H1: Energie
0. Inleiding
- Oorsprong van energie die we gebruiken: ATP = energierijke verbinding
o ATP gebruiken uiteindelijk op
o Iets doen: nieuwe ATP nodig verschillende energieprocessen: brandstof uit voeding halen
- Energie nodig om voeding op te nemen: zonlicht
o Voeding geeft macronutriënten = brandstoffen
o Gebruiken energieprocessen: ATP gebruiken
1. Bio-energetica
- Dankzij chlorofyl kunnen planten: zonlicht, CO2 en water gebruiken om
o Te groeien
o O2 en glucose te produceren
o = fotosynthese
- Dieren en mensen voeden zich met planten om energie op te nemen
- Energie die wij gebruiken komt indirect vd zon
o Zon zorgt voor voeding
o Voeding geeft ons 3 macronutriënten (= brandstof)
Koolhydraten (CHO)
Lipiden / vetten
Proteïnen / eiwitten
o 2 belangrijkste: vetten en koolhydraten
Eiwitten zijn reserve bouwstenen voor bv weefselherstel
o Alle 3 resulteren in ontstaan van acetylchoenzyme A
- ATP wordt gemaakt in de mitochondriën = energiefabriek
- Zonne energie planten en groenten
- Eten energiebron
- Energie opslag: ATP
Principe van gekoppelde reacties
- Iets eten zorgt voor energie energie + ADP + P ATP
3 macronutriënten zorgen voor Acetyl CoA
- Teveel Acetyl CoA, als niet wordt opgebruikt opgeslagen als vet
o Kan afkomstig zijn van koolhydraten
o Te veel koolhydraten worden als vet opgeslagen
Vet
- Adipocyt = vetcel in vetcel zit druppel triglyceriden = reserve tank met brandstof
- Vet: druppels
- Vetweefsel: druppels + verpakking (steunweefsel, bloedvaten)
- Vet kan communiceren met omliggende organen en hersenen
o Communicatie door geproduceerde eiwitten die in bloed komen: messengerfunctie
o Eiwitten door adipocyt gecreëerd = adipokines
- Adipokines
o Leptine: boodschap aan hersenen
Stoppen met honger voelen, genoeg vet opgestapeld, genoeg energie op voorraad
Verzadiging stimuleren
Obesitas: meer leptines organen en weefsel intensief aan blootgesteld kan werk
niet meer doen: geen verzadigingsgevoel
o Adiponektine: hoe meer en hoe groter vetcellen hoe meer adiponektine
Beschermd tegen cardiovasculaire ziekten
Vetcel groter: sneller scheuren
1
, Barsten: cel afsterven opgeruimd door macrofagen
- Dode vetcellen omgeven door macrofagen hebben crown like structures
o Macrofagen scheiden stoffen af die chronische inflammatie veroorzaken
Interleukine 6, TNF alfa
- Grote vetcellen: meer triglyceriden opgeslagen
o Druppel vet afgebroken = dypolise vrije vetzuren in bloed
o Pathogeen als gebeurt met vetcellen die tss organen liggen diep in buik (visceraal vet)
Meeste kans gevolgen cardiovasculaire ziekten of diabetes
Bloed naar lever meer vrije vetzuren lever vervetting Cholesterol veranderen:
partikels kleiner en denser = meer schadelijk
- Cholesterol
o LDL veranderen: partikels kleiner sneller oxideren atherosclerotische plaques
o HDL gaat kunnen wegdoen: meer uitplassen (ook kleinere partikels)
- Vet ook belangrijk voor andere functies: energie opslag, isolatie, bescherming
3 energiesystemen
1) Fosfaat systeem
- ATP: snelle energie afgifte
o Snelle afgifte energie uit ATP door anaerobe hydrolyse van ATP-molecule om energie vrij te maken
- 10 – 30 sec toekomen met ATP die klaar zit in cel
o Altijd een kleine voorraad, maar vanaf gebruiken is bijna direct op
- Snelle resynthese van ATP uit PCr (fosfocreatine)
o PCr is snel en energierijk reservoir in cel
o Grote hoeveelheid E vrij wnr binding tss PCr en ADP gesplitst in creatine kinase
Genereert -43,3 KJ/mol vrije E die kan worden opgeslagen in ATP
2) Aeroob systeem
- Resynthese van ATP door fosforylering of oxidatie van macronutriënten
o Kan aëroob of anaëroob zijn in geval glucose metabolisme
o Uitsluitend aëroob in geval vet- en eiwit metabolisme
- Meeste E voor genereren ATP afkomstig van aerobe fosforylering/ oxidatieroute
o Oxidatie van koolhydraat-, lipide- en eiwitmacronutriënten waarbij O2 gereduceerd
- Synthese ATP: in mitochondria
o Afmetingen: 0,5 µm tot 10 µm
o Aantallen variëren van 1 tot 1000 per cel
o Structuur
Dubbele membranen
Ruimte tss membranen is intermembraan ruimte
Matrix: ruimte binnen binnenste membraan
Cristae: gevouwen structuren v. binnenste membraan van mitochondriën meer ruimte
voor snellere productie ATP
- Productie van ATP
o 1: H+ gradiënt opbouwen protonen worden verplaats vd matrix naar intermembraan ruimte
o 2: ATP synthase is eiwitcomplex met kanaal waardoor protonen weer naar binnen kunnen
o 3: instroom van protonen induceert synthese van ATP: ADP + Pi ATP
Voordeel Nadeel
Geen afval product Zuurstof nodig
Oneindig gebruiken = onuitputtelijk Voldoende zuurstof naar cellen om systeem te
Verschillende soorten brandstoffen gebruiken beruiken om E te leveren om nieuwe ATP te
maken
Duurt 3 min voor systeem op volle toeren draait
Beperkt afh hoeveelheid zuurstof naar cellen
o Hoe meer zuurstof naar cellen, hoe beter aërobe uithouding
o Afh van
hartslag (sneller of krachtiger samentrekken)
hemoglobine: bindt zuurstof (vervoermiddel zuurstof naar targetcel)
myoglobine: zuurstof klaar in spiervezels
bloed (om hemoglobine te vervoeren)
bloedvaten en kleine capillairen (hoe meer, hoe meer zuurstof naar kleine cellen brengen)
3) Anaerobe glycolyse
- Systeem nodig om leegte te overbruggen: anaërobe glycolyse (alleen glucose of glycogeen gebruiken)
- Overbrugging tss fosfaat systeem en aëroob systeem
Voordeel Nadeel
Sneller op gang, geen zuurstof nodig Geen vetten gebruiken
Lactaat productie (melkzuur = lactaat + H+)
Hoe meer + geladen H+ ionen, pH daalt verzuring
- Pas probleem als weefsel te zuur: bepaalde enzymen doen werk niet spieren niet meer gebruiken
- Meer energie vragen dan krijgen van aëroob systeem= anaerobe glycolyse gebruiken
o meer energie leveren (grafiek stijgt)
Wanneer beginnen lactaat produceren en wanneer opstapelen?
- Beginnen bij activatie anaerobe glyclose: lactaat waarde of ademhaling meten
- Bufferproduct bicarbonaat ionen voor lactaat en H+ voorkomen verzuren door H+ te neutraliseren
(onstabiel: valt uiteen in H2O en CO2)
- Water uitzweten, CO2 uitademen (sneller in en uitademen) = eerste ventilatory pressure
(ademhalingsdrempel) kan nog bufferen
Bepaald moment bufferproduct op opstapeling H+ PH daalt verzuring enzymen niet werk doen
spieren werken niet
- Wanneer gebeurt dat? = belangrijke vraag
- bv onder die hartslag blijven om te voorkomen
= 2de ventilatoire drempel
Op moment 2de drempel: buffer op, verzuren sensoren die detecteren, signaal naar hersenen, proberen
meer ademen door CO2 weg maar gaat niks doen want er wordt geen CO2 meer gevormd
Tss 2 drempels: aerobe trainingszone: daar trainen om VO2 max aan te passen
- Terwijl dat zone is waar anerobe glycolyse begint te werken
- Lichaam streeft naar evenwicht (temperatuur, bloedsuikerspiegel, zuurtegraad)
- Lichaam uit evenwicht: niet nodig is lichaam gaat aanpassen
- Aeroob systeem prikkelen om lichaam aan te passen
3
, Voorbij 2de drempel: weerstand trainen
Lang genoeg sporten: koolhydraten op, vetten gebruiken
Duur een inspanning speelt rol
Dia 22: motor unit (niet gezien)
Spiercontractie
- Zenuwimpulsen die afkomstig zijn uit CZS zorgen voor spiercontractie
- Neuronen en spierweefsel geleiden elektrische stroom door ionen over celmembranen te verplaatsen
- Motorisch neuron eindigt in synaps met spiervezel
o Neuron geeft acetylcholine af en brengt AP over naar spierweefsel
o ACh vrijkomen depolarisatie spiercel AP voort in transversale tubulus depolarisatie T-
tubuli triggert Ca release van SR
- Rustpotentiaal: Na+ buiten = K+ binnen
- Depolarisatie: Na+ binnen > K+ buiten
- Repolarisatie: Na+ buiten > K+ binnen
- Spier in rust
o Troponine en tropomyosine inhiberen binding van actine en myosine
- Spiercontractie
o Release Ca2+
Tropomysoine dalen
Binding actine en myosine
E via ATP voor beweging myosine koppen
= sliding filament theory
- Wat is een power stroke: op kop myosine een cross bridge vormt met actine: trekt over zich heen =
powerstroke (knik) zorgt voor contractie van die spier
- Waar energie vandaan om knik te maken: splitsing van ATP zorgt voor energie om powerstroke te
genereren
- Macronutriënten die als brandstof dienen
o Macronutriënten hebben we ook nodig: calcium dat vrijkomt in SR gebrek aan Ca kan leiden
tot slechte werking vd spieren
o Elektrische signaal komt aan in synaps, wordt chemisch signaal: ionenpomp in werking zetten (NA
binnen, K buiten), potentiaal verschil
- Vezeltypering (dia 35)
o Genetisch bepaalde samenstelling spieren: bepaalde spieren bij meeste mensen bepaald soort
vezeltype
Overwegend trage of overwegend snelle vezels spier
Genetische aanleg, kleine invloed door trainen
o Houding bewaren: trage vezels type 1: meer aëroob werken: veel zuurstof en capillairen nodig
brandstof: trigylceriden (alleen in aëroob systeem gebruiken)
o Snelle vezels: type 2 X: snelle bewegingen, meer kracht genereren glycolytisch werken:
glycogeen of creatine fosfaat gebruiken (ATP maken)
o Brandstof verschilt van spiervezel type dat bepaalt ook functie van spier
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosedeman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.