................................................1
...............................................................................................................................................................1
Inhoud...................................................................................................................................................2
1. Inleiding.............................................................................................................................................3
2. Ontwikkeling van mondelinge vaardigheden.....................................................................................5
Belangrijke theorieën in verband met het taalleren..........................................................................6
Taalonderwijs....................................................................................................................................7
3. Taalaanbod en interactie...................................................................................................................8
Het taalaanbod: de vorm...................................................................................................................8
Het taalaanbod..................................................................................................................................8
Kenmerken van interactie die de verwerking van het Nederlands als tweede taal bevorderen........9
4. Woordenschat.................................................................................................................................10
Het leren van woorden....................................................................................................................10
De vier fases van woordenschatonderwijs......................................................................................11
De kracht van de leerkracht.............................................................................................................11
5. Lezen................................................................................................................................................12
Stadia in het leren lezen..................................................................................................................12
Kleuters en geschreven taal: ontluikende geletterdheid.................................................................12
Aanvankelijk lezen en automatisering.............................................................................................12
Voortgezet lezen: lezen van teksten................................................................................................13
Lezen als informatieverwerking.......................................................................................................13
Specifieke leessituaties....................................................................................................................13
De relatie tussen lezen en schrijven.................................................................................................14
6. Schoolse taalvaardigheid.................................................................................................................15
Wanneer zijn schoolse taaltaken moeilijk?......................................................................................15
Mondelinge taaltaken en taalvaardigheden in de niet-taalvakken..................................................15
Schriftelijke taaltaken en taalvaardigheden.....................................................................................16
Relatie tussen taalvakken en niet-taalvakken..................................................................................16
7. Taaldoelen, leerstof en toetsing......................................................................................................17
Taaldoelen, toetsing en schoolsucces..............................................................................................17
Toetsing en onderwijsdoelen...........................................................................................................17
Zin en onzin van toetsen..................................................................................................................18
Toetsing van tweetalige kinderen....................................................................................................18
8. NT1, NT2 en effectief onderwijzen..................................................................................................19
, Knelpunten voor NT2-kinderen in het onderwijs Nederlands..........................................................19
Overeenkomsten en verschillen tussen NT2- en moedertaalonderwijs..........................................19
Inhoud en organisatie van (taal)onderwijs......................................................................................20
9. Nieuwkomers...................................................................................................................................21
Opvangmodellen.............................................................................................................................21
Doelstelling van de eerste opvang...................................................................................................21
Lijn in het eerste opvangonderwijs..................................................................................................22
Competenties van onderwijsgevende die met nieuwkomers werken.............................................22
Enkele didactische suggesties..........................................................................................................22
Het volgen van nieuwkomers..........................................................................................................23
Taalbeleid............................................................................................................................................24
De ontwikkeling en invoering van taalbeleid...................................................................................24
Taalbeleid op vier soorten scholen..................................................................................................24
Organisatie.......................................................................................................................................24
3D-model: doelen, didactiek en differentiatie.................................................................................25
1. Inleiding
Het Nederlandse taalonderwijs is traditioneel en vooral schriftelijk ingesteld. Dit komt omdat
Nederlandse kinderen over het algemeen met een redelijk mondelinge vaardigheid in de kleuterklas
instromen. Verder is het organisatorisch makkelijker en overzichtelijker om een taak schriftelijk te
geven.
NT2-verwervende leerlingen: leerlingen die van huis uit een andere taal spreken dan Nederlands of
die tweetalig opgroeien, met Nederlands en een andere taal als moedertaal.
Tweedetaalverwerving: kinderen die van huis uit een andere taal spreken dan Nederlands pikken de
taal op in allerlei situaties waarin Nederlands wordt gesproken.
Tweedetaalleren: situaties op school waarin een kind Nederlands leert.
Hoe ouder tweedetaalverwervers zijn, des te meer invloed ze ondervinden van hun eerste taal
(accent).
Tweedetaalleren: schoolse situaties waarin een kind Nederlands leert. Hoe ouder een
tweedetaalverwerver hoe meer invloed het accent uit de eerste taal heeft.
Onderinstromers: kinderen die al vanaf de kleuterklas op een Nederlandse school zitten.
Neven- of zijinstromers: kinderen die sinds kort in Nederland zijn.
De drie D’s:
Doelen: welke leerdoelen moeten de leerlingen behalen?
Didactiek: hoe kan de leerkracht die het beste bereiken?
Differentiatie: de leraar moet differentiëren om de tegemoet te komen aan de onderlinge
verschillen van de NT2-leerlingen.
,
,2. Ontwikkeling van mondelinge vaardigheden
Veel kinderen worden tweetalig opgevoed. Beide talen worden afwisselend en door elkaar heen
gesproken. Dit is afhankelijk van het onderwerp, de gesprekspartner of de plaats waar het gesprek
plaatsvindt. Voor een tweetalige opvoeding is het, het beste als de leerling van jongs af aan
tweetalig wordt opgevoed en niet eerst een taal leert en later pas een andere.
Woorden die vaker in het aanbod voorkomen worden het eerst verworven. Een hoge taalfrequentie
Taaldominantie: de leerling spreekt één van de twee talen beter dan de andere.
Stille periode: periode waarin kinderen niets zeggen maar juist goed luisteren. Hierbij zijn ze actief
bezig om een taal te leren.
Receptieve taalvaardigheid: de passieve taalvaardigheid. Het kind begrijpt, verstaat en weet wat er
gezegd wordt.
Productieve taalvaardigheid: de actieve taalvaardigheid. Wat het kind zelf spreekt.
Het verwerven van een tweede taal:
Tot in de jaren ’70 werd taalleren gezien als een proces van gewoontevorming waarin imitatie en
reinforcement (bekrachtiging) een grote rol speelden. Er werd vooral gedrag dat de transfer zal
optreden van T1-gewoontes naar de nieuwe te leren T2-gewoontes. Hierbij werd aangenomen dat
de invloed van de eerste taal op de tweede taal zeer groot was. Deze theorie hield niet lang stand
omdat kinderen hun taal niet verwerven door hun omgeving te imiteren. Ook bleek de invloed van
de eerste taal veel minder groot dan werd aangenomen.
Een hoge aanbodfrequentie en herhaling hebben een positieve werking op de taalverwerving.
Woorden die vaker voorkomen worden het eerst verworven. Uit onderzoek blijkt dat een woord pas
wordt onthouden als het 7x is voorgekomen in een verschillende context.
Interferentie: het maken van fouten onder invloed van de eerste taal ook wel een negatieve
transfer.
Interferentiehypothese: verschillen tussen de eerste en de tweede taal worden als een
leerprobleem beschouwd en moeten onderwezen worden.
Overgeneralisatie: een regel toepassen in alle gevallen en hierdoor fouten maken.
Creative constructie: de taalverwerver is een creatieve bouwer aan de nieuwe taal.
Universalistische taalverwervingshypothese: processen van eerste- en tweedetaalverwerving zijn
universele processen. Taalontwikkelingsfouten worden gemaakt door specifieke problemen uit de
taal zelf.
Interactionele benadering: het taalaanbod en de interactie met de moedertaalsprekers speelt een
grote rol in het tweedetaalverwervingsproces.
Outputhypothese: wanneer een taalverwerver gedwongen wordt om de tweede taal te gaan
spreken gaat hij bewuster om met de vormelijke kenmerken in het aanbod dat ze krijgen. Ze
proberen erachter te komen hoe morfologische en syntactische regels in elkaar zitten. Feedback is
hierbij essentieel.
,Belangrijke theorieën in verband met het taalleren
Theorieën over het taalleren:
1. Behaviorisme: taalleren is een proces van gewoontevorming, waarin imitatie en
bekrachtiging een belangrijke rol spelen. De invloed van de eerste taal op de tweede taal is
heel groot.
2. Nativisme: gaat ervan uit dat mensen ter wereld komen met een aangeboren
taalverwervingsmechanisme. De tussentaal bij taalverwerving is heel systematisch en
voorspelbaar.
3. Interactionisme: het belang van interactie tussen biologische en sociale aspecten van
taalverwerving wordt benadrukt. Frequentie van taalaanbod, herhaling en interactie spelen
de belangrijkste rol in taalverwerving.
Deze theorieën zijn het volgende met elkaar eens:
Kinderen verwerven een tweede taal door actief te luisteren naar wat mensen in hun omgeving
zeggen. Op basis daarvan stellen ze hypotheses op wat woorden in de tweede taal betekenen en
hoe regels van de tweede taal in elkaar zitten. Bij het opstellen van hypotheses is de structuur van
de tweede taal bepalend. De fouten die de kinderen daarbij maken komen vooral uit de
moeilijkheidsgraad van de tweede taal.
De ontwikkelingsvolgordes in de tussentaal zijn voor de eerste- en tweedetaalverwervers vaak
hetzelfde. Toch gebruiken ze hun eerste taal voor sommige aspecten tijdens vooral de beginfase van
de tweedetaalverwerving en met name de uitspraak. Het taalaanbod en de interactie met de
omgeving spelen ook bij het bijstellen en hervormen van hun hypotheses een belangrijke rol.
Het gaat voornamelijk om: taalaanbod (op niveau), interactie, de omgeving en feedback.
Vier deelvaardigheden aspecten van taalvaardigheid:
1. Klankvaardigheid: op klankniveau is de eerste taal van invloed op het verwerven van de
tweede taal. Daarom moet er in de kleuterklas aandacht besteed worden aan de
klankvaardigheid van NT2-verwervers. Luister- en uitspraakonderwijs is vermoeiend voor
een kind en moet daarom per dag maar hooguit 5 minuten aangeboden worden. Over het
algemeen hebben NT2-verwervers rond hun 9e jaar het klankensysteem onder de knie.
2. Woordenschat: de grootste verschillen tussen NT1 en NT2 kinderen zit hem in de
woordenschat. De verschillen in woordenschat hebben invloed op de schoolprestaties.
3. Vaardigheid in woord- en zinsbouw: dit zijn zeer verschillende en ongelijksoortige vormen
en verschijnselen zoals bijvoorbeeld het vervoegen van werkwoorden. Je kunt de kinderen
regels aanleren maar voor jonge kinderen is dit lastig. Zij moeten de regel zelf (onbewust)
afleiden uit het taalaanbod. Hierdoor gaan de kinderen ook weer sneller over op
overgeneralisatie doordat zij een regel verkeerd toepassen. NT2-kinderen kunnen wel twee
jaar achterlopen.
4. Gespreksvaardigheid: na een stille periode gaan de gespreksvaardigheden van NT2 kinderen
met sprongen vooruit. Met het voeren van dagelijkse gesprekken hebben ze geen moeite
omdat ze zelf hun woorden kunnen kiezen zullen ze de moeilijke woorden vermijden.
, Factoren die een rol spelen bij de tweedetaalverwerving:
De achtergrond: leeftijd en omgeving. Jonge kinderen leren een taal en de uitspraak van de
taal makkelijker. Oudere en volwassenen kunnen echter een tweede taal makkelijker leren.
De sociale omgeving: de omgeving bepaalt het taalaanbod dat het kind krijgt. Het
taalaanbod blijkt een grote factor te zijn voor de taalvaardigheid. NT2 kinderen leren vooral
van vriendjes (peergroup) en van broers of zussen. Het creëren van contactsituaties in de
klas door de leerkracht is belangrijk.
Cognitief: intelligentie en leerstrategie
Affectief: attitude en motivatie
Taalonderwijs
Schoolwerkplan: hierin zijn precieze doelen opgenomen over wat de leerlingen moeten kennen en
kunnen, welke leermiddelen daarbij worden gebruikt en hoe het programma eruitziet. De inhoud en
organisatie is belangrijk voor het schoolsucces van het tweedetaalonderwijs.
Didactische benaderingen:
Een combinatie van benaderingen levert de beste tweedetaalonderwijsleergang op.
Grammatica-vertaalbenadering: vertalen van schriftelijke teksten met de nadruk op het
leren van grammaticaregels en het leren van woorden uit lijsten. Leerlingen leerden hier niet
het luisteren en spreken in alledaagse situaties.
Audio-linguale benadering: nadruk op mondelinge vaardigheden. Er worden geen
grammaticale regels geleerd. Er wordt weinig aandacht besteed aan de opbouw van de
woordenschat in de taal. De taalleerder moest eerst uitgebreid de receptieve vaardigheden
ontwikkelen en alleen deze vaardigheden komen aan de orde.
Communicatieve benadering: het aanbieden van de leerstof in een zo natuurlijk mogelijke
context. Daarnaast wordt er uitleg gegeven over de grammaticaregels.
Taakgerichte bendering: taal wordt ongemerkt verworden door het laten maken van
taaltaken. De taalverwerver moet zelf uit het geheel een analyse maken van de te leren taal
(analytisch). Uit onderzoek blijkt dat analytisch leren inefficiënt is.
Interactief taalonderwijs: betekenisvol, sociaal en strategisch leren.
- Interessante en functionele leerstof
- Leren in interactie met anderen
- Leergedragsregels
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisapabosamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.76. You're not tied to anything after your purchase.