Nauwkeurige samenvatting met 45 meerkeuzevragen en antwoorden. Deze samenvatting is geschreven vanuit het boek verbintenissenrecht begrepen. Dit is geschreven door Ivar Timmer en Guus Paffen (zesde druk). Als je in het schooljaar zit op de Hogeschool Utrecht, heb je hier op 3 april een toets over...
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1.1 Inleiding
o Prestatie: iets wat je volgens het recht verplicht bent om te doen of te laten.
o Verbintenis: juridische relatie tussen twee of meer partijen (ook wel rechtssubjecten) waarbij
de ene partij verplicht is tot een prestatie die geld waard is, de andere partij heeft recht op
deze prestatie.
o Verbintenissen kunnen op twee manieren ontstaan:
Uit de wet
Uit een overeenkomst
Hoofdstuk 1.2: Verbintenissen overeenkomst
o Overeenkomst: komt allereerst tot stand door een aanbod en aanvaarding waaruit blijkt dat
de wil van twee partijen overeenstemt.
o Tenietgaan van een verbintenis: als een verbintenis wordt nagekomen.
o Schuldeiser: degene die recht heeft op een prestatie.
o Schuldenaar: degene die de plicht heeft om de prestatie te leveren.
o Wanprestatie: tekortkoming in de nakoming (van een verbintenis)
o Meest voorkomende vormen van prestaties (ook wel object van een verbintenis genoemd) :
Betaling van een geldsom
Levering van een goed
Verrichten van een dienst
Combinatie van de drie
o Bij een verbintenis door overeenkomst ontstaan er vaak twee verbintenissen.
o Verbintenis kan er ook voor zorgen dat je iets moet nalaten.
Hoofdstuk 1.3 Verbintenissen uit de wet: onrechtmatige daad
o Overeenkomst: komt als tweede tot stand door een onrechtmatige daad.
o Wettelijke aansprakelijkheid: je bent aansprakelijke voor de schade die jouw onrechtmatige
daad heeft opgeleverd.
o Schadevergoeding heeft als doel om de benadeelde zo veel mogelijk terug te brengen in de
positie waarin hij verkeerde toen de schade nog niet was ontstaan.
o Bij een verbintenis door een onrechtmatige daad ontstaat er vaak één verbintenis.
o Voor een aansprakelijkheid uit een onrechtmatige daad kun je een WA-verzekering afsluiten.
In bepaalde gevallen ben je hier wettelijk toe verplicht.
WA-verzekering geldt alleen voor schade die onopzettelijk wordt veroorzaakt.
o Bij verbintenissenrecht maakt eventuele opzet geen enkel verschil in aansprakelijkheid.
,Hoofdstuk 1.4 Andere verbintenissen uit de wet: rechtmatige daad
o Situatie waarin een verbintenis ontstaat zonder overeenkomst (ook wel rechtmatige daden
genoemd):
Onverschuldigde betaling: als een persoon per ongeluk geld naar je overmaakt, ben
je verplicht dit terug te betalen. Die persoon heeft je dan onverschuldigd betaald.
Het maakt niet uit of je wilt terugbetalen, want het is verplicht.
Ongerechtvaardigde verrijking: als er per ongeluk geld naar is overgemaakt en je
hebt rente gekregen, dan moet je die rente ook terugbetalen. Je had die rente
immers niet gehad als het geld niet per ongeluk naar je was overgemaakt. Je bent
dan dus onrechtvaardig verrijkt. Het maakt niet uit of je wilt terugbetalen, want het
is verplicht.
Zaakwaarneming: je bent op vakantie en er waait een ruit kapot in je huis. De
buurman maakt die ruit, zonder dat jij dit weet. Jij moet dan de buurman daar geld
voor betalen. Het maakt niet uit of je wilt terugbetalen, want het is verplicht.
Hoofdstuk 1.5 Verbintenissenrecht: onderdeel van het privaatrecht
o Verbintenissenrecht is onderdeel van het privaatrecht (ook wel burgerlijk of civiel recht
genoemd).
o Het doel van verbintenissenrecht is om alles te regelen rondom overeenkomsten, schade etc.
Hoofstuk 1.6 Privaatrecht: vermogensrecht en personenrecht
o Privaatrecht wordt verdeeld in:
Personenrecht: wie er in het privaatrecht allemaal vermogen kunnen hebben
Personen- en familierecht
Rechtspersonenrecht (nv’s, bv’s, stichtingen en verenigingen)
Vermogensrecht
Goederenrecht: waaruit een vermogen kan bestaan
Verbintenissenrecht: hoe je je vermogen kunt verhandelen
Hoofdstuk 1.7 Overheid en privaatrecht
o Overheid heeft wel de maken met privaatrecht. Zij maken namelijk de regels en bij een
conflict kunnen burgers zich tot de civiele rechter wenden.
o Overheid handhaaft het privaatrecht pas op het moment dat burgers zich tot de civiele
rechter wenden of aangifte doen op het politiebureau.
Hoofdstuk 1.8 Privaatrecht: wetgeving
o Belangrijke wetgeving:
Burgerlijk Wetboek
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Faillissementswet
,Hoofdstuk 1.9 Opbouw en structuur van het Burgerlijk Wetboek
o Boek 1: Personen- en familierecht: regelt de betrekkingen tussen echtgenoten, ouders en
hun kinderen.
o Boek 2: Rechtspersonen: regelt de oprichting van rechtspersonen
o Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen: hoofdregels voor het hele vermogensrecht
o Boek 4: Erfrecht: regels rondom erfenissen en testamenten
o Boek 5: Zakelijke rechten: gaat over menselijke beheersing vatbare voorwerpen
o Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht: specifieke verbintenissen
o Boek 7: Bijzonder overeenkomsten: vervolg op het onderwerp van boek 6, voor veel
voorkomende verbintenissen.
o Boek 7A: Bijzondere overeenkomsten vervolg: gaat nog verder op bijzondere verbintenissen
o Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
o Boek 10: Internationaal privaatrecht: internationale verdragen
Hoofdstuk 1.10 Gelaagde opbouw van het Burgerlijk Wetboek
o Het Burgerlijk Wetboek heeft een gelaagde opbouw, van algemeen naar bijzonder. De eerste
boeken bevatten dus algemene regels. De laatste boeken bevatten specifieke regels voor
bijzondere situaties.
o Indeling Burgerlijk Wetboek:
Tien boeken met elk een eigen onderwerp
Onderwerpen zijn verdeeld in titels
Titels (kunnen) worden verdeeld in afdelingen
Afdelingen (kunnen) worden verdeeld in paragrafen
Wetsartikelen (kunnen) worden onderverdeeld in leden
Leden (kunnen) worden onderverdeeld in subjes.
Hoofdstuk 1.11 Notatie van wetsartikelen
o Wetsartikelen uit het Burgerlijk Wetboek wordt genoteerd als: art. (boeknummer):
(artikelnummer) (lidnummer) (subnummer) (BW). Dus bijvoorbeeld: art. 1:147 lid 3 sub a
BW.
Hoofdstuk 1.12 Beginselen en uitgangspunten van het privaatrecht
o In het privaatrecht zijn vijf beginselen te onderscheiden:
o Contractsvrijheid: Alles mag worden afgesproken als het niet expliciet verboden is of
in strijd met goeden zeden of de openbare orde.
o Pacta sunt servanda: Als partijen uit vrije wil besloten hebben een overeenkomst aan
te gaan, moet deze worden nagekomen.
o Vormvrijheid: Er geldt geen speciale vorm voor overeenkomsten. Overeenkomsten
mogen dus zowel schriftelijk, als mondeling worden aangegaan, zolang dit niet
expliciet wordt aangegeven in de wet. Op vormvrijheid zijn veel uitzonderingen in de
wet. (art. 3:37 lid 1)
o Redelijkheid en billijkheid: Partijen zijn verplicht om zich naar elkaar redelijk en billijk
te gedragen. Soms is dit in strijd met beginsel 2.
o Bijzonder gaat voor algemeen: Specifieke uitzonderingen gaan voor de algemene
regels.
,Hoofdstuk 1.13 Procedure in het privaatrecht: materieel en formeel recht
o Materieel recht: Wie heeft in welke situatie waar recht op.
o Formeel recht: Welke procedures zijn er nodig om te krijgen waar je recht op hebt.
o Hoofdregel: Wie stelt bewijst. (Als jij schadevergoeding eist, dan bewijs je ook waarom je er
recht op hebt)
Uitzondering: Als de tegenpartij niet betwist wat jij zegt, dan hoef je het ook niet te
bewijzen.
Als de rechter denkt dat de eiser gelijk heeft, omdat het bewijs in de richting wijst,
dan kan hij bewijslast omkeren. Degene waarvan geëist wordt, moet dan bepalen dat
de eiser liegt.
o Als je iets niet kunt bewijzen, is het moeilijk (zo niet onmogelijk) om je recht te halen.
o Soms is je gelijk halen te duur, omdat er ook procesrechten zijn, die je niet altijd terugkrijgt.
Hoofdstuk 1.14 Jurisprudentie
o Manier van procederen in een standaardzaak:
Rechtbank (verdeeld in civiel recht en kantonrechter). Niet eens met het vonnis? Dan
in hoger beroep bij het:
Gerechtshof (vier gerechtshoven in Nederland). Niet eens met het arrest? Dan in
cassatie bij de:
Hoge Raad (één Hoge Raad in Nederland)
o Als rechtbanken, gerechtshoven of juristen raadplegen vaak eerdere vonnissen en arresten
voor het beoordelen van nieuwe vraagstukken. Deze eerdere vonnissen en arresten heten
jurisprudentie.
o Jurisprudentie wordt gepubliceerd in vakbladen en elektronische juridische databanken.
, Hoofdstuk 2 Rechtsfeiten
Hoofdstuk 2.1 Inleiding
o Rechtsfeiten: Alle feiten waar het recht gevolgen aan verbindt. Zo’n gevolg heet een
rechtsgevolg.
o Rechtshandeling: Een bewuste menselijke handeling. De wil van het rechtssubject moet
gericht zijn op het rechtsgevolg.
o Obligatoire overeenkomsten: Overeenkomsten waaruit verbintenissen voortvloeien.
o Wederkerige overeenkomst: Een overeenkomst waarbij beide partijen een verplichting op
zich nemen.
o Niet-wederkerige overeenkomst: Een overeenkomst waarbij één partij een verplichting op
zich neemt, mar waarbij de andere partij het aanbod aanvaarden.
Hoofdstuk 2.2 Rechtshandeling
o Tweezijdige rechtshandeling: Overeenkomst tussen twee partijen die bestaat uit aanbod en
aanvaarding.
o Rechtshandeling: Vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring
heeft geopenbaard (art. 3:33 BW)
o Verklaring kan in elke vorm geschieden, tenzij er in de wet expliciet vermeld staat dat
de verklaring of handeling in een bepaalde vorm verricht moet worden.
o Rechtsgevolg: verandering in rechtspositie.
o Rechtspositie: het geheel aan rechten en verplichtingen.
o Bij een rechtshandeling moet het rechtsgevolg wel kunnen intreden, anders is er
geen sprake van een rechtshandeling.
o Uitnodiging om in onderhandeling te treden is geen rechtshandeling.
o Als een rechtshandeling niet in een voorgeschreven vorm wordt verricht, is de
rechtshandeling nietig.
Hoofdstuk 2.3 Wanneer werkt een verklaring?
o Een verklaring kan pas in werking treden als het de andere partij bereikt heeft. (Art. 3:37 lid 3
BW)
Het moment dat de verklaring de andere partij bereikt is het eerste moment waarop
de andere partij redelijkerwijs kennis kan hebben genomen van de verklaring.
Een partij mag van deze regeling afwijken, maar dan moet dat wel afgesproken zijn.
Als er niets afgesproken wordt, dan geldt het voorgaande.
Hoofdstuk 2.4 Artikel 3:47 lid 3 BW, tweede zin
o Als een verklaring niet of niet tijdig de andere partij bereikt, dan is hij toch geldig als:
Het niet (tijdig) arriveren van de verklaring het gevolg is van zijn eigen handeling, of
Vb: Bedrijf A stuurt een offerte naar bedrijf B. Bedrijf B moet binnen 60
dagen reageren of ze het aanbod aanvaarden. Bedrijf A verhuist, maar daar
weet bedrijf B niets van. Bedrijf B stuur om de 58 ste dag een aanvaarding van
het aanbod. Dit komt om de 59ste dag aan op het oude adres van bedrijf A.
Dan wordt dit doorgestuurd naar het nieuwe adres van bedrijf A en komt de
aanvaarding van het aanbod de 61ste dag aan. Toch zal het aanbod nog wel
gelden, omdat het niet tijdig arriveren van de verklaring het gevolg is van de
handeling van bedrijf A.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marijev1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.