College aantekeningen Inleiding Onderwijswetenschappen
College 1 Inleiding, Onderwijskundig referentiekader, doelen onderwijs
Macro: beleid/samenleving
Meso: schoolniveau
Mirco: processen in de klas
Onderwijs
Iedereen heeft een mening over onderwijs, dit kan mooi zijn maar ook erg lastig. Het is namelijk niet allemaal
onderbouwd op wetenschappelijke kennis.
Onderwijs is geïnstitutionaliseerde en geprofessionaliseerde socialisatie
o Geïnstitutionaliseerd – in instellingen, gebonden aan wetten en (ongeschreven) regels
o Geprofessionaliseerd – door daartoe opgeleide mensen
o Socialisatie – inleiding in de cultuur, voorbereiding op de te vervullen rol
Socialisatie verloopt niet altijd zo als je zou willen, sommige leerlingen blijven achter:
o Leerlingen met opvoedings- en leerproblemen
o Leerlingen met fysieke en/of verstandelijke beperkingen
o Thuiszitters
o Bepaalde groepen leerlingen behalen (gemiddeld) geringe onderwijssuccessen
Friezen, allochtonen en leerlingen uit de lagere sociaaleconomische milieus
Echter kan het niet soepel verlopen van de socialisatie ook komen door ondermaats functionerende
leerkrachten en falende scholen.
Definitie onderwijskunde
o Van Dale: “Wetenschappelijke kennis en studie van het onderwijs”
o Wikipedia: “Onderwijskunde wordt beschouwd als een wetenschap die leren, opleiden en ontwikkelen
in onderwijs en bedrijfsleven wil beschrijven, begrijpen en verklaren”
Dit zijn op zich mooie, brede, veel omvattend definities, maar de definitie van Van Dale is echt gericht op
onderwijs, terwijl het boek zegt dat het breder is; het gaat om leren én instructie. Wikipedia zegt; het gaat wel
om leren, maar we willen beschrijven, begrijpen en verklaren; echter willen we ook weten hoe het beter kan.
Hebben dus al veel inzicht, maar het boek zegt; het is nog breder:
o Valcke “Wetenschapsgebied dat zich op leren en instructie richt; dit binnen een grote variatie aan
formele en informele contexten”
Brede definitie; breder dan alleen onderwijs/leren en instructie. Als we het over onderwijs
hebben, lijkt het meestal alleen te gaan over formele onderwijssettingen, terwijl het ook gaat
om informele onderwijssettingen
Filmpje: Wat is een onderwijskundige?
o Een onderwijskundige is iemand die van het leren zijn werk heeft gemaakt en dat wil zeggen dat hij of
zij van alles heeft geleerd over het proces dat we leren noemen.
o Leren vind overal plaats; op scholen, maar ook wanneer je bv. een animatie bekijkt, spart met
collega’s, bij het spelen van spelletjes, bij een reorganisatie in een bedrijf.
Het vakgebied van een onderwijskundige is dus veel breder dan alleen het onderwijs
o Hetgeen wat onderwijskundigen bind is hun kennis over leerprincipes
o De onderwijskundige zorgt ervoor dat het leren plaats kan vinden en staat vooral achter de schermen
en bedenkt en faciliteert zodat anderen kunnen leren. Daarvoor gebruikt hij/zij zijn/haar rugtas met
kennis over hoe mensen graag leren, wat ze nodig hebben om te kunnen leren, wat werkt en wat niet
werkt in specifieke situaties.
o Een onderwijskundige moet heel analytisch te werk gaan om de weg naar een goede leeroplossing of
leerinterventie uit te stippelen
Het boek is nog wel weer breder dan het filmpje. Het filmpje zegt telkens leren, maar het boek zegt leren EN
instructie. Instructie = doelbewust nadenken over wat je iemand wilt leren en hoe.
Het klopt dat onderwijskundigen leeromgevingen ontwerpen, maar er zijn ook onderwijskundigen die zich
bezig houden met onderwijsbeleid (macroniveau) en onderwijswetenschappers → kan dus breder.
Tot vorig jaar heette dit vak onderwijskunde, nu onderwijswetenschappen
,Onderwijskunde gaat meer over het uitvoerende gedeelte van het beroep, onderwijswetenschappen is meer
met het onderzoek erbij.
Onderwijskundige: iemand die leeromgevingen ontwerpt, gebaseerd op wetenschappelijk kennis
Onderwijswetenschapper: iemand die het meer onderzoekt en op basis van dat onderzoek kan de
onderwijskundige het uitvoerende gedeelte doen.
Brede definitie van het boek zegt dat leren en instructie zowel formeel als informeel is.
o Formeel: bv. schoolklas
o Informeel: bv. mobile schools, musea
Daarnaast vind leren en instructie plaats bij verschillende doelgroepen: studenten, bedrijfsleven, museum
Ook vind leren en instructie plaats in verschillende contexten: vraagt verschillende dingen/vaardigheden
o Unit-onderwijs, iPad onderwijs
Onderwijskundig referentiekader
Om structuur aan te brengen en orde te scheppen in de brede definitie van onderwijs, beschrijft Valcke het
onderwijskundig referentiekader. Hierbij maakt hij onderscheid tussen de verschillen aggregatieniveaus: micro,
meso en macro.
Het onderwijskundige referentiekader is gebaseerd op de meta-analyses van Hattie (2009). In deze meta-
analyses (onderzoek over onderzoek) werden alle data van verschillende onderzoeken op één hoop gegooid
(van experimentele en controle groepen). Waarna werd gekeken naar hoe groot het effect was en hoe dit
effect was vastgesteld. Op deze manier kunnen d.m.v. effectgroottes (‘d’) verschillende onderzoeken
vergeleken worden. Hierdoor kan men kijken of het verschil niet alleen significant is, maar ook of het relevant
is.
Hattie heeft dus allerlei aanpakken op één hoop gegooid en gekeken wat nu echt effect heeft op onderwijs:
hoeveel leren leerlingen van verschillende aanpakken?
o d = 0.40 is benchmark: alleen bij een d=0.40 of groter is er sprake van een echt effect, dan moet/kan
men er iets mee
Hierbij moet in gedachten gehouden worden dat het altijd gaat om de leerprestaties van
leerlingen, echter hebben we het niet altijd over; soms gaat het ook over sociale
vaardigheden of spellingsvaardigheden. Dan is een effect van 0.40 heel erg hoog en is een
effect van 0.20 al hoog genoeg.
Er veel gehoord kritiekpunt op het gebruik van meta-analyses is dat er een deel van de context verloren gaat
(bv. dat men onderzoeken uit Nederland en China met elkaar gaat vergelijken; het geeft wel informatie maar er
moet rekening gehouden worden met de context)
Drie te onderscheiden niveaus m.b.t. het referentiekader van Valcke:
1. Macroniveau: niveau van de samenleving en landelijk beleid; de maatschappij
2. Mesoniveau: niveau van de school (instelling of organisatie)
3. Microniveau: niveau van de klas (leraren en leerlingen in de klas)
Hoe leerlingen leren, maar ook interacties
Valcke: visies/perspectieven op concrete situaties m.b.t. leren en instructie verschilt per niveau. Dus hoe je
tegen iets aankijkt en wat je belangen zijn staat in verband met op welk niveau je denkt
Het referentiekader helpt om te kijken hoe anderen ergens tegen aan kijken en wat nou wat beïnvloedt.
Microniveau
o Hoe leert een leerling?
o Wat is de invloed van de interactie tussen leerkracht en leerlingen?
o Werkt een specifieke interventie in deze klas?
Mesoniveau
o Wat is een goede school?
o Hoe kun je leerkrachten beoordelen?
o Hoe kunnen leerkrachten van elkaar leren?
Macroniveau
o Hoe monitort de overheid de onderwijskwaliteit?
o Hoe moet het onderwijs leerlingen voorbereiden op de maatschappij?
o Wat is de rol en invloed van de overheid?
, o Wat mag de overheid allemaal doen, hoe ver mogen ze gaan?
Op elk niveau zijn er verschillende dimensies
o Actoren: soort van personen, maar hoeven niet altijd letterlijk personen te zijn.
Op macroniveau meer geïnstitutionaliseerd (minister vertegenwoordigd belangen); hoe hoger
in het referentiekader/hoe hoger het niveau, hoe meer geïnstitutionaliseerd de factoren zijn
o Context: op elk niveau is er sprake van iemand die leert en iemand die instructie geeft
Instructie: doelbewust nagedacht over wat je de andere gaat leren
o Begeleiding: op elk niveau is er begeleiding voor de lerende en de instructieverantwoordelijken
Op mesoniveau krijgen alle leerkrachten begeleiding van een opleiding
o Organisatie: in de klas of het hele onderwijs
o Leeractiviteiten: activiteiten die plaats vinden tussen de lerende en de instructieverantwoordelijken
Alles beïnvloedt elkaar. Op het macroniveau worden door de overheid bijvoorbeeld eindtermen vastgesteld
voor eindexamens. Voor het mesoniveau betekend dit, dat er op een school gaan bedacht moet worden; wat
moeten wij hier als school aan doen? Hoeveel uren moeten wij ergens aan besteden? Op het microniveau moet
een leerkracht zich af gaan vragen hoe het de beslissingen van het macroniveau in zijn lessen gaat verwerken.
Onderwijs op macroniveau: het niveau van de samenleving
o Wat zijn de functies van het onderwijs? Wat willen we ermee en wat doet het?
o Op welke terreinen kan de overheid beleid voeren?
Welke eisen en plichten stelt de overheid aan de het onderwijs? → college 2
Het onderwijs heeft bepaalde functies; een uitwerking op iets. Dit is nauw verbonden met hoe wij ons
onderwijsstelsel inrichten.
EQF-niveau = een Europees kwalificatie raamwerk dat verschillende niveaus in Europa vergelijkbaar maakt.
Associate degree: is vrij nieuw in het Nederlandse onderwijsstelsel; is bedacht om de doorstromen van MBO
naar HBO gemakkelijker te maken: leren en werken.
, De overheid geeft aan wat je moet weten als je uit een stelsel komt: CITO, centraal examen
In Nederland hebben scholen heel veel vrijheid om hun eigen onderwijs in te richten, maar de eindtermen
maken het mogelijk dat de uitkomsten wel gelijk en vergelijkbaar zijn.
o In Amerika is dit heel anders; zijn niet vergelijkbaar, maakt ook uit voor vervolgopleiding of je wel of
niet naar de universiteit mag
Functies van onderwijs
o Kwalificatie
o Socialisatie
o Persoonsvorming
o Differentiatie
Kwalificatie: gaat om de vraag of onderwijs leerlingen uitrust met de kennis, vaardigheden en houding die zij
nodig hebben om zich in een bepaald beroep te kunnen vervullen, te ontwikkelen en kunnen handhaven in de
maatschappij.
o Relatie onderwijs en arbeidsmarkt: het onderwijs leert die bepaalde dingen die nodig zijn om een
bepaald beroep uit te oefenen, maar ook andersom; er zijn veel vacatures die niet voldoende worden
ingevuld: moeten op elkaar afstemmen
o Vroeger werd je opgeleid voor een beroep en dat deed je dan 40 jaar lang; dan is nu niet meer het
geval; een leven-lang leren.
Andere dingen zijn belangrijk geworden
o Een belangrijk punt is het beroepsonderwijs; dit leidt op tot een bepaald beroep. In het MBO zitten net
zoveel leerlingen als op het HBO en de universiteit bij elkaar en wordt er meer gericht op een
specifiek beroep. Hierin zijn de laatste jaren meer veranderingen geweest; de arbeidsmarkt heeft
meer invloed gekregen op wat er gebeurd binnen een opleiding, en de overheid minder.
Op basis van wat nodig is in het bedrijfsleven wordt de opleiding ingevuld. Maar de
kwalificatiestructuur van de overheid bepaald nog wel wat er gegeven wordt; competenties
niet alleen voor een bepaald beroep, maar ook de mogelijkheden om door te stromen
(algemeen vormend element)
o De arbeidsmarktontwikkelingen zijn van groot belang voor de inrichting en invulling van het onderwijs
Momenteel is er een trend m.b.t. competenties en zelfregulerend vermogen
Socialisatie: de taak van het onderwijs om leerlingen in te leiden in bepaalde tradities, culturen, praktijken en
de algemeen aanvaardbare normen en waarden. Afhankelijk van de tijdsgeest zijn er verschillende accenten te
leggen.
o Omgangsvormen
In de jaren 80 werden de omgangsvormen losser/informeren; hoe moeten we hier in het
onderwijs mee omgaan?
o Opvoedende taak
Vroeger waren alle moeder thuis, dat is nu minder. De opvoedende taak wordt meer en meer
bij de school gelegd.
o Denominatie: in de vorige eeuw was Nederland heel erg van de verzuiling en kwamen scholen ook
vanuit een bepaald geloof of levensbeschouwing. Dit is heel erg afgenomen, scholen onderscheiden
zich nu op hele andere punten.
o Burgerschapsvorming: sinds 2006 zijn scholen wettelijk verplicht om te doen aan
burgerschapsvorming. Hierbij gaat het erom dat leerlingen opgeleid worden tot een goede burger, dat
zij leren over de democratie en de verschillende normen en waarden die daarbij horen
o Omgang met culturele diversiteit: Nederland is de afgelopen jaren diverser geworden en ook op
scholen zitten allerlei leerlingen met verschillende (etnische) achtergronden bij elkaar in de klas: hoe
moeten deze kinderen uit verschillende culturen met elkaar omgaan?
Persoonsvorming: zorgen voor ontwikkeling van een individu
Het gaat er om dat een leerling zich op kritische wijze leert te verhouden op datgene wat hij leert, hier kritisch
over na kan denken en zijn eigen normen en waarden kan ontwikkelen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsemw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.