100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Trias van ongelijkheid H2 3 SAMENVATTING $3.22
Add to cart

Summary

Trias van ongelijkheid H2 3 SAMENVATTING

 142 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van de tekst trias van ongelijkheid H2 3. Het is een overzichtelijke samenvatting.

Preview 2 out of 6  pages

  • March 26, 2019
  • 6
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
De trias van ongelijkheid

Hoofdstuk 2: moderne armoede: feit en fictie

Inleiding
In 1980 was er armoede in Engeland en Amerika door het sociale beleid, door
toegenomen bezuinigingen en afgenomen beleid voor kwetsbare groepen. In Nederland
was dit ook zo. De economische herstelpolitiek is voorbijgegaan aan onvrijwillige burgers
die veroordeeld zijn tot een permanent uitkeringsafhankelijk bestaan.
In deze tijd namen huishoudens die leefde van minimumniveau toe. Dit hing samen met
groei werklozen, arbeidsongeschikten, vergrijzing en bijstandsmoeders. Armoede is weer
actueel gemaakt door blijvende uitkeringsafhankelijkheid, ontbreken arbeidsmarktbeleid,
bezuiniging overheidsvoorzieningen en verlies koopkracht.

Principes van armoede
Vanaf dat armoede een sociaal probleem is (industriële revolutie), zijn er transformaties
ondergaan van absoluut (fysiek) naar relatief (maatschappelijk)bestaansminimum. Het
ontstaan van verzorgingsstaat heeft hierop invloed gehad.
Armoede is relatief:
- Dit wordt in kaart gebracht door zowel subjectieve (betrokkenen weten zelf het
beste wat hun bestaansminimum is)
- als objectieve benaderingen (minimum wordt gedefinieerd in termen van anderen)
te hanteren.
- In onderzoek zijn verschillen in ‘veel’ en ‘weinig’ armen, er is over- en
onderschatting. Dit komt door verschillende armoededefinities en verschillende
belangen ten grondslag.

Uitgangspunt Ringen:
- Armoede bestaat als sociaal verschijnsel.
Uitgangspunt Schuyt:
- De wetenschappelijke betekenis van armoede moet een relatie hebben met de
maatschappelijke betekenis van armoede.

3 principes van wat armoede niet is:
1. Sociale ongelijkheid resulteert niet noodgedwongen in armoede:
Armoede impliceert het bestaan van sociale ongelijkheid maar vloeit er niet uit voort.
Wanneer armoede gedefinieerd wordt als 10% van inkomensverdeling is er altijd
armoede.
Een ander punt is dat een daling van het algemene levenspeil lijdend tot hongernood en
sterfte, door elke definitie als intensivering van armoede moet worden gezien. Ook al
blijft de relatieve sterfte gelijk omdat er geen verandering optreedt tussen onderste 10%
en de rest van de samenleving.
2. Sociale problemen hoeven niet noodgedwongen te resulteren in armoede:
Sociale problemen (werkloosheid etc.) kunnen leiden tot armoede maar hoeft niet.
Armoede is een ander probleem.
3. Armoede is niet hetzelfde als zich arm voelen:
Men meet geen armoede of bestaansonzekerheid maar inkomenssatisfactie, gevoelens
van onzekerheid en relatieve achterstelling.

, 3 principes van wat armoede wel is:
4. Armoede is het resultaat van onvoldoende middelen:
Een laag inkomen wordt wel als noodzakelijke, maar niet als een voldoende voorwaarde
van armoede beschouwd. Andere resources zijn ook relevant als kennis,
consumptiegoederen, sociale banden, overheidsvoorzieningen. Wie wel alleen naar
inkomen kijkt, kan groepen tot armen rekenen die er niet tot behoren, zoals studenten.
5. Armoede betekent uitsluiting van de samenleving:
Mensen raken buitengesloten van dominante maatschappelijke instituties en worden
ingesloten in zorginstituties. Dahrenhof wijst op ontstaan van West-Europese onderklasse
die op economisch, sociaal en geografisch. gebied worden afgesneden van de
mainstream v.d. samenleving. Voor deze burgers komen sociale rechten in het geding.
Ze zijn niet in staat om via een normaal niveau van welvaart en zekerheid deel te nemen
aan maatschappelijk verkeer.
6. Armoede is meervoudige deprivatie (gebrek):
Armoede impliceert meervoudige deprivatie, ‘cumulatie van ellende’ zegt Schuyt.

Er worden meerduidige begrippen gebruikt om moderne armoede aan te duiden. Het is
moeilijk om indicatoren te formuleren en met behulp daarvan een grens vast te stellen,
waaronder een decent bestaan niet meer mogelijk is. Critici zeiden dat hij met zijn
benadering geen armoede maar sociale ongelijkheid in kaart bracht en dat
smaak/levensstijlen worden verwart net armoede.

De bepaling van de armoedegrens heeft een waardeoordeel dat niet wetenschappelijk te
onderbouwen is.

De 7 kenmerken van armoede
Moderne armoede is de structurele uitsluiting van burgers van maatschappelijke
deelname, die gepaard gaat met permanente afhankelijkheid van de overheid.

1. Weinig geld: Dagelijkse activiteiten staan in teken van ‘prijskopen’ dat is op pad
zijn om elk product voor laagst mogelijke prijs te kopen. Bij onvoldoende geld
gaat men schulden aan voor nodige behoeftes. De aflossing daarvoor zorgt voor
liquiditeits(groei)problemen.
2. Sociaal isolement: Bij verlies van werk doet sociale netwerk krimpen en er wordt
bezuinigd op sociale activiteiten etc. Familierelaties zijn meestal de sociale
contacten. Familierelaties zijn veranderd, financieel en emotioneel en geografische
mobiliteit hebben gevolgen qua kosten. Ook komt er bezuiniging op het
huishouden.
3. Gering profijt van sommige overheidsvoorzieningen: De ‘armen’ doen hun
voordeel aan sociale zekerheid maar van andere voorzieningen profiteren ze
minder (bijv. onderwijsdeelname).
4. Verstatelijking van de zorg: armen zijn vaak afhankelijk van de overheid. De zorg
is een recht geworden. Als je in de problemen raakt komt in aanraking met de
overheid die tot ver intervenieert in je privéleven.
5. Heterogene groep: groepsonderscheiding leidt tot vergelijkingen en gevoelens van
onvrede. Er worden zondebokgroepen gecreëerd.
6. Geografische lokaliseerbaarheid: vooral armoede in oude stadswijken van grote
steden. In deze wijken is er een cumulatie van problemen.
7. Culturele aanpassing: gebrek aan participatie in samenleving, desintegratie
woonomgeving, uiteenvallen familie en gevoelens van afhankelijkheid. Deze
armoedecultuur kan ontstaan wanneer ze lang eco. bestaansonzekerheid hebben
gehad. Zo ontwikkelen ze hun eigen waarden en normen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bethvandermade. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.22  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added