IBR STOF WEEK 1 T/M 3:
- Cursus belastingrecht: Inkomstenbelasting HS 7
- Cursus belastingrecht: Vennootschapsbelasting HS 3
- Cursus belastingrecht: Internationaal belastingrecht HS 2; 2.1 t/m 2.6.4, 2.8
HS 3; 3.3.2.C en D
- Jurisprudentie (zie uitgeprint)
-- Cursus belastingrecht, inkomstenbelasting --
HS 7 Belastingheffing van buitenlandse belastingplichtigen
Iemand die niet in Nederland woont, is hier niet zonder meer belastingplichtig. Hij wordt
belastingplichtig zodra hij bepaalde soorten inkomen uit Nederland gaat genieten. Het Nederlandse
inkomen omvat dezelfde boxen als waarvoor binnenlandse belastingplichtigen belast worden. Ter
verduidelijking:
1. Belastbare inkomen uit werk en woning
2. Belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap
3. Belastbare inkomen uit sparen en beleggen in Nederland
Je begint bij art 2.1 IB en gaat vervolgens naar hoofdstuk 7 van de IB waar in vermeld staat wanneer
sprake is van buitenlandse belastingplicht.
7.0.1.D.b Heffingskorting
Niet van toepassing voor buitenlandse belastingplichtigen. Geregeld in HS 8. Toch kan bij binnen- en
buitenlandse belastingplicht in één jaar wel, onder omstandigheden en obv non-
discriminatiebepalingen uit belastingverdragen, toch aanspraak gemaakt worden op dezelfde
heffingskorting die geldt voor een volledig binnenlandse belastingplichtige.
Zie paragraaf nog
7.0.1.D.c Verliezen
Alleen verlies mogelijk in box één en twee.
7.0.1.D.d Vermogensrendementsheffing
Er wordt onderscheid gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse belastingplicht die niet het
gehele jaar heeft bestaan, maar slechts een gedeelte daarvan. Voor de binnenlandse belastingplicht
wordt dit geregeld in art 5.2 lid 3 IB.
Als een belastingplichtige niet het gehele jaar buitenlands belastingplichtig is, is art 7.7 leidend. Voor
alle dergelijke gevallen is art 7.7 lid 4 van betekenis. De vermogensrendementsheffing uit sparen en
beleggen in Nederland geniet naar tijdsgelang wordt toegepast, waarbij alleen het aantal volledige
maanden dat inkomen uit sparen en beleggen in Nederland wordt genoten, in aanmerking wordt
genomen.
7.0.1.D.e Heffingsvrij vermogen
Tot 1 januari 2017 geen recht voor buitenlandse belastingplichtigen op heffingsvrij vermogen van art
5.5. In arrest Société Générale is beslist dat het heffingsvrije vermogen ook van toepassing is op niet-
kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen met een onder art 7.7 ressorterende inkomen.
7.0.1.D.f Premieheffing volksverzekeringen
Geen dubbele premieplicht door één aanslag IB.
7.0.1.E Verschillen tussen binnenlandse en buitenlandse belastingplicht
De verschillen voor de buitenlandse belastingplicht:
- geen heffingskorting
- geen partnerregeling, m.u.v. art 7.2 lid 3 en 7.5 lid 1
- geen recht op persoonsgebonden aftrek, m.u.v.. uitgeven voor monumentenpanden
- geen vrije toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen
- geen overdracht van heffingsvrije vermogen
- geen recht op de middelingsregeling
- geen recht op de tijdelijk verhoging van de heffingskorting ivm het vervallen van de
,invorderingsvrijstelling
- geen recht op de schuldendrempel
7.0.1.F Invloed verdragen
Paar bijzondere regels in de verdragen met België, Suriname en in de BRK
7.0.1.F.c Non-discriminatieregels uit het VWEU
Indien een buitenlandse belastingplichtige zijn gehele of nagenoeg gehele (>90%) gezinsinkomen in
zijn werkstaat verwerft, dan moet hij behandeld worden als een binnenlandse belastingplichtige en
heeft hij recht op dezelfde aftrekken en tegemoetkomingen uit hoofde van zijn gezinssituatie als een
binnenlands belastingplichtige.
7.1 Nederlands inkomen
Het Nederlands inkomen bestaat uit de drie boxen. Voor de buitenlandse belastingplicht wordt dit
opgesomd in hoofdstuk 7 IB.
7.1.1.B Partnetbegrip/toerekening van inkomen
Art 1.2 behelst een centrale bepaling met een definitie van het begrip partner. Een persoon die geen
inwoner van Nederland is, kan niet als partner aangemerkt worden. Een niet in Nederland wonende
partner kan van een dergelijke kwalificerende buitenlandse belastingplichtige onder omstandigheden
eveneens als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige aangemerkt worden, waardoor beiden als
partner worden beschouwd in de zin van art 1.2 IB. Zij kunnen dan ook gebruik maken van art 2.17
((vrije) toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen). Dit gebeurt als 90% van het
inkomen van de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige onderworpen is aan de IB of LB.
Koppeling met art 7.8 lid 6.
Voorbeeld
De heer A is inwoner van het VK. Hij heeft in 2017 een inkomen van € 120 000 waarvan € 115 000 in
Nederland wordt belast en onderworpen is aan de IB of LB in Nederland. De heer A wordt als
kwalificerende buitenlandse belastingplichtige aangemerkt omdat hij voldoet aan het vereiste dat 90%
of meer van zijn inkomen aan de IB of LB is onderworpen in Nederland (art. 7.8 lid 6 onderdeel b).
Verder beantwoordt hij aan de geografische reikwijdte (hij is inwoner van een lidstaat van de EU; art.
7.8 lid 6) en er wordt aangenomen dat hij een inkomensverklaring van de autoriteiten van het VK
overlegt (art. 7.8 lid 6). De heer A is gehuwd met mevrouw B. Zij is eveneens inwoner van het VK en
genereert in 2017 een inkomen van € 5000 dat geheel in het VK is belast. Mevrouw B kan als partner
van de heer A worden aangemerkt ook al heeft zij geen Nederlands inkomen. Immers, de uitsluiting
van het partnerschap van art. 1.2 lid 4 onderdeel b geldt niet omdat het gezamenlijk inkomen van de
heer A en mevrouw B voor meer dan 90% is onderworpen aan de IB of LB in Nederland. Van het
gezamenlijke wereldinkomen (€ 120 000 + € 5000) ad € 125 000 wordt € 115 000 aan de Nederlandse
LB of IB onderworpen en er wordt derhalve aan de inkomenseis (90% of meer) voldaan.
7.1.1.C Tarieven
Tarieven gelijk aan die voor Nederlandse belastingplichtigen geldt, maar door het verdrag kan soms
sprake zijn van een afwijking. Er mag geen hoger bedrag aan belasting geheven worden dan naar
nationaal recht mogelijk is. Ingeval van een proportioneel tarief dient eerst berekend te worden
hoeveel belasting naar nationaal recht mag worden geheven.
Voorbeeld
Tot 1993 wees art. 18 lid 3 Verdrag Nederland-Canada socialeverzekeringsuitkeringen die een
inwoner van Canada uit Nederland genoot, ter uitsluitende heffing aan Nederland toe, terwijl lid 2 van
dat artikel een pensioen dat zo’n Canadese inwoner daarnaast uit Nederland ontving, voor een
maximale heffing van 15% aan Nederland toewees. Indien een inwoner van Canada uit Nederland
een WAO-uitkering genoot van € 30 000 en een pensioen van bruto € 60 000, diende eerst de
Nederlandse belasting over het gezamenlijke belastbare bedrag (€ 90 000) te worden berekend (stel
€ 36 000). Van deze belasting was 30/90 (€ 12 000) toerekenbaar aan de WAO-uitkering en 60/90 aan
het pensioen (€ 24 000). Ingevolge het verdrag mocht de Nederlandse heffing over het pensioen
echter niet meer dan 15% van € 64 000 bedragen (€ 9600). Het in totaal verschuldigde bedrag aan
Nederlandse belasting bedroeg derhalve € 9600 (pensioen) + € 12 000 (WAO)-uitkering = € 21 600.
, 7.2 Belastbaar inkomen uit werk en woning
Onder box 1 inkomen uit werk en woning valt het volgende:
- belastbare winst uit Nederlandse onderneming
Gebeurt meestal via een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger. Het is onduidelijk of
degene die de winst uit onderneming geniet, ook zelf de onderneming moet drijven.
Geen algemene definities van vaste inrichting of vertegenwoordiger in de wet. Wel is er een
fictie opgenomen: verrichten van werkzaamheden in het kader van een onderneming
gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 30 dagen als een Nederlandse
onderneming. Onroerende zaken worden tot vaste inrichting bestempeld ogv art 7.2 lid 6.
VI/VV wel gedefinieerd in Besluit voorkoming dubbele belasting (art 2) en in de VPB art 15f.
Ook in de verdragen worden ze benoemd, maar al deze regelingen hebben geen
rechtstreekse betekenis voor de Wet IB.
De jurisprudentie over de begrippen vi/vv komen in grote lijnen overeen met art 5 van het
OESO-modelverdrag. Een vi is een duurzaam ter beschikking van de onderneming staande
inrichting, mbv waarvan de werkzaamheden van die onderneming geheel of gedeeltelijk
worden uitgeoefend. In de volgende zaken heeft de HR beslist wat wel/niet een vi is:
- tentencomplex van een circus is een vi
- een hotelkamer waar een kunstogenleverancier af en toe zitting houdt, is geen vi
- een kamer in het woonhuis van een thuiswerkende werknemer is geen vi
- een schip dat de zeebodem onderzoekt, is geen vi
- zie meer in het boek
Uit deze jurisprudentie komt naar voren dat de volgende eisen een vi distilleren:
1. Fysieke constructie
2. Die voor het daarin uitgeoefende bedrijf is ingericht
3. Die juridisch of feitelijk ter beschikking staat van de belastingplichtige; en
4. Dit ter beschikking staan duurzaam is
Aan een vaste vertegenwoordig worden de volgende eisen gesteld:
1. Een zekere mate van afhankelijkheid van de onderneming die hij vertegenwoordigt:
hij mag niet volstrekt onafhankelijk zijn
2. Bevoegdheid om overeenkomsten af te sluiten
3. Deze bevoegdheid wordt geregeld uitgeoefend
4. De activiteiten van de vertegenwoordiger liggen po het normale arbeidsterrein van de
vertegenwoordigde buitenlandse onderneming
Ook zonder vi/vv kan een buiten Nederland wonende onderneming die Nederlandse
ondernemingswinst geniet, onder ab of zuivere inkomsten.
Er mag een FOR opgebouwd worden indien sprake is van een vi/vv. Valt onder winst
uit onderneming.
Een commanditaire vennoot die in het buitenland woont, wordt alleen in de heffing betrokken
indien de CV wordt gedreven mbv een vi/vv in Nederland
Hybride leningen behoren tot de winst uit onderneming. In fiscale zin geen ondernemer. De
vergoeding voor de schuldvordering moet toerekenbaar zijn aan een vi/vv in Nederland. Vaak
valt dit onder het dividendartikel of interestartikel in de verdragen en niet onder het
winstartikel. Afhankelijk van de aard van de lening kan de vergoeding die daaruit voortvloeit
anders belast worden bij verschillende belastingverdragen.
Indien de buitenlandse ondernemer die winst behaalt dmv een vi of vv in Nederland,
inwoner is van een staat waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten, kan
Nederland de heffingsregeling van art 7.2 lid 2a slechts toepassing indien en voor
zover het verdrag in het desbetreffende geval aan Nederland die ruimte laat. De
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ljp2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.03. You're not tied to anything after your purchase.