Vraag 1 Beantwoord gemotiveerd de volgende stellingen/vragen:
a) Omschrijf de begrippen jaarwinst en totaalwinst. En geef van elk begrip een relevant
en duidelijk voorbeeld.
De totaalwinst bevat alle voordelen uit een onderneming, zie art. 8 lid 1 Vpb jo art. 3.8 IB. Art.
3.8 Wet IB omschrijft wat in de fiscaliteit als winst wordt beschouwd:
‘Winst uit een onderneming (winst) is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder
welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit onderneming.’
De totaalwinst kan berekend worden door van het eindvermogen van een onderneming het
beginvermogen af te trekken en daarnaast de onttrekkingen uit de onderneming erbij op te tellen
en de stortingen ervan af te halen. De voordelen die worden genoten binnen een onderneming
moeten worden gewaardeerd tegen de waarde in het economische verkeer. Daarmee is de
totaalwinst dus objectief te bepalen. Een goed voorbeeld van totaalwinst is bijvoorbeeld het
ontstaan van een vordering aangezien dit moet tegen de waarde in het economische verkeer. Stel
dat er iets verkocht wordt voor €100: er ontstaat een vordering van €100,- waardoor het
vermogen toeneemt en de winst dus ook.
De jaarwinst is een deel van de totaalwinst en wordt toegerekend aan een bepaald jaar volgens
art 8 lid 1 VPB jo. art 3.25 IB. De jaarwinsten over de gehele looptijd bij elkaar opgeteld vormen
de totale winst. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van de balanscontinuïteit. Het
beginvermogen van een bepaald jaar dient gelijk te zijn aan het ondernemingsvermogen aan het
einde van het voorafgaande jaar. Dit zorgt ervoor dat voordelen niet buiten de fiscale
resultatenrekening aan het vermogen worden toegevoegd, waardoor heffing van
vennootschapsbelasting achterwege zou blijven.
De ondernemer is vrij om te bepalen welk deel van de totaalwinst hij wil toerekenen aan de
jaarwinst. Wel moet hij zich houden aan de regels met betrekking tot goedkoopmansgebruik. Dit
houdt in dat hij bij het bepalen van de jaarwinst rekening moet houden met bepaalde beginselen.
Drie beginselen zijn van belang: het realisatie-, voorzichtigheids- en eenvoudsbeginsel. Het
realisatiebeginsel houdt in dat de opbrengsten moeten worden genomen in het jaar waar de
opbrengst ontstaat. Het voorzichtigheidsbeginsel komt erop neer dat je voordelen pas mag nemen
als je zeker weet dat ze zullen ontstaan. Het eenvoudsbeginsel is steeds minder relevant, maar
houdt in dat de winstberekening niet ingewikkelder hoeft te worden dan voor de omvang van het
bedrijf noodzakelijk is. Een voorbeeld van jaarwinst is een project dat meerdere jaren duurt.
Ieder jaar moet een deel van de opbrengst worden toegerekend aan een jaar.
Bron: blz. 55, 56, 61-65 compendium vennootschapsbelasting en HC 2
1
, De Hoge Raad overwoog in het Zweedse grootmoederarrest het volgende: [..]dat het Hof
terecht dit voordeel niet tot de winst heeft gerekend, aangezien ingevolge artikel 7 van de
Wet op de inkomstenbelasting 1964 daartoe alleen worden gerekend voordelen welke
worden verkregen uit onderneming.”
b) Op welk voordeel doelt de Hoge Raad hier? Wees precies.
De Hoge Raad heeft het hier over het voordeel dat wordt behaald met het niet verschuldigd zijn
van rente door de dochtermaatschappij over de aan haar door de moedermaatschappij verstrekte
lening (informele kapitaalstorting). De dochtermaatschappij wordt bevoordeeld door het
achterwege blijven van een rentebetaling. De oorsprong daarvan ligt niet in de
bedrijfsuitoefening, maar ligt uitsluitend in de vennootschappelijke betrekking van de
vennootschap-aandeelhouderssfeer en behoort terecht niet tot de fiscale winst. Met andere
woorden: het niet hoeven betalen van de rente is eigenlijk een storting van de moeder. En een
storting kan niet worden gezien als een voordeel welke wordt verkregen uit een onderneming.
Daarnaast was de niet bedongen rente wel aftrekbaar bij de dochter.
Bron: HR BNB 1978/252 en HC 2 en blz 50-52 compendium vennootschapsbelasting
Vraag 2
Jaloezie BV is een onderneming die zich bezighoudt met de verkoop van horizontale-en
verticale jaloezieën. Alle aandelen van Jaloezie BV worden gehouden door J Holding BV.
Karin houdt samen met haar vrouw Sanne alle aandelen in J Holding BV en is directeur.
Door de aantrekkende huizenmarkt floreert Jaloezie BV en nemen de verkopen van
zonweringen toe. Karin bezit een Tesla die een waarde in het economisch verkeer heeft van
€90.000 euro. Door de voortvarendheid van de onderneming is het mogelijk dat J Holding
BV een lening kan verstrekken aan Bob. Bob is het neefje van Sanne die een eigen BV wil
starten in de verkoop van handgemaakte blokfluiten, B BV. De lening die aan Bob wordt
verstrekt bedraagt €30.000 euro, met een rente van 2% per jaar. Een bank had deze lening
verstrekt tegen een rente van 6%.
Karin:DGA + Sanne:
Tesla WEV:
90000eu
echtgenote
Jaloezie BV
J Holding BV
30000eu Lening
(2%) aan B BV
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stuviafiscaal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.