Probleem 2: Experimental approaches to understand anxiety
Hoofdstuk Scheveneels, Boddez & Hermans
Leerperspectief over de etiologie van angststoornissen
A Classical Conditioning Account of Anxiety
Angstreacties kunnen worden verkregen door leerervaringen, zoals aangetoond in de studie
van Watson & Rayner. Zij veroorzaakten een fobische reactie in Albert door een stimulus die
eerst geen angst (rat) uitlokte te paren met een aversieve uitkomst (hard geluid). Door deze
samen herhaaldelijk te presenteren, zorgde uiteindelijk enkel de rat voor een angstreactie.
Classical or Pavlovian conditioning: Pavlov paarde stimuli zoals geluiden met voedselinname
bij honden. Na meerdere gepaarde presentaties zorgde uiteindelijk enkel het geluid voor een
toegenomen speekselproductie. Aan de hand van zijn procedure kunnen verschillende
concepten worden gedefinieerd die betrokken zijn in leren:
Conditional response (CR) = een verandering in reactie gegeven de relatie tussen de
aanwezigheid van minstens twee stimuli (vb. toegenomen speeksel).
Conditional stimulus (CS) = een stimulus waarop reacties veranderen gegeven een
relatie met een andere stimulus (vb. het geluid).
Unconditional stimulus (US) = verandert reacties op de stimulus waar deze aan
gerelateerd is (vb. het eten). In angstconditionering is de US een aversieve stimulus.
Fear Conditioning: Procedures and Outcomes
In het fear conditioning model wordt de CS herhaaldelijk gepaard met een aversieve US (vb.
schokken) totdat de CS zelf conditionele reacties uitlokt die duiden op angst. Verschillende
afhankelijke variabelen kunnen worden toegevoegd als indexen van angst als reactie op de
CS. Er kan worden gefocust op drie reactiesystemen:
1. Verbal levels: US verwachtingsratings worden vaak gebruikt door participanten te
vragen om aan te geven in hoeverre ze verwachten dat de US plaatsvindt. Soms ook
ratings van subjectieve angst, CS waarde en subjectieve eenheden van distress.
2. Psychophysiological levels: twee soorten fysieke reacties worden vaak gemeten:
- Skin-conductance response (SCR): hierbij worden veranderingen in de elektrische
geleiding van de huid gemeten. Dit is informatief voor angst leren, want de mate
van geleiding van de huid wordt beïnvloed door SNS arousal. SCR is niet specifiek
voor aversieve events, maar versterkt in reactie op betekenisvolle events.
- Fear-potentiated startle (FPS): in mensen wordt vaak de grootte van de
knipperreflex gemeten, doordat de activiteit van de oogspieren versterkt als
reactie op aversieve events. Een voordeel van de startle response is dat deze zich
aanpast aan de emotionele waarde.
3. Behavioral levels: een essentiële meting van angst is avoidance behavior. Angstige
mensen hebben de neiging om angst-veroorzakende events te vermijden. Dit gedrag
kan worden gemeten door participanten de optie te geven om de CS te vermijden of
de US te vermijden wanneer deze wordt gepresenteerd met de CS.
1
, - Approach-avoidance task: participanten moeten zo snel mogelijk een poppetje
naar (approach) of weg van (avoidance) de CS bewegen. Als participanten sneller
het poppetje bewegen weg van de CS dan naar de CS, kan er worden
geconcludeerd dat er een neiging voor avoidance is.
The External Validity of the (Human) Fear Conditioning Model
Een belangrijke assumptie van het fear conditioning model is dat de kennis die hiermee
wordt verkregen informatie kan bieden voor de klinische praktijk. Deze assumptie betrekt de
externe validiteit van het model. Kritiek hierop is dat het model te simplistisch zou zijn om
klinische angst vast te kunnen leggen. De externe validiteit kan worden geëvalueerd aan de
hand van de face validiteit, construct validiteit en predictieve validiteit.
Face validity: verwijst naar de oppervlakkige gelijkenis tussen het fear conditioning
model en de angststoornis op het eerste gezicht.
- Conditionele reacties geobserveerd in fear conditioning studies, zoals SCR en FPS,
corresponderen met fysieke reacties in real-life angst-uitlokkende situaties.
- De neiging om de stimulus te vermijden en de verwachting dat de uitkomst zal
plaatsvinden zijn beide te observeren in angst conditionering en klinische angst.
Construct validity: gaat om de vraag of dezelfde processen een rol spelen in het
model als in de klinische stoornis. In tegenstelling tot face validiteit gaat construct
validiteit om onderliggende mechanismes en niet om een eerste indruk.
- Neuroimaging studies laten gelijke neurocircuits zien betrokken in angstpatiënten
en angstconditionering. Een centrale rol van de amygdaloid nuclei is consistent
aangetoond in het verkrijgen en uiten van angstreacties in angststoornissen. Ook
andere breindelen, zoals de hippocampus, zouden van belang zijn.
Een assumptie van het conditionering model is dat leerprocessen onderliggen aan klinische
angst. Watson gebruikte simpele acquisition procedures waarbij een neutrale stimulus
gepaard werd met een aversieve stimulus. Deze simpele procedures leidden tot veel kritiek,
maar learning theory heeft geprobeerd deze kritiekpunten te overkomen:
Kritiekpunt 1: Veel angstpatiënten zijn niet in staat om een CS-US event te rapporteren die
de huidige angstsymptomen kunnen verklaren. Mogelijke verklaringen volgens leertheorie:
Generalisatie: vb. Albert leerde angstig te reageren op witte ratten, maar vertoonde
vervolgens ook angstreacties op vrouwen met bontjassen. De angst generaliseerde
van de rat naar de bontjas gebaseerd op het feit dat ze op elkaar lijken.
Higher-order conditioning: een voorbeeld hiervan is emetofobie (angst voor kotsen).
Ook al is droog voedsel nooit betrokken geweest in een aversieve leerervaring, kan
dit gerelateerd zijn aan moeilijk slikken wat weer gerelateerd is aan kotsen.
Observational learning: patiënten kunnen hondenfobie ontwikkelen nadat ze
observeren hoe een ander is gebeten door een hond, of door verbaal te horen dat
honden bijten. In dit geval kan de angst nog steeds worden verklaard door een relatie
tussen de aanwezigheid van twee stimuli, of een verbale beschrijving ervan.
US is subtle: veel ongeconditioneerde stimuli zijn subtiel, waardoor leren niet bewust
wordt geregistreerd. Vb. traplopen geeft angst in patiënten met chronische moeheid.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliaslab. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.