Studietaak 5.1 Doodgaan blz. 40
Studietaak 5.2 Kiezen voor de dood blz. 42
blz. 1 van 45
,Studietaak 1.1 Levensloop en ontwikkeling
Een wetenschap, toegepast en interdisciplinair
1) Developmental science: studie gericht op het begrijpen van constanten en veranderingen gedurende de levensloop.
a) Toegepaste wetenschap: school gezondheid sociaal (persoonlijkheid en sociale ontwikkeling) ouders
b) Interdisciplinair: psychologie sociologie antropologie biologie neurowetenschappen opleiders
familiestudies geneeskunde publieke gezondheid sociale dienstverlening
Basis
1) Theorie: een geordende, geïntegreerde lijst van uitspraken die gedrag beschrijven, verklaren en voorspellen
a) Belangrijk om 2 redenen: raamwerk voor observaties: gidsend en meninggevend basis voor praktische actie
b) Theorieën worden beïnvloed door de culturele waarden en overtuiging van een tijdspanne
i) Maar ze verschillen van opinie of geloof omdat ze afhangt van wetenschappelijke verificatie (getest, replicatie)
c) Verschillen: zie hieronder: 2), 3) en 4)
2) Continue discontinue
a) Continue ontwikkeling: een proces van langzaam verbeteren van dezelfde vaardigheden die reeds aanwezig
waren: gradueel en doorgaand
b) Discontinue ontwikkeling: een proces waarbij nieuwe manieren van begrip en reacties op de wereld
opkomen op specifieke momenten
i) Stadia: kwalitatieve veranderingen in denken, voelen, en gedrag die specifieke perioden van
ontwikkeling karakteriseren; met snelle transformaties snelle verandering
3) Een koers in ontwikkeling meerdere koersen
a) Stadiatheorie: iedereen volgt dezelfde opeenvolging van ontwikkeling
b) Hedendaagse theorie: houdt rekening met context (combinatie van persoonlijke en omgevingsomstandigheden
verschillende paden)
i) Persoonlijk: erfelijkheid en biologische kenmerken
ii) Omgeving: thuis school buurt gemeenschap sociale waarden historische tijdspanne
4) Nature nurture
a) Theorieën die stabiliteit onderschrijven: het belang van erfelijkheid, waarbij slechts vroege ervaringen meespelen
(Bowlby; Johnson; Sroufe)
b) Theorieën die plasticiteit onderschrijven: verandering is mogelijk en zal gebeuren als de ervaringen dat ondersteunen
(Greenspan; Shanker; Lester; Masten; McEwen)
Een perspectief van levensspanne: een gebalanceerd standpunt
1) Geloof in combinaties van de 3 tegenstellingen in de 3 standpunten: a.g.v. uitgebreider onderzoek in de 1e 2 decennia
van het leven
a) < 1950: ontwikkeling stopt na adolescentie; volwassenheid is een plateau, ouderdom een vermindering
b) > 1950: De veranderingen in de USA bevolking inzicht dat de veranderingen het hele leven optreden
i) Hogere gemiddelde leeftijd (1900: 50 2014: 78.1 2050: 84)
ii) Gezondere, actievere ouderen verschuiving van het beeld van de mens:
iii) Ontwikkeling is een dynamisch systeem: doorgaand proces, van conceptie dood; gekneed door een complex
netwerk van biologische, psychologische en sociale invloeden (Lerner e.a. 2005)
2) Levensloopperspectief: levenslang multidimensionaal en multidirectioneel zeer plastisch beïnvloed door
verschillende interacterende krachten (Baltes e.a. 2006)
3) Ontwikkeling gaat levenslang door
a) fysiek cognitief emotioneel-sociaal:biopsychociale processen die in tijd en context veranderen
Prenataal Conceptie Van eencellige organismen baby die zich goed kan aanpassen
geboorte
Peuter 0-2 Veranderingen in lichaam en hersenen motor / perceptie / intelligentie / hechting
Kleuter 2-6 Speeljaren: > motor / gedachten / taal / moraliteit / binding met peers
Kinderjaren 6-11 School atletischheid/ logisch denken / abc / zelfbegrip / moraliteit / vriendschap
Adolescenti 11-18 Volwassen lichaam / abstract / idealisme / schoolresultaten / waarden-normen / autonomie
e
Vroege V 18-40 Verlaten thuis / afronden opleiding / werken / trouwen / kinderen / andere levensstijlen
Midden V 40-65 Carrière / kinderen volwassen / aanpassen veroudering / bewustwording sterfelijkheid
Late V 65 –dood Pensioen / < fysieke kracht en gezondheid / dood echtgenoot / reflecteren op zin van leven
blz. 2 van 45
,Studietaak 1.1 Levensloop en ontwikkeling
4) Ontwikkeling is multidimensionaal en multidirectioneel
a) Multidimensionaal: biologisch / psychologisch / sociaal / cognitief / emotioneel
b) Multidirectioneel: groei afname in de loop van de tijd: in alle ontwikkelingsdomeinen (waaronder cognitief)
5) Ontwikkeling is plastisch
a) Intellectuele (verminderde) groei ook tijdens oudere jaren: metafoor vlinder i.p.v. schipbreuk
b) Verschillen tussen individuen: meer diversiteit in het leven / biologie en omgeving meer aanpassingsvermogen
6) Ontwikkeling wordt beïnvloed door meerdere, interacterende krachten
a) Meerdere krachten biologisch historisch sociaal cultureel 3 invloeden
i) Normatieve leeftijd gerelateerde invloeden: gebeurtenissen die gerelateerd zijn aan leeftijd en dus het moment van
optreden
(1) Beïnvloedt door biologie maar ook door sociale gebruiken (school; rijbewijs)
ii) Normatieve geschiedenis gerelateerde invloeden: verklaren waarom cohorten overeenkomstig gedrag vertonen
(1) Babyboom: 1946-1964: 1960: verdubbeling geboorteratio grootste groei ooit herdefiniëren beeld
ouderdom
iii) Niet normatieve invloeden: onregelmatige gebeurtenissen die 1 persoon aangaan en geen tijdslijn volgen
(1) Deze zijn in de loop der tijd belangrijker geworden: er bestaat nu meer verscheidenheid
Biologie en omgeving
1. Omgevingsrisico’s i.c.m. werking biologie zijn predisponerend voor toekomstige problemen (Masten 2006)
2. Veerkracht: het vermogen om zich t.o.v. de bedreigingen van ontwikkeling effectief te adapteren; 4 factoren
a. Persoonlijke karakteristieken: intelligentie en sociaal gewaardeerde talenten beloningen op school en
samenleving temperament: makkelijk temperament / inhiberen negatieve emoties positieve respons omgeving
b. Warme ouderrelatie: ook afhankelijk van karakteristieken en vv
c. Sociale steun buiten het gezin: als vervanging bij gebrek aan steun binnen het gezin: volwassen of peers
d. Samenlevingsbronnen en kansen: school / gezondheidszorg / bibliotheken / recreatie / naschoolse activiteiten
Studietaak 1.2 Theoretische perspectieven
Een levensloop visie: naar voren en naar achteren kijken
1) 1946-1694: 92% van USA-V werd moeder (gem. 4 kinderen): elke 8 seconden werd een baby geboren.
a) Intergerelateerde factoren
i) Late huwelijken en ouderschap a.g.v. de grote depressie (1930-1940) en WO II 2 cohorten die tegelijk kinderen
kregen in korte tijd
ii) > 1950: grote gezinnen kunnen betaald worden; mensen trouwden jonger babyboom tot 1960.
(1) Babyboomers: > geld; > opleiding > optimisme / behoefte aan individuele herkenning (narcisme)
iii) 1960-1970: de vroege babyboomer gaat studeren > opleiding: zelfgericht / sociaal bewust / autonomie
iv) > 1965: < huwelijken (later trouwen) / > scheidingen / antioorlog beweging / burgerrechten / vrouwenbeweging
(1) Late babyboomers: zoektocht naar persoonlijke betekenis, zelfexpressie, sociale verantwoordelijkheid
sociaal bewogen schrijvers / leraren / filmmakers / vakbonden
(2) Babyboom V: arbeidsmarkt: strijd voor gelijkheid > zelfvertrouwen
(3) Interesse in gelijkheid politieke invloed > 1960: discriminatiewet (arbeid) / rasgelijkheid: publieke ruimtes
> 1970: homorechten
v) Vandaag: babyboomers: grootste generatie die oud wordt meer betekenis in deze levensfase / betrokkenheid
bij sociale aspecten / fysieke veranderingen willen controleren (anti-age)
vi) Toekomst:
(1) Negatief: > sociale lasten / gezondheidskosten;
(2) Positief > tijd om voor anderen te zorgen / > ervaring / > vrijwilligers werkmogelijkheden
blz. 3 van 45
, Studietaak 1.2 Theoretische perspectieven
Jaar Wetenschapper Wetenschappelijke denkwijze
Wetenschappelijke aanvang
Voorvader van wetenschappelijke kinderstudie
1809-1882 Charles Darwin Evolutietheorie: natuurlijke selectie survival of the fittest
Adaptieve waarde van fysieke karakteristieken en gedrag
Opvolging: het kind maakt dezelfde groei door als de ontwikkeling van de mens (≠)
De normatieve tijd
1844-1924 Stanley Hall Stichter van de kinderbeweging
1880-1961 Arnold Gesell Ontwikkeling = vastgestelde serie gebeurtenissen (maturation process)
1967 Benjamin Spock Normatieve insteek: metingen van gedrag op grote aantallen kinderen
leeftijdsgemiddelden van typische ontwikkeling, m.b.v. vragenlijsten en observatie
Gesell en Spock informatie aan ouders: Baby and Child Care.
De mentale test beweging
1900 Alfred Binet IQ test Stanford-Binet Intelligence scale (1916)
Simon voorspelling voor schoolresultaten
interesse in individuele verschillen
De beweging halverwege de 20ste eeuw
Psychoanalytisch perspectief
1930-1940 Freud / Erikson Psychoanalytisch perspectief: series van stadia (equilibrium)
Voordelen:
Nadruk op begrip van de uniciteit van de levensgeschiedenis
M.b.v. klinische (casestudie) gedetailleerd beeld van persoonlijkheid
Veel onderzoek
Nadelen
Geïsoleerd: te sterke commitment aan klinische aanpak open voor alternatieven
Psychoseksuele stadia en functie van ego te vaag mogelijkheden tot testen
1856-1939 Sigmund Freud Psychoseksuele theorie: de nadruk op de rol van ouders in het managen van de
seksuele en agressieve driften in het kind in de eerste jaren
De 1e die de nadruk legde op de band tussen kind en ouder
Kritiek: > nadruk op seksuele gevoelens in ontwikkeling gebaseerd op rijke
Oostenrijkers geen directe studie van kinderen
1902-1994 Erik Erikson Psychosociale theorie: naast de interactie tussen id, ego en superego ook een
positieve contributie van ontwikkeling in ieder stadium om tot een lid van de
maatschappij te worden: positief negatief gezond niet aangepast
Normale ontwikkeling moet worden begrepen in het licht van de situaties van de
cultuur
Stadium Leeftijd Freud Erikson
Oraal 0-1 Zuigen negatief: duimzuigen / nagels Basis vertrouwen wantrouwen = <
bijten / pen kauwen / teveel eten, roken warmte
Anaal 1-3 Zindelijk negatief: Autonomie schaamte = < aanmoediging
te veeleisend / te netjes
Fallisch 3-6 Oedipus en Electra geweten Initiatief schuld = > eisen
Latent 6-11 < seksuele interesse / > superego IJverig minderwaardig = negatieve
waarden ervaringen
Genitaal Adolescentie Seksuele herinteresse Identiteit rolverwarring
trouwen en kinderen
Vroege Volw. Intimiteit isolatie = vroege slechte
ervaringen
Midden Volw. Generatief stagnatie bij falen
Late Volw. Integriteit wanhoop angst te sterven
blz. 4 van 45
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller OUWV. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.