Methoden en Technieken van Onderzoek Onderzoeksmethoden
3. Benaderingen van onderzoek
De manier waarop wetenschappers onderzoek aanpakken wordt grotendeels bepaald door het beeld dat zij
hebben van de sociale werkelijkheid .
o Ontologische uitspraken: uitspraken over het al dan niet bestaan van sociale structuren en
beweringen dat de sociale wereld op een bepaalde manier in elkaar steekt
Ontologie = zijnsleer, studie van de dingen die bestaan
o Epistemologie = de kennisleer; meningen over wat als kennis telt en over de wijze waarop kennis over
de werkelijkheid vergaard moet worden
Niet alle wetenschappers hebben dezelfde epistemologische opvatting. Aangezien deze opvattingen voor een
groot deel leidend zijn voor wat wetenschappers als een goed of als een slecht onderzoek beschouwen, hebben
die opvattingen ook grote gevolgen voor de kwaliteitseisen die wetenschappers aan hun eigen en aan
andermans onderzoek stellen (zie H4)
De ontologische en epistemologische opvattingen bepalen de keuze van de probleemstellingen en daarbinnen
de aard van de vraagstellingen.
Empirisch-analytische benadering (de kwantitatieve benadering)
Komt voort uit een oriëntatie op de natuurwetenschappen
Positivisme: gaat uit van een positieve ontwikkeling in de wetenschap; wetenschap wordt gaandeweg ontdaan
van theologische, speculatieve en normatieve opvattingen en steeds meer gebaseerd op ‘harde’ kennis: feiten
waarvan de juistheid kan worden nagegaan.
o Herhaalbaarheid van het onderzoek
o Controleerbaarheid van de omstandigheden waaronder het onderzoek wordt/is uitgevoerd
Het positivisme beroept zich op waarneembare feiten als basis van alle kennis (empirisme); de waarneembare
feiten zouden via het logische principe van inductie moeten worden gebruikt om tot theorieën te komen; en via
het logische principe van deductie zouden hypotheses kunnen worden afgeleid uit die theorieën; en die
hypotheses zouden vervolgens getoetst moeten worden
o Logisch positivisme: zintuigelijk waarneembare feiten worden vertaald in een reeks van logisch
samenhangende, heldere en consistente uitspraken
Bezwaren tegen logisch-positivisme:
Ook niet-zintuigelijk waarneembare begrippen kunnen belangrijk zijn
Abstract begrippen waarneembaar/meetbaar maken door te operationaliseren (bv.
armoede)
Voor de geldigheid van een wetenschappelijke theorie is het niet voldoende dat deze kan
worden herleid op waarnemingen (empirie)
Het moet falsifieerbaar zijn: er moeten enkele waarneembare feiten tegenstrijdig
zijn met een theorie
Steven naar nomothetische kennis: kennis waarin ‘wetten’ geformuleerd worden, oftewel regelmatigheden.
o Willen wetten of regelmatigheden vinden in verschijnselen
o Bevindingen dienen algemeen te zijn; gelden voor zo veel mogelijk gevallen
o Willen komen tot generaliseerbare uitspraken die geleden voor de gehele populatie
o Causaliteit van eenduidige relaties vaststellen
Kwantitatief = ‘algemeen’
Binnen deze benadering hebben onderzoekers een voorkeur om eerder verkregen of gedocumenteerde
theorieën weer als uitgangspunt te nemen bij nieuwe onderzoeken om daaruit nieuwe hypothesen af te leiden
die ze vervolgens weer toetsen.
Onderzoekers binnen deze benadering:
o Informeren bij onderzoekseenheden naar een aantal zintuigelijk waarneembare en daarmee meetbare
kenmerken, vaak d.m.v. vragen in een gestandaardiseerde vragenlijst
De zintuigelijke waarneming is het antwoord op een vraag in de lijst; de variabelen (H4)
o Menen dat kenmerken die niet gemeten kunnen worden bij voorkeur buiten beschouwing moeten
blijven
, Reductionistisch: de kenbare werkelijkheid wordt samengevat in de relaties tussen een
beperkt aantal variabelen
Door het standaardiseren van waarnemings- en analysemethoden wordt reductionistisch
onderzoek (makkelijker) herhaalbaar
o Derdepersoonsperspectief: de onderzoeker moet zich waardevrij opstellen en kijkt en observeert van
buitenaf
o Hebben de overtuiging dat het herhalen van onderzoek door andere wetenschappers ertoe leidt dat
eventuele ‘persoonlijke’ vertekeningen verdwijnen
Door te eisen dat onderzoek herhaalbaar moet zijn, wordt de intersubjectiviteit vergroot en
wordt de wetenschap zo min mogelijk vertekend door persoonlijke voorkeuren van de
onderzoekers die eraan bijdragen
Kritiek op kwantitatief onderzoek
o Vanuit de natuurwetenschappen: nabootsing/kopiëren leidt niet automatisch tot een verbetering
o Vanuit de sociale wetenschappen: zelfs het zorgvuldigst bij elkaar gesprokkelde cijfermateriaal, geeft
nooit een volledige verklaring voor al die waarnemingen
De meeste fenomenen in de sociale wetenschap vereisen verschillende invalshoeken terwijl
het fenomeen zélf bovendien in zijn natuurlijke sociale omgeving moet worden bestudeerd.
De verscheidenheid aan invalshoeken kan met gestandaardiseerde methoden als een
vragenlijst nooit volledig worden bereikt en noopt tot het grijpen naar minder
gestandaardiseerde – kwalitatieve- methoden. Dit onderzoek vereist een onderzoeker die
kijkt en observeert van binnenuit
Empirisch-interpretatieve benadering (de kwalitatieve benadering)
Komt voort uit de filosofie:
o Hermeneutiek: concrete mensen en gemeenschappen moeten worden geduid, door hen van
binnenuit te begrijpen en in hun context te plaatsen
o Fenomenologie: achtergronden van verschijnselen naar voren halen
Het begrijpen van de sociale werkelijkheid staat centraal, in tegenstelling tot het geven van een verklaring (wat
gedaan wordt bij de empirisch-analytische benadering)
o Eerstepersoonsperspectief: onderzoekers moeten als het ware door de ogen kijken van de mensen die
ze bestuderen en de wereld zien zoals zij die zien
Onderzoekers binnen deze benadering/traditie:
o Formuleren over het algemeen probleemstellingen die specifiek van aard zijn waarover we nog niet
zoveel kennis ter beschikking hebben en die met ongestandaardiseerde methoden worden benaderd
o Hebben een voorkeur voor de ontwikkeling van theorieën over maatschappelijke verschijnselen
waarover we nog weinig kennis hebben
o Streven naar idiografische kennis: kennis die het eigene ofwel het unieke beschrijft
o Zijn specifiek geïnteresseerd in de variatie die zich in een onderwerp van studie voordoet
o Beschouwen individuen of bezinnen niet als scores op een aantal variabelen, maar als eenheden die in
hun geheel bestudeerd dienen te worden en waartoe meerdere waarnemingsmethoden (zoals
interviews, participerende observatie, focusgroepen) worde benut = holistisch
Bij de empirisch-analytische benadering wordt de werkelijkheid beschreven in termen van
variabelen (zoals antwoorden op een gestandaardiseerde vragenlijst)
Interpretatieve onderzoekers proberen de taal en het interpretatiekader van de betrokkenen te verwerken in
hun resultaten en conclusies. Dit kan bv. m.b.v. een focusgroep waarin respondenten over onderwerpen praten
waarna de onderzoekers een stukje van de sociale werkelijkheid kunnen (re)construeren.
Bij de dataverzameling gebruiken deze onderzoekers kwalitatieve methoden (=ongestandaardiseerde); ze
participeren in de te bestuderen situatie, nemen open interviews af, bekijken video’s, analyseren dagboeken,
etc. steeds met de doelstelling om de gebeurtenissen vanuit de visie van de betrokkenen te beschouwen.
Kritiek:
o De onderzoeker = het onderzoeksinstrument
o Onderzoekers interpreteren de waarnemingen, waarbij hun rol aanzienlijk is
,Zijn beide bedreigingen van de intersubjectiviteit van het onderzoek
o Ongestandaardiseerde methoden en interpretaties daarvan
In hoeverre te repliceren? In hoeverre is het mogelijk om waarnemingen van interpretaties te
onderscheiden?
Kwantitatieve onderzoekers streven zo veel mogelijk naar het doen van intersubjectieve waarnemingen
(waarnemingen die uitsluitend afhangen van het gebruikte instrument en niet van de (subjectieve)
onderzoeker die het instrument hanteert)
Kwalitatieve onderzoekers pleiten eerder voor waardeverheldering; zij dienen zich bewust te zijn van expliciete
en impliciete theorieën (meningen, ervaringen, attitudes) die hun waarnemingen, interpretaties én analyses
kunnen beïnvloeden en vestoren.
o Waarde-explicitatie is een opgave voor iedere onderzoeker, maar zal bij kwalitatief onderzoek een
sterkere rol spelen
Gemeenschappelijke gronden empirisch-analytische en empirisch-interpretatieve benadering:
o Beide baseren hun kennis op empirische bevindingen alsook dat elke wetenschappelijke hypothese
een empirische basis vereist, echter kan er discussie zijn over de volgorde
Kwantitatieve benadering start vanuit een vraagstelling vaak met een theorie waaruit
hypothesen worden afgeleid die vervolgens met empirische data worden getoetst
Via de deductiefase van de empirische cyclus
Kwalitatieve benadering start vanuit een vraagstelling en formuleert een theorie, nadat er
empirische data verzameld en geanalyseerd zijn
Via de inductiefase van de empirische cyclus
o Zijn het erover eens dat de sociale wetenschappen empirisch moeten zijn
In de empirisch-analytische benadering staat de toetsing van hypothesen door middel van
intersubjectieve waarnemingen centraal
In de empirisch-interpretatieve benadering richten onderzoekers zich op de ontwikkeling van
hypothesen door middel van (deels) subjectieve waarnemingen en interpretaties van de
werkelijkheid
Kwantitatieve onderzoekers kunnen zich beroepen op de theorieën die door kwalitatieve onderzoekers worden
ontwikkeld ontwikkelt en opgesteld, terwijl kwalitatieve onderzoekers hun interpretaties van de leefwereld van
specifieke groepen deels kunnen motiveren op basis van gedocumenteerd kwantitatief onderzoek. Op die
manier kunnen completere onderzoeksprogramma’s worden ontworpen.
Definitie van wetenschap
Het is vrijwel onmogelijk om een set aan eigenschappen te formuleren die de noodzakelijke en voldoende
voorwaarden voor wetenschappelijkheid weergeven. Er zijn wel een aantal belangrijke en typerende
eigenschappen die wetenschappelijk onderzoek onderscheiden van andere vormen van onderzoek:
1. Het streven naar kennis die uiteindelijk ondergebracht kan worden in een theorie: er is sprake van
theorievorming
2. Empirisch: wetenschappelijke uitspraken dienen gefundeerd te zijn in empirische uitspraken,
gebaseerd op waarneming
Belangrijk punt om onderscheid te maken tussen wetenschap en religie
3. Systematische benadering methodologisch kenmerken/regels (H4)
Belangrijk punt om onderscheid te maken tussen pseudowetenschap en wetenschap
4. Cumulatief: elke wetenschapper bouwt verder op het werk van de voorgangers
Fundamenteel en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
o Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: de ontwikkeling en/of toetsing van theorieën voor de
oplossing van kennisproblemen. Een persoon of organisatie van binnen of buiten de wetenschap kan
zo’n kennisprobleem naar voren brengen.
Empirische cyclus
o Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek: de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van
oplossingen voor praktijkproblemen die bestaan bij aanwijsbare personen, groepen of organisaties
buiten de wetenschap.
Regulatieve cyclus
, In de meeste gevallen is praktijkgericht onderzoek niet wetenschappelijk van aard, omdat
niet aan de vereiste normen en kwaliteitscriteria van wetenschappelijkheid wordt voldaan:
praktijkgericht niet-wetenschappelijk onderzoek
Onderzoek is gericht op het snel kunnen nemen van beslissingen in specifieke
praktijksituaties, waardoor er geen of nauwelijks sprake is van theorievorming
Ontbreken systematische benadering
Niet-wetenschappelijke normen spelen een rol (overtuigingen en motieven)
Type Praktijkgericht niet- Praktijkgericht Fundamenteel
wetenschappelijk wetenschappelijk wetenschappelijk
onderzoek onderzoek onderzoek
Doel Ondersteuning van Kennis van Kennisvermeerdering
besluitvorming besluitvorming ten behoeve van
theoretische inzichten
Spelregels en normen Praktijknormen Praktijk- en Wetenschappelijke
wetenschappelijke normen
normen
Reikwijdte van Eigen praktijksituatie Eigen praktijksituatie en Generaliserend
uitkomsten eventueel generalisatie
naar andere
probleemsituaties
Fundamenteel en praktijkgericht onderzoek kunnen ook in elkaars verlengde liggen.
De empirische cyclus (figuur 3.1 p. 84)
Een onderzoek begint met de formulering van een kennisprobleem: wat wil de onderzoeker te weten komen?
o De keuze daarvoor is vaak al gebaseerd op een literatuurstudie van de stand van zaken op het terrein
waarvoor je als onderzoeker belangstelling hebt.
o De belangstelling voor een bepaald onderwerpt wordt vaak gevoed door observaties van gedeelte van
de sociale werkelijkheid.
Explorerend onderzoek: als er nog veel kennis ontbreekt en er nog geen goede en volledige theorie bestaat
Toetsend onderzoek: de nodige kennis is er al, samengevat in een volledige theorie, maar de onderzoeker weet
niet zeker of deze theorie wel waar is.
Inductie van hypothesen
o Identificeren en benoemen van de relevante verschijnselen in een onderzoeksveld
o Op basis van observaties uit de werkelijkheid, mogelijke empirische regelmatigheden en samenhangen
tussen de verschijnselen bedenken
Hierbij wordt gebruik gemaakt van inductie: aan de hand van een aantal concrete observaties een algemenere
uitspraak proberen te formuleren
o Kan onderzoekers in staat stellen om hypothesen te formuleren/een beredeneerde gok te doen
Veronderstelling of exploratieve hypothese: er wordt nog gezocht naar een verklaring en een theorie
Theorie
In de wetenschap is een theorie een samenhangend stelsel van uitspraken waarmee empirische
regelmatigheden beschreven, verklaard en voorspeld kunnen worden. Begrippen krijgen in de ze uitspraken
een formele, min of meer vaste plaats en omschrijving, en worden binnen een theorie met elkaar in verband
gebracht.
o Het centrale onderdeel van de empirische cyclus
Observatie en inductie zijn gericht op het vinden en voorzicht formuleren van een theorie
Deductie, toetsing en evaluatie zijn gericht op de beoordeling van een theorie
o Afwegen van en verdiepen in verschillende theoretische verklaringen
Doel = een verklaring geven voor de verschijnselen die empirisch zijn vastgesteld
Deductie van hypothesen
Hypothesen formuleren die zijn afgeleid uit de theorie en die kunnen worden getoetst op hun juistheid, door te
redeneren van het algemene naar het bijzondere = deductie (het omgekeerde van inductie)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsemw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.