IBR WEEK 5 – Dividendbelasting deel II
- Cursus belastingrecht DB 2.2.0
HS 4
- Jurisprudentie HR 6 april 1994, BNB 1994/217 (dividendstripping)
HR 25 mei 1994, BNB 1994/219 (inkoop van aandelen Spanje)
HR 18 mei 1994, BNB 1994/252 (inkoop eigen aandelen van NA NV)
HR 18 mei 1994, BNB 1994/253 (teruggaaf dividendbelasting aan NA
HR 21 februari 2001, BNB 2001/196 (dividendstripping)
HR 12 december 2003, BNB 2004/123 (inkoop van aandelen België)
2.2.0 Uiteindelijk gerechtigde (art 4 lid 7 en 8)
In art 4 lid 7 is een maatregel opgenomen die tezamen met art 9.2 IB en art 25 Vpb een dam moet
opwerken tegen het ontgaan van DB dmv dividendstripping.
Voorbeeld
Een in het buitenland wonende, particuliere belegger 1 verkoopt zijn aandelen in een Nederlandse NV
(cum dividend) voor een prijs van € 128 direct vóór de datum waarop het dividend van € 28 wordt
vastgesteld en koopt ze kort daarna weer (terug) voor € 100 (ex dividend). Door de dividenduitkering
is de prijs van het aandeel gezakt. De belegger heeft als onderdeel van de verkoopprijs materieel het
dividend onbelast kunnen incasseren. Hij wordt voor deze verkoopwinst in Nederland niet belast, tenzij
hij een aanmerkelijk belang heeft in de zin van art. 7.5Wet IB 2001 en dientengevolge buitenlands
belastingplichtige is. De eveneens in het buitenland wonende particuliere belegger 2 verkoopt zijn
aandelen in de Nederlandse NV niet en ontvangt het dividend van € 28 waarop ex art. 2 Wet DB 1965
15% Div.bel. is ingehouden. Zijn netto-opbrengst bedraagt € 24,5.
Fiscale aspecten van dividendstripping
Vooral voor aandeelhouders interessant die geen recht hebben op vrijstelling, teruggaaf of
verrekening.
Jurisprudentie, twee Marketmaker-arresten, hebben geleid tot de codificatie van uiteindelijke
gerechtigde in de wet. Zie uitgebreider de samenvatting van de arresten.
Bewijslastverdeling ligt bij de inspecteur. Het motief hoeft niet langer aannemelijk te worden
gemaakt: indien voldaan wordt aan de in lid 7 of 8 beschreven voorwaarden, is de
opbrengstgerechtigde niet de uiteindelijke gerechtigde en heeft hij geen recht op de
inhoudingsvrijstelling, teruggaaf of vermindering.
Tegenprestatie Schenken heeft een eenzijdig karakter. Materieel bezien gebeurt echter hetzelfde
als verkoop-terugkoop. De wettekst dwingt ertoe dat dit anders behandeld wordt (dus geen fiscale
gevolgen bij schenking).
Art 4 lid 7b: positie behouden. De verkopende aandeelhouder een positie moet behouden of
verkrijgen: een economisch belang. Navragen bij docent.
HS 4 – De heffing van dividendbelasting
De inhouding moet op het moment dat het dividend ter beschikking wordt gesteld, geschieden door de
uitkerende vennootschap. Ga dus altijd na wie de bp is en wie de inhoudingsplichtige.
Begrip inhoudingsplichtige de vennootschap die de opbrengst is verschuldigd. Ovv art 7 lid 3 vindt
inhouding plaats op het moment van het ter beschikking stellen van het dividend. Dividend kan niet
alleen in contanten, maar ook in aandelen tlv de agioreserve (agio=onbelast ogv art 3 lid 1c) of ten
laste van de winstreserve (welke belast is). Dit maakt vooral uit voor de ab-houder, omdat uit agio dit
onbelast zal zijn. De HR kijkt in zo’n situatie vanuit de belastingplichtige en niet vanuit de
inhoudingsplichtige (komt nog verder voor in de jurisprudentie).
, Naheffingsaanslagen kan in vier gevallen worden opgelegd:
1) de inhoudingsplichtige houdt geen DB in en draagt deze belasting ook niet af (art 20 lid 1 AWR)
2) de inhoudingsplichtige draagt de ingehouden DB niet af ex art 20 lid 1 AWR
3) de inhoudingsplichtige draagt de ingehouden DB te laat af ex art 67c lid 1 AWR
4) ten onrechte een te hoog bedrag aan vrijstelling dan wel teruggaaf verleend ex art 20 AWR
Verkapt dividend: vaak te laat. Wordt pas geconstateerd bij de aanslag van de IB/VPB.
Teruggaaf op verzoek (art 10): als DB is ingehouden, mag dit als voorheffing verrekend worden met
de aanslag IB (art 9.2 IB) of de VPB (art 25). Hierbij moet wel gekeken worden naar de
onderworpenheid: bij subjectieve vrijgestelde lichamen geen teruggaaf, omdat er ook geen DB
ingehouden hoeft te worden. Eisen voor teruggaaf:
- indiener is een rechtspersoon
- rechtspersoon is niet subjectief aan de Vpb onderworpen
- rechtspersoon is in Nederland gevestigd
- binnen drie jaar
- ingehouden DB moet meer zijn dan 23 euro
Er geldt een afdrachtsvermindering voor FBI’s ogv art 11a.
Jurisprudentie
1. BNB 1994/217 – Marketmaker I
Samenvatting
Engelse onderneming is de uiteindelijk gerechtigde tot Nederlandse dividenden
Belanghebbende, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap, verwierf door koop
dividendbewijzen Koninklijke Olie voor dividenden die ten tijde van de koop wel gedeclareerd maar
nog niet betaalbaar waren. Na het betaalbaar worden inde belanghebbende de dividenden,
verminderd met 25% Nederlandse dividendbelasting. Belanghebbende verzocht teruggaaf van 10%.
HR: onder de gegeven omstandigheden is belanghebbende aan te merken als de uiteindelijk
gerechtigde tot de dividenden. De eis dat belanghebbende, toen zij de dividendbewijzen inwisselde,
eigenaar van de onderliggende aandelen zou moeten zijn wordt in het Verdrag niet gesteld. De vraag
wie de uiteindelijk gerechtigde tot het dividend is dient niet te worden beoordeeld naar het tijdstip
waarop het dividend wordt gedeclareerd, doch naar het tijdstip waarop het dividend ter beschikking
wordt gesteld.
Uitspraak
ARREST
1. Uitspraak en geding voor het Hof
De Inspecteur heeft bij beschikking van 23 maart 1989, een door belanghebbende omstreeks 1
augustus 1986 gedaan verzoek om teruggaaf van dividendbelasting ten bedrage van f 371 696,40
afgewezen, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is
gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat die
uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in
cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. P.J.Y. Boringa, advocaat te Amsterdam.
De Advocaat-Generaal Van Soest heeft op 4 mei 1993 geconcludeerd tot vernietiging van de
bestreden uitspraak en van de uitspraak van de Inspecteur en tot teruggaaf van ingehouden
dividendbelasting tot een bedrag van f 371 696,40.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ljp2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.03. You're not tied to anything after your purchase.