Literatuur
Cursus Belastingrecht, onderdeel Internationaal belastingrecht 2017-2018:
o Onderdeel 0.2.2.
o Onderdeel 3.2.4.B.
Jurisprudentie (zie uitgeprint)
HR 12 maart 1980, BNB 1980/170 (grensambtenaar)
HR 2 september 1992, BNB 1992/379 (Ierland I)
HR 17 februari 1993, BNB 1994/163 (Ierland II)
HR 28 februari 2001, BNB 2001/295 (drielandenpunt)
HR 8 februari 2002, BNB 2002/184 (Japanse royalty)
HR 11 mei 2007, BNB 2007/230 (Mexicaanse en Braziliaanse interest)
0.2.2 Het woonplaatsbegrip in de Nederlandse wet
Art 4 lid 1 AWR: woonplaats- en vestigingsfictie.
3.2.4.B Woonplaats (art 4 OESO-modelverdrag)
Met de verdragsdefinitie van ‘inwoner’ worden twee doeleinden nagestreefd:
a. het afbakenen van de persoonlijke werkingssfeer van de overeenkomst; en
b. het goed doen functioneren van de toewijzingsbepalingen van het verdrag
In de navolgende onderdelen worden achtereenvolgens behandeld:
— de vaststelling van de ‘verdragswoonplaats’ volgens art. 4 lid 1
— de woonplaats van natuurlijke personen naar Nederlands nationaal recht
— de vestigingsplaats van lichamen naar Nederlands nationaal recht
— dubbele verdragswoonplaats in de zin van art. 4 lid 1
— de beperkte betekenis van de verdragswoonplaats van art. 4
— verdragswoonplaats en fiscale eenheid
— gevolgen van het uiteenlopen van woon- of vestigingsplaats naar Nederlands nationaal recht en de
verdragswoonplaats
— de afwijkende situaties bij de verdragen met Zwitserland en de Verenigde Staten
3.2.4.B.b Vaststelling van de verdragswoonplaats volgens art 4 lid 1
Persoon is inwoner van een verdragsluitende staat indien hij volgens de wetgeving van die staat
subjectief onbeperkt onderworpen is aan belastingheffing.
Beoordeling liable to tax:
a Aan de hand van het buitenlandse (belasting)recht moet worden vastgesteld of sprake is van ‘full
tax liability’: dat wil zeggen beoordelen of de belastingplichtige in het buitenland onbeperkt aan
belastingheffing is onderworpen.
b Is de belastingplichtige in het buitenland daadwerkelijk als inwoner in de belastingheffing betrokken,
dan geldt voor de belastingrechter als uitgangspunt dat de belastingplichtige op grond van de
buitenlandse wetten als inwoner aan belastingheffing is onderworpen en zodoende een beroep op het
in het geding zijnde belastingverdrag kan doen.
c De inspecteur kan zich aan dit uitgangspunt onttrekken en aldus aan de belastingplichtige het
inwonerschap voor verdragsdoeleinden ontzeggen indien hij aannemelijk maakt dat:
i de gegevens op grond waarvan de buitenlandse fiscus het inwonerschap van de
betrokkene in het desbetreffende buitenland heeft aangenomen. onjuist dan wel onvolledig
zijn, of
ii de heffing in redelijkheid niet op enige regel van het buitenlandse recht kan zijn gestoeld.
3.2.4.B.c Woonplaats van natuurlijke personen naar Nederlandse nationaal belastingrecht
Art 4 lid 1 AWR: of een persoon in Nederland woont, moet obv dit artikel en de omstandigheden
bepaald worden.
Nationale jurisprudentie inzake de woonplaats van natuurlijke personen meeste
woonplaatskwesties doen zich tegenwoordig overigens voor bij werknemers die tijdelijk naar het
1
, buitenland worden uitgezonden al dan niet tezamen met hun gezin, bijvoorbeeld (zie meer):
- na jarenlang verblijf met gezin in Venezuela keert de vader pas een half jaar na de terugkeer van zijn
gezin, zelf naar Nederland terug; hij wordt geacht pas vanaf het tijdstip van zijn eigen terugkeer naar
Nederland alhier zijn woonplaats te hebben;
- gehuwde werknemer vervulde in reeks van jaren in uiteenlopende landen onderscheiden
dienstbetrekkingen; aanhouden van woning in Nederland waar gezin bij aanvang van een nieuwe
dienstbetrekking verbleef in afwachting van een woning in de nieuwe werkstaat, betekende in casu
niet dat woonplaats in Nederland lag
- door ouders financieel ondersteunde zoon die gedurende vier jaar een vliegopleiding in de VS
volgde, bleef in Nederland binnenlands belastingplichtig) en Hof Amsterdam 31 oktober 2002, nr.
01/03613 belanghebbende verbleef duurzaam in Indonesië maar zijn Nederlandse vrouw woonde in
Nederland alwaar hij enige malen per jaar verbleef en waar hij over een eigen auto beschikte, hield in
Nederland banktegoeden en effecten aan en had een Nederlandse ziektekostenverzekering; nu niet
bleek dat hij in Indonesië over eigen woongelegenheid, familiebanden of materiële bezittingen
beschikte, werd hij geoordeeld in Nederland te wonen
3.2.4.B.d Vestigingsplaats van lichamen naar Nederlands nationaal recht
Ingevolge art 2 lid 4 Wet VPB en art 1 lid 3 Wet DB worden naar Nederlands recht opgerichte
lichamen geacht in Nederland te zijn gevestigd. Ook hier weer art 4 lid 1 AWR. Er wordt gekeken naar
de kernbeslissingen die door het bestuur genomen worden om te bepalen waar de werkelijke leiding
zich bevindt.
Jurisprudentie inzake vestigingsplaats van lichamen naar Nederlands nationaal recht:
— Indien de inspecteur meent dat een naar buitenlands recht opgericht lichaam op grond van ‘de
omstandigheden’ (art. 4 AWR) zijn feitelijke leiding in Nederland heeft, moet deze inspecteur de
vereiste omstandigheden aantonen (HR 20 april 1988, nr. 24 189, BNB 1988/176, V-N 1988, p. 1328).
— Als doorslaggevende omstandigheden voor het aannemen van een vestigingsplaats in Nederland
zijn wel aangemerkt: het automatisch doorgeschakeld worden van telefoongesprekken, bestemd voor
de buitenlandse dochter, naar de Nederlandse moedermaatschappij waar ook boekhouding en
facturering voor de dochter plaatsvinden (Hof Leeuwarden 22 december 1989, nr. 887/89, FutD
1990/542); het door de buitenlandse directeuren van het desbetreffende lichaam niet ontvangen van
een beloning terwijl zij daarnaast zeer vele andere directeursfuncties vervullen en geen kantoor in het
buitenland aanhouden (HR 1 februari 1989, nr. 24 983, BNB 1989/142 (concl. Verburg, noot Van
Brunschot), V-N 1989, p. 752, FED 1989/512 (aant. Van Dun)), het in Nederland bepaald worden van
de prijzen van de producten (Hof Arnhem 14 mei 1991, nr. 1107/1988, FED 1991/1668).
— In een uitzonderlijk geval (Antilliaanse holding wenst voor toepassing van fusiefaciliteiten van art.
40 Wet IB 1964 aangemerkt te worden als in Nederland gevestigd) werd na verwijzing beslist dat het
— overigens weinig inhoud hebbende — beheer van pakketten aandelen plaatsvond in Nederland en
dat daarmee ook de leiding over dat lichaam alhier werd gegeven, waaraan niet afdeed de
omstandigheid dat de aandeelhoudersvergaderingen werden gehouden op de Nederlandse Antillen,
alwaar zich de statutaire zetel bevond en een directeur woonachtig was (HR 21 augustus 1985, nr.
22 930, BNB 1985/302 (concl. Van Soest, noot Hofstra), na verwijzing afgedaan door Hof Amsterdam
24 april 1987, nr. 3979/85, V-N 1988, p. 224, HR 30 november 1988, nr. 24 276, BNB 1989/87, V-N
1989, p. 543 en Hof ’s-Gravenhage 20 december 1989, nr. 136/89, BNB 1991/126, V-N 1990, p.
1444).
— De feitelijke leiding behoeft niet gegeven te worden door de statutaire directeuren doch kan zeer
wel berusten bij iemand die geen directeur van het desbetreffende lichaam is (HR 23 september 1992,
nr. 27 293 (met name r.o. 3.3.3), BNB 1993/193 (concl. Verburg, noot Den Boer), V-N 1993, p.
1151 alsmede FED 1993/655 (aant. Juch) waarbij werd gecasseerd de uitspraak Hof ’s-Gravenhage 7
februari 1990, nr. 3188/85, V-N 1990, p. 1181).
— De ‘kernbeslissingen’ met betrekking tot houdster- en beleggings-bv X werden genomen door
directeur-grootaandeelhouder Z op diens woonadres in België, zodat de plaats van de werkelijke
leiding van X bv zich in België bevond (HR 3 februari 2012, nr. 10/05386, V-N 2012/12.19).
— De naar het recht van Gibraltar opgerichte X Ltd. had twee aandeelhouders (Gibraltarese
lichamen) waarvan een tevens als (formeel) bestuurder was aangesteld. De activa van X Ltd.
bestonden uit een bankrekening in Zwitserland met daaraan gekoppeld een effectendepot en een
lening. Als vermogensbeheerder trad de Nederlandse Y BV op. De bestuurder van X Ltd. had een
algemene machtiging afgegeven aan de in Nederland wonende heer A die ook daadwerkelijk daarvan
gebruik maakte en als enige op de hoogte werd gehouden van de stand van zaken ten aanzien van de
bankrekening en de beleggingen. De rechtbank besliste dat de directie van X Ltd. materieel door A
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ljp2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.