EBR – uitwerkingen week 5 – Voorkoming van dubbele belasting en misbruik
Vraag 1
De Hoge Raad heeft in de zaak op 3 maart 2017 beslist om onder meer de volgende
prejudiciële vraag aan het HvJ EU te stellen (ECLI:NL:HR:2017:346):
“2. Verzet artikel 56 EG (thans artikel 63 VWEU) zich ertegen dat aan een buiten
Nederland gevestigd beleggingsfonds een teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting -
die wel wordt verleend aan een Nederlandse fiscale beleggingsinstelling - wordt geweigerd,
ingeval dat fonds daardoor zou worden belemmerd bij het aantrekken van in Nederland
woonachtige of gevestigde beleggers?”
Naar aanleiding van het arrest van het HvJ EU in de zaak Fidelity Funds (C-480/16)
heeft de HR deze vraag inmiddels ingetrokken.
A. Geef gemotiveerd aan of deze prejudiciële vraag een inbound-situatie (Nederland
= bronstaat) of een outbound-situatie (Nederland = woonstaat) betreft en leg
daarbij uit op welk niveau zich eventueel dubbele belasting voordoet.
Het gaat om de situatie waarin een Nederlandse belegger aandelen houdt in een niet-ingezeten
fonds en dat fonds houdt aandelen in een Nederlandse vennootschap. Er wordt dividend
uitgekeerd van Nederlandse vennootschap naar het niet-ingezeten fonds en vanuit het niet-
ingezeten fonds weer naar de Nederlandse belegger.
Om de vraag te beantwoorden of er sprake is van een inbound of outbound situatie dan kijken
we naar de investering. Het niet-ingezeten fonds belegt in een Nederlandse vennootschap dus
vanuit Nederlands perspectief wordt er inbound geïnvesteerd. Er komt dividend uit de
Nederlandse vennootschap en daar wordt bronbelasting op geheven. In inbound situaties is
Nederland de bronstaat.
De Nederlandse belegger investeert in een niet-ingezeten fonds, dus dat is vanuit Nederlands
perspectief een uitbound investering. Bij de outbound investering wordt de investering gedaan
vanuit Nederland en dus hebben we een woonstaat situatie.
Let op dat woonstaat en bronstaat situaties in het Europese recht verschillend van aard zijn.
Hoe kan deze situatie leiden tot dubbele heffing?
Welke heffingen zien we?
Dividendbelasting bij Nederlandse vennootschap;
IB/VPB heffing bij Nederlandse belegger, afhankelijk van wie die is (natuurlijk
persoon/vennootschap);
Het gaat hier om economische dubbele heffing, het zelfde object (winst) wordt tweemaal
belast. En niet dezelfde persoon, want dat zou juridische dubbele belasting zijn.
B. Stel X is een in Nederland woonachtige belegger. X belegt via het in Luxemburg
gevestigde Y-fonds in aandelen Z-NV, een in Nederland gevestigd lichaam. Y-
fonds voldoet aan alle voorwaarden van het Nederlandse FBI-regime ex art. 28
Wet Vpb. Y-fonds is echter niet inhoudingsplichtig voor de Nederlandse
dividendbelasting. Z-NV keert EUR 100 dividend uit en houdt EUR 15
1
, dividendbelasting ten laste van Y-fonds in. Y-fonds keert vervolgens EUR 85 aan
X uit. Omdat X de dividendbelasting niet zelf is verschuldigd, kan X deze niet als
voorheffing verrekenen met zijn inkomstenbelasting. Indien X via een in
Nederland gevestigde FBI in de zin van art. 28 Wet Vpb had belegd in aandelen
Z-NV, dan had X een uitkering van EUR 85 ontvangen en had hij bovendien de
EUR 15 dividendbelasting wel als voorheffing kunnen verrekenen met zijn
inkomstenbelasting. De Nederlandse FBI is immers wel inhoudingsplichtig en
had de afdrachtsvermindering ex art. 11a Wet op de dividendbelasting kunnen
toepassen. X is van mening dat hij nu door de Nederlandse wetgever ‘gestraft’
wordt voor het feit dat hij zijn geld via een Luxemburgs fonds heeft belegd een
niet via een Nederlands fonds. Analyseer aan de hand van het stappenplan of het
HvJ de situatie van X in strijd zou achten met het Unierecht.
Stap 1: toegang tot de vrijheden:
Het gaat om de vrijheid van kapitaalverkeer, omdat er sprake is van beleggen zonder
‘control’. Ook altijd kijken naar de standstill bepaling: in bepaalde gevallen, oude regelingen,
kan de vrijheid van kapitaal niet ingeroepen worden. Het gaat dan om regelingen die op 31-
12-1993 al bestonden en dit betreft alleen derde-land situaties. Standstill in deze situatie niet
relevant maar moet wel altijd even genoemd/getoetst worden. Bij derde landen voor de
toegang dus de standstill-bepaling toetsen.
Grensoverschrijdende situatie: dividend wordt via Luxemburg uitgekeerd ondanks dat
Nederland bron- én woonstaat is.
Stap 2: is er sprake van een belemmering van de vrijheden?
De buitenlandse situatie (het beleggen via een Luxemburgs fonds in een Nederlandse
vennootschap) wordt nadeliger behandeld vergeleken met de binnenlandse situatie
(Nederlandse belegger rechtstreeks beleggen in Nederlandse vennootschap of met
tussenkomst van Nederlandse FBI). In de binnenlandse situatie kan de dividendbelasting als
voorheffing verrekend worden met de inkomstenbelasting van de Nederlandse belegger. In de
buitenlandse situatie kan de bronheffing niet verrekend worden met de Nederlandse
inkomstenbelasting waardoor er een hogere belastingdruk ontstaat. Hierdoor wordt een
buitenlands fonds met Nederlandse aandelen in haar portefeuille minder aantrekkelijk voor
Nederlandse beleggers en dus is er sprake van een belemmering.
Dit is bovendien een woonstaat-situatie want er wordt getoetst vanuit de visie van de
belegger. Wie in welk land vraagt om de toepassing van de vrijheden? In casu is dat X, de
Nederlandse belegger, die iets van zijn woonstaat wilt.
Vergelijkbaarheid
Zijn deze situaties objectief vergelijkbaar? Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad op 3
maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:346) zijn deze situaties niet te vergelijken omdat een
Nederlandse FBI ex art. 28 Vpb wél inhoudingsplichtig is voor de dividendbelasting en een
buitenlands beleggingsfonds is dit niet. Je kijkt vanuit het perspectief van de belegger, het
betreft dan een woonstaatsituatie want de Nederlandse belegger wilt iets van Nederland. De
casus van de HR is een bronstaatsituatie, omdat daar het fonds heeft geklaagd. Het doel van
de regeling is voorkoming van dubbele belasting, vanuit dat doel kan je niet zeggen dat beide
situaties onvergelijkbaar zijn. Want belegger behandelen alsof hij rechtstreeks had belegd,
dan heffen alsof er maar één niveau is (niet (meer) heffen op niveau van het fonds), en dan
door de afdrachtsvermindering wordt er ten minste één keer geheven. De situaties zijn ook
vergelijkbaar omdat Nederland in beide situaties (belegger met aandelen in Nederlands
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MRang. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.