Dit document is een samenvatting van hoofdstuk 19 Hormonen van de online methode 10voorbiologie voor het vak biologie. Het is geschikt voor leerlingen op het VWO en voor het vierde, vijfde en zesde leerjaar en natuurlijk als voorbereiding op het centraal examen.
H19 Samenvatting
Het hormoonstelsel (endocriene stelsel) werkt met hormonen (vaak eiwitten en worden in
hormoonklieren gemaakt). De klieren (endocriene klieren) geven het hormoon af aan het bloed. Er
zijn ook weefselhormonen die in weefsels worden gemaakt. De werking en ontwikkeling van de
voortplantingsorganen worden sterk beïnvloedt door hormonen. Het hormoonstelsel werkt nauw
samen met het zenuwstelsel, vooral bij de groei en stofwisseling.
Door een aantal hormoonklieren worden meerdere hormonen gemaakt. Bij elk hormoon hoort
minstens één doelwitorgaan (of weefsel). Er zijn twee groepen hormonen:
- Steroïdhormomen, chemisch verwant aan cholesterol, bijvoorbeeld de geslachtshormonen
en de bijnierschorshormonen. Ze zijn waterafstotend en worden daarom voor het transport
gebonden aan bloedeiwitten. Steroïden dringen door het celmembraan van doelwitorganen
heen en binden in het cytoplasma aan een eiwitmolecuul (de receptor). Het hormoon-
receptor-complex dringt door tot in de kern en gaat een binding aan met het DNA. De
binding kan genexpressie stimuleren of remmen.
- Peptiden, meestal polypeptiden en soms omgebouwde aminozuren, bijvoorbeeld ADH,
oxytocine en insuline. Ze zijn oplosbaar in water. Het hormoon (nu first messenger) bindt
aan een passend receptor in het celmembraan. Uiteindelijk leidt dit tot een toename van de
second messenger cAMP, gevormd uit ATP. cAMP heeft invloed op de celactiviteit, meer of
minder afgifte van bepaalde stoffen of een veranderde membraanpermeabiliteit. Bij een
remmend hormoon zullen juist minder cAMP’s gevormd worden. Dit hele proces wordt een
signaalcascade genoemd.
Er zijn ook hormonen die van aminozuren zijn afgeleid (bijv adrenaline en schildklierhormoon), deze
werken net als de peptiden.
Het bijsturen van processen naar de evenwichtssituatie noem je negatieve terugkoppeling.
Regelprocessen in het hormoonstelsel geef je weer met een regelkring: het bevat altijd een sensor
(receptor), een hormoonklier en een hormoon. Het gaat als volgt: een sensor meet een situatie – het
centrale zenuwstelsel beoordeelt de situatie – stimuleert/remt via motorische zenuwcellen de
hormoonklier in de hormoonafgifte – de sensor registreert nieuwe situatie – de afgifte wordt wel of
niet bijgesteld, enz.
Positieve terugkoppeling zorgt voor toename of afname. In de regelkring zie je dan alleen stimulans
en geen remming, óf andersom.
Een aantal hormoonklieren kan zelf de eigen afgifte verhogen of verlagen. Zij hebben bepaalde
sensorische cellen die de toestand registreren. Die cellen zijn gevoelig voor veranderingen van de
bloedsamenstelling.
De hypothalamus is deel van het centrale zenuwstelsel en handhaaft de normwaarden van veel
fysiologische processen in het lichaam. Twee werkingen van de hypothalamus:
1. Bepaalde zenuwcellen produceren twee hormonen: antidiuretisch hormoon en oxytocine.
Deze hormonen worden opgeslagen in de hypofyse en zo nodig aan het bloed afgegeven
(neurosecretie).
2. Bepaalde cellen maken hormonen die via zenuwceluitlopers naar de hypofyse worden
vervoerd. Het zijn de releasing (RF)en inhibiting (IF) hormonen die een stimulerende en
remmende invloed op de hypofyse hebben. Elk hypofysehormoon heeft een
hyothalamushormoon. (het hypothalamus-hypofyse-systeem)
De hypofyse is een kleine hormoonklier onder de hypothalamus. Het bestaat uit de
hypofysevoorkwab en de hypofyseachterkwab. De achterkwab is het doorgeefluik van ADH en
oxytocine. ADH wordt aangemaakt wanneer osmosesensoren een te hoge osmotische waarde van
het bloed registreren (bijvoorbeeld door een te hoog zoutgehalte). ADH is werkzaam in de nieren en
, veroorzaakt een verminderde waterafscheiding, waardoor de osmotische waarde kan dalen.
Hierdoor verhoogt de bloeddruk.
Oxytocine wordt aan het einde van de zwangerschap gemaakt. Het veroorzaakt samentrekkingen
van glad spierweefsel, vooral in de baarmoederwand. Tijdens de zwangerschap is een verhoogde
concentratie progesteron aanwezig, die voorkomt dat de vrouw te vroeg weeën krijgt. De bevalling
begint dus wanneer het progesterongehalte daalt. Oxytocine bevordert ook de samentrekkingen van
het gladde spierweefsel in de melkklieren van de borsten. Het zuigen van de baby aan de tepel is een
prikkel voor de thalamus om meer oxytocine te produceren. Oxytocine versterkt ook de band tussen
de moeder en het kind.
De hypofysevoorkwab produceert een aantal hormonen. Het groeihormoon stimuleert
stofwisselingsprocessen en de eiwitaanmaak in lichaamscellen. Een te lage concentratie hiervan leidt
tot dwerggroei, een te hoge concentratie juist tot reuzengroei. Het groeihormoon is ook belangrijk
voor het onderhoud van weefsels en herstel na beschadiging. Er is geen regelkring.
Het schildklierstimulerendhormoon (TSH) zet de schildklier aan tot vorming van het
schildklierhormoon. Een te hoge concentratie schildklierhormoon remt de hypofyse af in de
productie TSH (negatieve terugkoppeling).
Het bijnierschorsstimulerend hormoon (ACTH) bevordert de aanmaak van bijnierschorshormonen
(corticoïden) in de bijnieren.
Het follikelstimulerend hormoon (FSH) is een geslachtshormoon en het stimuleert de ontwikkeling
van eicellen in de ovaria en zaadcellen in de testes.
Het luteïniserend hormoon (LH) stimuleert bij de vrouw de eirijping en de eisprong. Na de eisprong
stimuleert het de verdere ontwikkeling van het gele lichaam, dat zich verder ontwikkelt tot een
hormoonklier. Deze klier produceert progesteron en oestrogenen. LH heeft invloed op bepaalde
cellen in de testes, die daardoor het hormoon testosteron produceren.
Prolactine bevordert de ontwikkeling van de borsten bij een zwangere vrouw. Het stimuleert ook de
melkproductie.
De schildklier ligt in de hals op de grens tussen het strottenhoofd en de luchtpijp en produceert
thyroxine. Hiervoor is jodium nodig. Thyroxine stimuleert de verbranding in lichaamscellen en heeft
daardoor invloed op de celstofwisseling en de groei. Bij te veel thyroxine raakt de reservebrandstof
in het lichaam te snel op. Bij een gebrek aan thyroxine verloopt de verbranding te traag.
In de alvleesklier liggen de eilandjes van Langerhans, die de hormonen insuline en glucagon
produceren. Insuline werkt verlagend op de bloedsuikerspiegel; het bevordert in de lever en de
skeletspieren de omzetting van glucose in glycogeen. Bovendien stimuleert het de opname van
glucose in de lichaamscellen. Glucagon werkt antagonistisch aan insuline. Het stimuleert in de cellen
de omzetting van glycogeen in glucose en de afgifte van glucose aan de bloedbaan. De sensoren in de
eilandjes registreren zelf de glucoseconcentratie van het bloed (daardoor direct negatieve
terugkoppeling).
Boven elke nier ligt de bijnier, bestaande uit het bijniermerg en de bijnierschors. Het bijniermerg
produceert adrenaline en het verwante noradrenaline. De hormonen komen vrij wanneer je lichaam
plotseling in actie moet komen. Ze hebben dus als enige van de hormonen een kortdurende werking.
De belangrijkste effecten zijn:
- Het bevordert de omzetting van glycogeen in glucose in de lever en skeletspieren.
- Het stimuleert de hartactiviteit, waardoor het hartminuutvolume toeneemt en de bloeddruk
stijgt.
- Het doet de pupillen verwijden.
- Het stimuleert de bloedvatverwijding in de skeletspieren en zorgt dat de spierspanning
verhoogt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aphrocival. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.