Dit document is een samenvatting van hoofdstuk 21 Afweer van de online methode 10voorbiologie voor het vak biologie. Het is geschikt voor leerlingen op het VWO en voor het vierde, vijfde en zesde leerjaar en natuurlijk als voorbereiding op het centraal examen.
H21 Afweer samenvatting
Een ziekteverwekker die ons lichaam wil binnendringen krijgt te maken met drie afweerlinies. Eerste
afweerlinie: het dekweefsel (huid en slijmvliezen van darmkanaal, urinewegen, vagina en
luchtwegen) vormt een barrière. Deze afweerlinie aan de buitenkant van het lichaam wordt externe
aspecifieke afweer genoemd. Deze is aangeboren. In de mond wordt de bacterie aangevallen door
het enzym lysozym in het speeksel. Lysozym breekt de celwand van de bacterie af. Als de bacterie de
mondholte overleeft, komt het in de keelholte waar ook lysozym in het slijm zit. Als de bacterie dit
overleeft, komt hij in de maag terecht. Hier zijn de omstandigheden erg ongunstig: het is zuur en er
zijn eiwitverterende enzymen die het celmembraan van bacteriën beschadigen. Als de bacterie dit
allemaal doorstaat, reist hij naar het darmkanaal. In de dikke darm komt de bacterie autochtone
bacteriën van je darmflora tegen. Die scheiden stoffen uit om de bacterie te bestrijden. Als de
bacterie dit doorstaat komt het in het dikke darmweefsel terecht. Sommige bacteriën kunnen zich
inkapselen tot een spore, dan zijn ze onherkenbaar en kunnen ze overleven in ongunstige milieus. Je
huid is een fysische barrière: ondoordringbaar voor de meeste micro-organismen door de laag van
dode cellen. Zweetklieren en talgklieren scheiden melkzuren en vetzuren af en creëren zo een
ongunstig lage pH. Ook onschadelijke bacteriën op de huid (commensalen) scheiden stoffen af die de
groei van schadelijke bacteriën remmen. De ziekteverwekkers die je via de neus inademt, worden
enigszins tegenhouden door neusharen, maar de meeste door het neusslijmvlies. Ook de luchtpijp
heeft slijmvlies met trilhaarcellen. De ogen worden schoongehouden door traanvocht met lysozym.
De urinewegen worden gespoeld met urine. De bacterieflora in de vagina zorgen voor een
biochemische barrière. Er heerst daar een zuur milieu.
Tweede afweerlinie: zodra een ziekteverwekker het lichaam is binnengedrongen, spreken we van
besmetting. Bij vermenigvuldiging ontstaat er een infectie. De tijd vanaf de besmetting tot het eerste
ziekteverschijnsel is de incubatietijd. Bij een besmetting zorgen witte bloedcellen (leukocyten) voor
de verdediging: lymfocyten (derde afweerlinie), dendritische cellen, monocyten, granulocyten,
‘natural killer’-cellen en mestcellen. Granulocyten en monocyten (fagocyten) kunnen amoeboïde
bewegingen maken en van vorm veranderen. Zo kunnen ze het bloedvat verlaten. Monocyten
worden dan macrofagen genoemd. De bacteriën worden opgegeten (fagocytose). De granulocyten
zijn vaak de eerste cellen die reageren op binnendringers, maar ze gaan door fagocytose meestal
dood. Pus bestaat voornamelijk uit granulocyten. Macrofagen zijn groter, leven langer, kunnen vaker
fagocyteren en hebben een grotere capaciteit. Ze waarschuwen de rest van het afweersysteem dat
er een aanval bezig is. Ze herkennen de binnendringer zo: via receptoren die binden aan
koolhydraatstructuren die voorkomen op de buitenwand van bacteriën, door de aanwezigheid van
immunoglobuline G (antistof, IgG) of van complement-moleculen op het membraan. Dendritische
cellen bevinden zich op plaatsen waar ziekteverwekkers kunnen binnendringen. Ze controleren het
lichaam voortdurend op antigenen. Als hij er eentje tegenkomt, gaat hij de aanwezigheid melden
door cytokines en chemokines te maken die de derde afweerlinie activeren en ook door het antigeen
te presenteren aan de derde afweerlinie. Bij een virusinfectie gaat het virus in de lichaamscellen
zitten, waardoor gewone fagocyten ze niet kunnen aanpakken. Als een virus een lichaamscel
binnendringt, laat hij viruseiwitten achter op het celmembraan. De natural killer cellen kunnen deze
eiwitten opsporen en de cel daarna aanvallen. Ze maken contact met het andere celmembraan en
scheiden membraandoorborende stoffen en agressieve enzymen af. De besmette cel gaat open en
de enzymen maken de cel kapot.
Derde afweerlinie: dit is de specifieke afweer en wordt tijdens het leven opgebouwd. Een antigeen
wordt dan door lymfocyten (bepaalde witte bloedcellen) uitgeschakeld. Hierbij worden B- en T-cellen
, geactiveerd en vermeerderd. T-cellen worden in de thymus gevormd. B-cellen worden in het
beenmerg gevormd en zorgen voor de vorming van antistoffen: die zijn gericht tegen het antigeen.
Bij herhaalde infectie wordt de weerstand tegen een ziekteverwekker verhoogd, doordat er
geheugencellen gevormd worden.
Overzicht:
Aspecifieke afweer Specifieke afweer
1 en 2 afweerlinie
ste de
3de afweerlinie, immuunsysteem
valt meerdere typen ziekteverwekkers aan valt één type ziekteverwekker aan
weerstand blijft gelijk na herhaalde infectie weerstand neemt toe na herhaalde infectie
aangeboren verworven
Bij een wondje ruimen granulocyten en monocyten eerst de bacteriën op. Deze witte bloedcellen
worden gelokt door signaalmoleculen die de beschadigde cellen van de huid afgeven (chemotaxis).
Deze cellen geven ook bloedvatverwijdende moleculen af, zoals het hormoon histamine. Hierdoor
wordt je op die plek rood en zwelt hij op. Chemotaxis en bloedvatverwijding samen heet een
ontstekingsreactie.
Ook lichaamscellen zelf kunnen andere lichaamscellen helpen met de verdediging tegen virussen.
Een cel die geïnfecteerd is, produceert het eiwit interferon, dat de nog gezonde buurcellen
beschermt. Al deze genoemde stoffen die een ontsteking of afweerreactie uitlokken worden
(ontstekings)mediatoren genoemd. Koorts ontstaat doordat de ‘thermostaat’ in de hersenstam
verhoogd wordt door eiwitten van beschadigde macrofagen. Koorts helpt je lichaam vechten tegen
binnendringers, de fagocytose verloopt dan sneller. Ook wordt de interferonproductie door
geïnfecteerde cellen hoger.
De derde afweerlinie, het immuunsysteem, berust op de activiteit van B- en T-cellen. Het
afweersysteem heeft een geheugen en is specifiek. Antigenen zijn lichaamsvreemde stoffen of cellen.
Uit de lymfoïde stamcellen worden continu T- en B-cellen gevormd, die tegen een bepaald antigeen
zijn gericht (monospecifiek). Ze zijn dan nog inactief en zwerven in het bloed en de lymfe rond. Als
een T- of B-cel zijn antigeen ontdekt, vermeerdert hij zich en ontstaan er dochtercellen die zich
differentiëren tot T-cellen, die het antigeen gaan uitschakelen. Een epitoop is een stukje antigeen dat
op een celreceptor van een lymfocyt past. Deze receptoren bestaan voor een klein deel uit
koolhydraten en voor een groot deel uit eiwitten (glycoproteïnen). Die van de T-cellen heten T-cel-
receptoren (TCR) en die van de B-cellen heten antistoffen. De antistoffen kunnen aan het bloed
worden afgegeven (immunoglobulinen). (TCR kan dat niet). Het geheugen van het afweersysteem
wordt gevormd door geheugencellen, die worden gevormd als een lymfocyt geactiveerd wordt door
een binding van zijn celreceptor aan een antigeen. Klonale expansie is het delen van de lymfocyt na
zijn activatie. Het deel van de (dochtercellen) lymfocyten die de ziekteverwekker niet bestrijdt, vormt
de geheugencellen.
Antigenen kunnen in het bloed, weefselvloeistof en de lymfe voorkomen. Afweer met antistoffen
wordt humorale immuniteit genoemd en is vooral gericht tegen bacteriën, virussen en toxinen. B-
cellen hebben een antigeenreceptor op hun membraan. Elk B-cel kan maar één soort antigeen
herkennen. Hij koppelt dan het antigeen aan zijn receptor. Hierna gaat de B-cel zich snel delen
(klonale expansie). De meeste klonen transformeren in de plasmacellen: een witte bloedcel die grote
hoeveelheden antistoffen kan maken. Antistoffen bestaan uit koolhydraten en eiwitten. Het is een Y-
vormig molecuul. Het uiteinde van het molecuul verschilt per antistof. Aan de basis structuur zit de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aphrocival. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.