100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
EBR werkgroep 2 uitwerkingen $3.80   Add to cart

Answers

EBR werkgroep 2 uitwerkingen

 22 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

EBR werkgroep 2 met in rood aantekeningen werkgroepdocent

Preview 2 out of 8  pages

  • March 20, 2019
  • 8
  • 2018/2019
  • Answers
  • Unknown
avatar-seller
Week 2 (Vleggeert)

Vraag 1

Lees HvJ 21 januari 2010, C-311/08 (SGI).

a) Beschrijf kort de casus.

Een Luxemburgse entiteit (Cobelpin SA) houdt 34% van de aandelen in een Belgische
entiteit (SGI). SGI betaalt een vergoeding aan Cobelpin, de fiscus corrigeert de
aanslagen opgelegd aan SGI omdat deze van mening is dat ‘de vergoeding onredelijk
is en niet in verhouding staat tot het economisch nut van de prestaties’. Deze
vergoeding moet aan de winst worden toegevoegd. De Belgische rechter stelde
hierover prejudiciële vragen aan het HvJ.

Lening is renteloos. Ze willen bijplussen naar 5 procent.

b) Wat is in geschil?

In geschil is of de Belgische regeling, waarbij een voordeel bij een Belgische entiteit
worden belast als deze dat voordeel aan een buitenlandse gelieerde entiteit heeft
gegeven, in strijd is met EU-recht.

Bijplussen vindt alleen plaats in het geval van een internationale situatie. Dit gebeurt
niet in nationale situatie. Waarom niet? Omdat ze beide in Belgische heffing vallen,
maakt het voor de Belgische schatkist uiteindelijk niet uit. NL past arms length
beginsel ook toe in nationale gevallen, wij maken het voorbehoud van Belgie niet.

SGI klaagt dat ze in een internationale situatie slechter af zijn dan in een nationale
situatie. Nu moeten ze wel 5 procent bijplussen, in nationale situatie niet.

c) Analyseer het arrest vervolgens aan de hand van het stappenplan: verwijs daarbij
naar de relevante overwegingen van het HvJ EU.

1. Is er toegang tot de vrijheden?
Het arrest gaat over wederzijdse afhankelijkheid. Materiele werkingsfeer (r.o. 23 t/m
37). Valt de nationale regeling onder een bepaalde vrijheid? Vrijheid van vestiging en
vrijheid van kapitaalverkeer. R.o. 28: beslissende invloed uitoefenen op dochter? Dan
is vrijheid van vestiging van toepassing. Ook in relatie SGI-Lux wordt er vanuit
gegaan dat er vrijheid van vestiging van toepassing is. Het gaat om omvang van het
pakket, onderling verweven, gezamenlijk bestuur. Ook in die relatie is er sprake van
beslissende invloed. Vuistregel is 50% of meer is beslissende invloed. Indien minder,
dan kunnen andere factoren van toepassing zijn. In deze zaak wordt alleen getoetst aan
vrijheid van vestiging. Niet aan vrijheid van kapitaal. Maakt dit uit voor de casus?
Nee. Waarom? …
2. Is er sprake van een discriminatie?
Er is sprake van discriminatie. R.0. 42 t/m 45. Grensoverschrijdend geval. Dit geval wordt
nadeliger behandeld. Dit is dus een belemmering. Wat slaat het Hof hier over? Ze gaan er
impliciet vanuit dat de gevallen gelijk zijn, dat toetsen ze niet. Ze maken er geen woorden aan
vuil. Ze nemen deze stap erg soepel. Wattel vindt dit geen vergelijkbare gevallen. Het Hof


1

, heeft het eigenlijk niet begrepen vindt hij: hoe kan een situatie nou vergelijkbaar zijn als
Belgie geen heffingsbevoegdheid heeft over Franse vennootschap? Dat is toch bepalend. Dit
moet je je goed realiseren bij het lezen van het boek. Hij heeft een eigen kijk.
3. Rechtvaardiging voor belemmering?
Zie onder onderdeel 5 van ons eigen antwoord. R.o. 60-64 (evenwichtige
heffingsbevoegdheid = + 65 t/m 69 (tegengaan belastingontwijking).
Bijvoorbeeld in X-holding, prima facie belemmering. Daar is ook evenwichtige
heffingsbevoegdheid geargumenteerd. Hetzelfde land moet kunnen heffen over winsten en
verliezen. Geen verlies importeren en een land met de kosten opzadelen, terwijl dat zelfde
land geen recht heeft om winsten te belasten. Winsten en verliezen in hetzelfde land en anders
is er sprake van onevenwichtige heffingsbevoegdheid.
Tweede rechtvaardigingsgrond is tegengaan belastingontwijking. Er is geen sprake van een
kunstmatige constructie maar ze zien samenhang met evenwichtige verdeling van
heffingsbevoegdheid. R.o. 67: als we dit goed zouden vinden, dan is het heel makkelijk om
winst over te hevelen, omdat ze bijv geen arms length beginsel hebben.
4. Geschiktheid?
Uiteindelijk zeggen ze ook dat deze maatregel geschikt is voor het doel, evenwichtige
heffingsbevoegdheid.
5. Noodzakelijkheid en niet verder gaan dan nodig, r.o. 70. Regeling voldoet hieraan
mits er tegenbewijs mogelijk is, zakelijke grondslagen. Tegenbewijsregeling mag ook
niet zorgen voor teveel moeite voor belastingplichtige.
Correctie mag alleen toegepast worden op het deel dat ziet op de onzakelijke delen.
Correctie moet ook proportioneel zijn. R.o. 70 t/m 72.


Stappenplan:
1. Beoordelingskader.
a. Welke verkeersvrijheid is mogelijk in het geding?
R.o. 3 en 18: artt. 43 jo. 48 EG, tegenwoordig art. 49 VwEU. De ter
discussie staande verkeersvrijheid is de vrijheid van vestiging. Het
opzetten van een buitenlandse entiteit wordt door de Belgische regeling
onaantrekkelijk ten opzichte van een Belgische entiteit; een voordeel
verstrekt aan een binnenlandse gelieerde entiteit valt buiten de regeling
(en is dus onbelast). Daarnaast wordt een vraag gesteld over of de
vrijheid van kapitaal (63 VwEU) in het geding is (r.o. 18).
b. Primair of secundair Unierecht, is er sprake van harmonisatie?
Er is mogelijk sprake van een schending van art. 49 en 63 VwEU, dit is
primair Unierecht.
2. Is er sprake van een grensoverschrijdende zaak? (reikwijdte
verkeersvrijheden)
R.o. 9, 10, 13: er is sprake van een grensoverschrijdende situatie. In geding is
de belastbaarheid van het vanuit België door SGI toegekende voordeel aan het
in Luxemburg gevestigde Cobelpin.
3. Kan eiser (SGI) zich beroepen op het vrij verkeersrecht ten aanzien van
de gedaagde (de Belgische Staat)?
Artt. 49 en 63 VwEU heeft rechtstreekse verticale werking, men kan zich dus
hierop beroepen tegenover de Staat.
4. Is er sprake van een beperking van het vrij verkeersrecht?
Het HvJ oordeelt dat er sprake is van een beperking van art. 49 VwEU (r.o.
55); de vrijheid van vestiging.


2

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller m11. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.80
  • (0)
  Add to cart