Eens samenvatting van de hoofdstukken 1, 4, 6, 7, 8 en 10 van het boek: Kernthema's van de filosofie. Dit vak wordt in het jaar 2018/2019 gegeven bij de opleiding Pedagogische Wetenschappen op de Universiteit Utrecht.
Hoofdstuk 10: Redeneren en argumenteren
Erik Krabbe
10.1: Inleiding
Filosofie: studie van redeneringen, argumentaties, betogen en discussies (maar ook met definities en
bewijzen) en zich daarbij richt op de vraag wat er op dit gebied als correct en wat er als incorrect
moet worden beoordeeld. Filosofie bestaat uit logica en argumentatietheorie.
Logica als onderdeel van de argumentatietheorie: logici zich in feite voornamelijk bezighouden met
de geldigheid van redeneringen en daarbij de context waarin deze redeneringen een rol spelen
geheel buiten beschouwing laten.
Argumentatietheorie als onderdeel van logica: logica is de meest algemene redeneerwetenschap. De
argumentatietheorie beperkt zich tot contexten waarin niet slechts geredeneerd, maar ook
geargumenteerd wordt. Er is sprake van tenminste 2 gesprekspartners, van een meningsverschil en
een overtuigingspoging. Hierin overlappen de argumentatietheorie en logica in engere zin. Logica in
bredere zin bestrijkt gebieden waar de argumentatietheorie niet bij komt.
10.2: Meningsverschillen en discussies
Uitgangspunt argumentatietheorie: het gegeven dat niet alle mensen het over alles eens zijn.
Twee proposities zijn elkaars tegengestelde, precies wanneer ze niet allebei waar kunnen zijn en ook
niet allebei onwaar.
Strijdige proposities: proposities die niet gelijkertijd waar kunnen zijn.
Contraire proposties: proposities die gelijkertijd onwaar zijn.
Geschil: een geuit meningsverschil. Er zijn verschillende soorten:
- Enkelvoudig geschil: een geschil waar maar 1 kwestie aan de orde is. Bestaat uit 2
proposities.
- Gemengd enkelvoudig geschil: 1 of meer van de gesprekspartners neemt een standpunt in
de propositie. De ander wilt deze niet overnemen, maar hoeft zelf geen standpunt in te
nemen.
- Niet-gemengd enkelvoudig geschil: waarin 1 gesprekspartner 1 of meer standpunten
Inneemt.
- Meervoudig geschil: wanneer er meer kwesties aan de orde zijn.
- Niet-gemengd meervoudig geschil: meerdere kwesties en 1 van de gesprekpartners neemt
de standpunten in.
Doel argumentatietheorie: de gesprekspartners komen tot overeenstemming over de houdbaarheid
of onhoudbaarheid van dat standpunt. Als een geschil op die manier is beëindigd, zegt men dat het
opgelost is. In andere gevallen wordt er gebruik gemaakt van beslechten.
Kritische discussie: het instrument om de geschillen op te lossen.
Informatieve discussie: de ene gesprekspartner heeft kennis die de ander door vragen op tafel
probeert te krijgen, er is hier geen geschil aanwezig.
Onderzoek discussies: geen van de gesprekspartners neemt een standpunt in, er is hier geen geschil
aanwezig.
Ruzies: er is een geschil, maar het oplossen hiervan is niet het doel. Het doel is stoom afblazen.
,Twistgesprekken: er is een geschil, maar het doel is de schijn te wekken winnaar van de discussie te
zijn, de redelijkheid doet er niet toe. Dit valt niet samen met het oplossen van een geschil.
Onderhandelingen: het doel is compromissen sluiten. Geen van de partijen hoeft hierbij
oorspronkelijke standpunten los te laten, dit wordt niet gezien als oplossing.
10.3: Redelijke en onredelijke discussiezetten
Verdedigingsplichtregel: een discussiant die een standpunt naar voren brengt, is verplicht dit
desgevraagd te verdedigen.
Bewijslast: plicht om met argumenten te komen.
Drogredenen: overtredingen van de discussieregels.
- Verschuiven van de bewijslast: proberen om de plicht met argumenten te komen te
verschuiven naar de andere gesprekspartner.
- Stroman: wanneer je gebruikmaakt van verdraaiingen of verzonnen standpunten in de
schoenen te schuiven van de gesprekspartner, om deze te ontzenuwen, dan de moeite te
nemen op zijn echte standpunten of twijfels in te gaan.
- Ignoratio elenchi: het gebruik maken van irrelevante argumenten. Om iemand hiervan te
beschuldigen moet je 2 dingen aantonen:
o Dat het argument irrelevant is.
o Dat deze irrelevantie verwijtbaar is; de persoon had zelf moeten inzien dat je dit
argument achterwege had moeten laten.
Standpuntsregel: een aanval op een standpunt moet betrekking hebben op het standpunt dat ook
werkelijk door de andere partij naar voren is gebracht.
Kritische reacties:
- De criticus zelf neemt geen standpunt in:
o Houdbaarheidskritiek: richt zich op een mogelijk gebrek aan de houdbaarheid van
het argument zelf.
o Bewijskrachtkritiek: richt zich op een mogelijk gebrekkige bewijskracht van de
argumentatie.
- De criticus zelf neemt wel een standpunt in/actieve kritiek:
o Tegenwerping: treft de bewijskracht van het argument, deze worden ondervangen.
o Tegenargumenten: kijken welk argument sterker is.
o Drogredenkritiek: het erop wijzen dat er een discussieregel is overtreden.
Metaniveau: het standpunt gaat indirect op de zaak zelf waar de oorspronkelijke discussie over ging;
discussie over discussie.
Hoofdgeschil: het eerste geschil, dit kent een hoofdstandpunt.
Subgeschil: het tweede geschil, dit kent een substandpunt.
10.4: Argumentatiestructuren
Proponent/protagonist: verdediger van het hoofdstandpunt.
Opponent/respondent/antagonist: de criticus.
Verzwegen argument: een impliciet argument.
, Dialectische argumentatietheorie: argumentatieve monologen worden als impliciete kritische
discussies geïnterpreteerd.
Cumulatief nevenschikkende argumentatie: 2 deelargumenten vormen samen 1 argument, zij
worden gezamenlijk gepresenteerd.
Complementair argument: onderscheid tussen hoofdargument en complementair argument. Het
complementaire argument ondervangt een bezwaar tegen het hoofdargument, niet andersom.
Meervoudige argumentatie
10.5: Het beoordelen van argumentatie
Deelnemersperspectief: je beoordeelt de uitgangspunten en redeneringen vanuit je eigen inzichten.
Theoretisch perspectief: je gaat uit van inzichten die gelden voor de gesprekspartners of voor het
gezelschap (de discussiecultuur) waarvan ze deel uitmaken.
Welwillendheidsbeginsel: wanneer je de keuze hebt tussen 2 interpretaties, 1 waarbij de
argumentatie drogredelijk is en 1 waarbij deze redelijk is; geef je de voorkeur aan de redelijke
argumentatie. Bij een zwakke en sterke argumentatie geef je de voorkeur aan de sterke
argumentatie.
Evaluatie bestaat uit 4 stappen:
1. Wordt er een drogreden genoemd.
2. De argumentatie wordt op consistentie beoordeeld.
3. Er wordt kritisch gekeken naar de uitgangspunten van de argumentatie: dit zijn de verzwegen
argumenten die niet verdedigd worden.
4. De argumentatiestappen worden afzonderlijk in ogenschouw genomen, deze
corresponderen precies met de pijlen in het structuurdiagram.
1. Wordt er een drogreden genoemd.
Drogredenen:
- Argumentum ad hominem: je tegenstander persoonlijk aanvallen en het niet over de zaak
zelf hebben.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brendabaars. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.