Aantekeningen van de lectures van kwantitatieve onderzoeksmethodologie. Zowel hoorcolleges, als casuscolleges als Q&A lectures. Inclusief verduidelijkende afbeeldingen.
Exam Guide for Applied Multivariate Data Analysis – Get yourself a Wonderful Grade!
Summary of Statistics (IBC), Radboud University
Answers assignment 3 business research methods
All for this textbook (117)
Written for
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Bachelor of Business Administration
Kwantitatieve onderzoeksmethodologie
All documents for this subject (3)
1
review
By: Mathias • 1 year ago
Seller
Follow
Romygerritsen
Reviews received
Content preview
Kwantitatieve onderzoeksmethodologie
Introductie
Drie bijeenkomsten per week: hoorcollege, casuscollege, tutorial (vragen en problemen over de
opdracht of inhoud behandelen, soort Q&A).Tentamen: 44 meerkeuzevragen over casussen, open
boek. Dit jaar zijn alle tentamenvragen gesloten, dit was voorgaande jaren anders (toen waren er ook
delen van open vragen). De vragen gaan over casussen, bijvoorbeeld over regressieanalyse.
In de colleges worden dingen verteld die niet in het boek staan (bijvoorbeeld data analyse of het
opstellen van een vragenlijst).
Elke week 1 opdracht die past bij het thema van die week. Komt maandag op Brightspace en vrijdag
komt het antwoordmodel online.
Week 1, lecture 1
In de opdracht maken we weer gebruik van het argumentatiemodel van Toulmin:
Conclusie: iets wat je besluit, een keuze, opvatting
Gegevens: op welke data is je conclusie gebaseerd, dus welke informatie, zoals statistische
resultaten, type onderzoeksvraag, meetniveaus, resultaten uit eerder onderzoek
Rechtvaardiging: regels en principes zoals bijvoorbeeld de regel dat je significante waarde
lager moet zijn dan je kritieke waarde
Validiteit: de mate waarin de gemeten kenmerken daadwerkelijk de kenmerken zijn van de
onderzochte objecten (systematische of random error). Meten wat je wilt meten is interne validiteit.
Externe validiteit is wanneer je de resultaten mag vertalen naar de populatie waar je de steekproef
uit getrokken hebt: generaliseren. Dit kan alleen als je steekproef random getrokken is (noodzakelijke
voorwaarde).
Betrouwbaarheid: de mate waarin de metingen van de kenmerken dezelfde resultaten oplevert als
het onderzoek onder dezelfde omstandigheden zou worden herhaald.
Bruikbaarheid: de mate waarin de onderzoeksresultaten goed aansluiten bij het probleem van de
opdrachtgever, ofwel die daadwerkelijk bijdragen aan de oplossing van een praktijkprobleem. Er is
dan dus weinig aansluiting bij de praktijk en daardoor is het onderzoek minder bruikbaar.
Vragenlijstconstructie is geen statistiek, maar hoort bij het proces van operationaliseren. Echter,
omdat je er bij de verschillende manieren van analyseren ook verschillende meetniveaus horen,
moet je wel wat weten over deze meetniveaus en de vorm van vraagstelling die hier bij past.
,Casus: strategie en bedrijfsreputatie
Hypothese: naarmate de diversiteit van activiteiten van bedrijven groter is, zal de communicatie van
deze bedrijven meer divers zijn en daardoor minder helder waar het bedrijf voor staat, waardoor de
reputatie van deze bedrijven slechter zal worden gewaardeerd.
Dus bij meer diversiteit kunnen ze zich niet meer focussen op één ding, waardoor onduidelijkheid
ontstaat bij consumenten waar het bedrijf nou eigenlijk voor staat.
Het conceptueel model is dus dat de type strategie invloed heeft op de reputatie van het bedrijf.
De reputatie gaan we operationaliseren: reputatie is hoe anderen (klanten, aandeelhouders,
werknemers, investeerders) het bedrijf waarnemen en er op reageren.
Ze hebben hier 8 indicatoren voor:
1. kwaliteit van het management
2. kwaliteit van producten en diensten
3. lange termijn investeringswaarde
4. innovativiteit
5. financiële situatie
6. mogelijkheid om getalenteerde mensen aan te trekken, te ontwikkelen en te behouden
7. sociale en ecologische verantwoordelijkheid
8. het gebruik van bedrijfsbronnen (assets)
De vragenlijst ziet er dan als volgt uit:
Fortune 500: grote organisaties in Amerika waar gegevens van verzamelt zijn. De informatie uit deze
lijsten kan je gebruiken voor je eigen onderzoek. Er is ook een lijst van gemiddelde reputatiescores
van deze grote bedrijven. Je kan hier een eigen database van maken in Excel.
Het opstellen van een vragenlijst bestaat uit 10 stappen:
Stap 1: informatie
Ga na welke variabelen nodig zijn om de onderzoeksvraag te beantwoorden of je hypothese te
toetsen. Als er andere vragen zijn die ook interessant zijn, maar die niet bijdragen aan je
onderzoeksvraag dan moet je deze niet in de vragenlijst opnemen. Achtergrondkenmerken van
personen (leeftijd) of organisaties (aantal werknemers, regio) heb je wel nodig om een beter
antwoord te geven op je onderzoeksvraag, dus deze mag je wel gebruiken in de vragenlijst. Als je
vragenlijst onnodig lang wordt dan raken mensen verveeld of vermoeid, waarmee je de kans hebt
dat de vragen die echt belangrijk zijn niet meer goed gemeten worden.
,Stap 2: dataverzamelingstechniek
Er zijn verschillende technieken die je kan gebruiken voor je onderzoek. De keuze voor jouw methode
heeft behoorlijke consequenties voor hoe je vragenlijst er uit gaat zien, zowel qua woordkeuze als
qua aantal variabelen, als qua volgorde van vragen.
Interview/enquête:
Schriftelijk (post, e-mail, online) – mogen best wat langer zijn
Persoonlijk (traditioneel, CAPI) - biedt de kans tot doorvragen of het toelichten van vragen –
verhoogt de validiteit. De toelichting op vragen is wel altijd van tevoren vastgelegd
Telefonisch (traditioneel, CATI, gsm) - telefonisch kan echt niet lang, 10 tot 15 minuten was
vroeger de maximum, maar nu waarschijnlijk nog korter. Als je dus meer dan 20 a 30 vragen
hebt dan is de telefonische enquête geen optie.
CAPI: Computer Assistant Personal Interview (je typt gelijk alles op je laptop mee)
CATI: Computer Assistant Telefonisch Interview (je typt gelijk alles op je laptop mee)
Interview: uur en kwartier, anderhalf uur is maximaal. Je kan dan maximaal 200 tot 250 eenheden
bevragen in een vragenlijst (geboortedatum is 3 eenheden: dag, maand en jaar).
Respons set: als mensen vragen beantwoorden op de automatische piloot.
Inhoudsanalyse:
Kwantitatief (gesloten antwoordcategorieën waar je codes aan kan hangen en die je
vervolgens in SPSS kan zetten) of kwalitatief (diepte-interviews, concepten, codes)
Observatie:
Participerend of niet-participerend (codeerlijsten: het komt 10 keer voor, code aanhangen,
gesloten lijst, lijkt op een enquête, alleen je vult ‘m zelf in).
Stap 3: inhoud
Is de vraag noodzakelijk? (dus is het nodig voor de onderzoeksvraag)
Is er meer nodig dan 1 vraag? (zoals de 8 kenmerken van de reputatiescore die samen wat
meten)
Stap 4: capaciteit
Is de respondent geïnformeerd?
Kan de respondent het zich herinneren?
Kan de respondent de vraag beantwoorden? (dus niet meerdere vragen in 1 vraag stellen,
niet te complexe vragen stellen, vraag moet gericht zijn op publiek. Dus geen vraag over
gehoortoestellen aan pubers of vraag over drugs aan senioren)
Stap 5: bereidheid
Inspanning voor de respondent (het beantwoorden van een vraag vergt iets van de
cognitieve vaardigheden van de respondent)
Context (taboe onderwerpen en gevoelige informatie hebben een inleidende tekst nodig)
Legitimatie van het doel (dus kan je verantwoorden waarom je het onderzoek doet en
waarom dat van belang is? Geen vervelende bedoelingen met het onderzoek)
Gevoelige informatie
Verhoog bereidheid (incentive) (bijvoorbeeld mensen die weigeren overhalen met een
bloemetje of een boekenbon) (wel mee oppassen, omdat dit een bepaald type mensen kan
lokken en omdat dit het onderzoek veel geld kan kosten)
, Stap 6: structuur vragen
Open vragen
Gesloten vragen
Single/multiple respons (single respons betekent dat je één antwoord per vraag wil hebben,
multiple respons betekent dat je meerdere antwoorden per vraag kan aanklikken) (hou in de
gaten: voor elke respons krijg je dan een nieuwe dichotome variabele)
Dichotome vragen ( ja/nee, man/vrouw, twee antwoord categorieën)
Schaal items (bijvoorbeeld Likert, helemaal eens, eens, oneens, helemaal oneens)
Stap 7: formulering
Gebruik gewone woorden
Gebruik eenduidige woorden
Vermijd impliciete veronderstellingen; dat stuurt te veel in de vragenlijst.
Vermijd generalisaties en schattingen - geldt niet altijd voor iedereen. Schatting is niet valide.
Gebruik positieve en negatieve stellingen, ivm responsset: mensen beantwoorden de vragen
op de automatische piloot. Als je de vragen een beetje omdraait en je krijgt ineens twee
totaal verschillende antwoorden dan zie je dat iemand niet goed of serieus heeft meegedaan
Stap 8 en 9: volgorde en lay-out
Openingsvragen (je begint niet met moeilijk onderwerpen of gevoelige zaken)
Type informatie (vragen over één thema bij elkaar zetten, bijvoorbeeld alle vragen die over
vrije tijd gaan bij elkaar zetten, alle vragen over politiek bij elkaar zetten)
Moeilijke vragen (van makkelijk naar moeilijk en rustig afsluiten) (moeilijk: gevoelige vragen,
maar ook complexe vragen of vragen waar mensen hele schema’s voor moeten invullen)
Effect op volgende vragen (als je begint met moeilijk dan kan het zijn dat je moeilijke vragen
invloed hebben op de antwoorden op de makkelijke vragen later in je vragenlijst)
Logische volgorde (onschuldige thema’s naar lastige thema’s, opbouwen)
Routings (ja, ga verder, nee ga naar vraag 10 bijvoorbeeld – er voor zorgen dat mensen geen
onzinnige vragen hoeven te beantwoorden. Als ze geen werk hebben hoeven ze geen vragen
over werk te beantwoorden) (system missing: je krijgt de vraag niet voorgelegd, omdat de
vraag niet van toepassing is op jou) (missing: de vraag is wel van toepassing, maar de
respondent geeft er geen antwoord op of reageert met ik weet het niet)
Rustige en overzichtelijke vormgeving (online: zijn mensen in staat om veel informatie op een
klein scherm lezen, ga ik de mensen één voor één door de vragen laten klikken of doe ik alle
vragen op één pagina, kunnen mensen terug naar vorige vraag in de lijst)
Stap 10: testen
Test je vragenlijst altijd uit!! Je kan de lijst voorleggen aan experts, maar ook aan mensen die uit je
potentiële doelgroep komen. Je test de lijst op moeilijkheid, of ze de vragen begrijpen en hoe lang de
vragenlijst duurt.
Bij het kiezen van de vier of vijfpunt schaal kunnen er consequenties zijn voor de validiteit. Als er
bijvoorbeeld niet de keuze ‘neutraal’ gemaakt kan worden dan kiest iemand voor eens of oneens,
terwijl dat eigenlijk niet zo is. Je dwingt mensen een stelling te nemen, maar is dit wel valide?
Week 1, lecture 2 (casus)
Kruistabel maken op het moment dat je een routing hebt. Dan kan je checken of je bij een vraag waar
iemand ‘niet van toepassing’ heeft ingevuld, later ook een ‘niet van toepassing’ of ‘weet ik niet’ heeft
ingevuld (er moet dan 0 staan). Zie vanaf minuut 25 lecture 2 voor meer informatie SPSS.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Romygerritsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.