100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Verbintenissenrecht samenvatting $3.75
Add to cart

Summary

Verbintenissenrecht samenvatting

 1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle verplichte literatuur van het vak Verbintenissenrecht.

Preview 4 out of 63  pages

  • March 27, 2019
  • 63
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Bijeenkomst 1 De verbintenis en haar bronnen

1.2 Het begrip verbintenis (4)

Verbintenis = een rechtsverhouding tussen twee partijen, krachtens welke een der partijen, de schuldenaar of
debiteur, een op het terrein van het vermogen liggende prestatie verschuldigd is aan de andere partij, de
schuldeiser of crediteur, die deze van haar te vorderen heeft. De verbintenis is dus zowel een vorderingsrecht
als schuld; actieve en passieve kant.

In het spraakgebruik gebruiken juristen het woord verbintenis als synoniem van schuld. Slechts op enkele
plaatsen spreekt de wet over de verbintenis als rechtsbetrekking (bijv. art. 6:1, 6:160 en 6:271 BW).

Om te spreken van een verbintenis moet het gaan om een vermogensrechtelijke prestatie. Het voorwerp van
de verbintenis een prestatie die kan bestaan in een geven (de verkoper moet de zaak aan de koper leveren), in
een doen (de werknemer moet de bedongen arbeid verrichten) of in een niet-doen (de huurder mag geen
veranderingen in de gedaante of de inrichting van de gehuurde zaak aanbrengen zonder toestemming van de
verhuurder).

De verbintenis om de wederpartij gedurende een zekere tijd geen concurrentie aan te doen, of de verbintenis
om bedrijfsgeheimen niet aan derden te onthullen is niet op geld waardeerbaar, maar wel van
vermogensrechtelijke aard. Verschil in faillissement: ingediende vordering moet op geld waardeerbaar zijn (art.
110 Fw).

Rechtens afdwingbaar: de nakoming van de verbintenis kan in rechte worden afgedwongen. Verbintenis geeft
niet alleen een vorderingsrecht aan de schuldeiser, maar tevens een daaraan verbonden rechtsvordering (art.
3:296 BW). De veroordeling levert een executoriale titel op waarmee de gerechtigde zijn recht ook
daadwerkelijk kan verwezenlijken. Een verbintenis waarvan niet in rechte de nakoming kan worden gevorderd,
is een verbintenis met een gebrek, een onvolmaakte verbintenis -> natuurlijke verbintenissen in tegenstelling
tot gewone verbintenissen (civiele verbintenissen).

Verbintenissen en andere rechtsplichten: Art. 3:296 BW is niet tot verbintenissen beperkt, maar betreft alle
verplichtingen die iemand jegens een ander heeft. Verbintenissen zijn, van de passieve zijde gezien, weliswaar
rechtsplichten, maar niet alle rechtsplichten zijn verbintenissen. De verbintenis is een rechtsverhouding tussen
schuldeiser en schuldenaar. De rechtsplicht is een verplichting die door het recht in het leven geroepen is,
zonder dat van een rechtsverhouding tussen schuldeiser en schuldenaar sprake behoeft te zijn. Denk aan:
ongeschreven verplichtingen om de veiligheid van anderen of goederen niet in gevaar te brengen -> gelden
jegens iedereen, niet tegenover een bepaalde schuldeiser. Overtreding van die rechtsplicht is geen schending
van de verbintenis, maar levert een onrechtmatige daad op jegens het slachtoffer. Die onrechtmatige daad is
bron van de verbintenis tot vergoeding van schade (art. 6:162 BW), maar niet zelf ook schending van een
verbintenis. Als er wel een bijzondere rechtsverhouding bestaat tussen schuldeiser en schuldenaar, dan zijn de
bijzondere regels die het verbintenissenrecht geeft voor nakoming en niet-nakoming van de verbintenis van
toepassing.

Rechtsplichten van partijen die niet verbintenissen zijn: bijv. eenieder dient niet te handelen in strijd met
hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt jegens andere personen = rechtsplicht. Art. 6:89 en 7:23 BW
en de schadebeperkingsplicht (art. 6:101 BW) zijn geen rechtsplichten. Op rechtsplichten die geen
verbintenissen zijn, zijn de regels uit Boek 6 BW over nakoming en niet-nakoming van verbintenissen niet van
toepassing.

1.3 Natuurlijke verbintenissen (4)

Niet-afdwingbare verbintenissen: art. 3:296 BW -> verbintenissen waarin uit de wet, de aard van de
rechtshandeling of uit een rechtshandeling volgt dat veroordeling tot nakoming niet mogelijk is. Zij zijn niet in
rechte afdwingbaar (art. 6:3 BW), maar de vrijwillige nakoming geschiedt niet zonder rechtsgrond en kan dus
niet als onverschuldigde betaling worden aangemerkt (art. 6:203 BW). Omdat de vrijwillige nakoming de
voldoening van een schuld is, mag zij niet als schenking worden aangemerkt.

,Soorten natuurlijke verbintenissen: drie verschillende groepen:

1. Gevallen waarin vanaf het ontstaan van het recht de rechtsvordering (actie) daaraan door de wet of
rechtshandeling is onthouden. Zeldzaam. Bijv. de speelschuld (art. 7A:1825 BW) of vorderingsrechten
die krachtens afspraak niet in rechte geldend zullen worden gemaakt (bijv. gentlemen’s agreements
en convenanten, waarvan nakoming als sociale verplichting wordt beschouwd en niet in rechte kan
worden afgedwongen).
2. Gevallen waarin de rechtsvordering (de actie) aanvankelijk wel bestond, maar zij later aan het
vorderingsrecht is komen te ontvallen. Vorderingsrechten die verjaard zijn, nadat op die verjaring in
rechte beroep is gedaan of faillissementsakkoorden.
3. Gevallen waarin de verplichting van zedelijke aard is. Het gaat om dringende morele verplichtingen
van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke
opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt,
zoals art. 6:3 het uitdrukt.

Zijn natuurlijke verbintenissen wel verbintenissen? In de omschrijving van het begrip verbintenis moet men de
afdwingbaarheid als normaal kenmerk beschouwen, daarbij bedenkend dat er ook natuurlijke verbintenissen
zijn waaraan die afdwingbaarheid is onthouden. In ruime zin omvat het ook verplichtingen die niet in rechte
afdwingbaar zijn, waartoe ook de natuurlijke verbintenissen behoren, die naar zijn mening slechts
gewetensschulden opleveren en waarover we slechts tegenover God rekenschap hoeven af te leggen. Dat zijn
wel verbintenissen. De verbintenis in eigenlijke zin is een rechtens afdwingbare persoonlijke verplichting. De
regeling van de verbintenis in het wetboek is alleen rechtstreeks van toepassing op de afdwingbare, civiele
verbintenissen, niet ook op natuurlijke verbintenissen. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van
voldoening aan een natuurlijke verbintenis, is bepalend de situatie op het moment van het verrichten van de
prestatie.

Rechtsgevolgen van natuurlijke verbintenissen: nakoming kan niet worden afgedwongen, retentierecht kan
niet worden uitgeoefend en betaling van eigen schuld kan niet worden opgeschort tot de wederpartij een
daartegenover staande schuld heeft betaald. Voor de verjaarde vordering, ook een natuurlijke verbintenis,
geeft de wet echter een bijzondere bepaling. Krachtens art. 6:56 BW blijft een bevoegdheid tot opschorting ook
na verjaring van de vordering op de wederpartij in stand. De gedachte hierachter was dat de schuldenaar die
bevoegd heeft opgeschort, omdat hij zijnerzijds een vordering op de wederpartij heeft, er wellicht niet op
bedacht zal zijn dat zijn vordering kan verjaren. Op vergelijkbare gronden is in art. 6:131 BW bepaald, dat de
bevoegdheid tot verrekening niet eindigt door de verjaring van de rechtsvordering. De natuurlijke verbintenis
levert dus een titel op voor de overdracht van een goed. Dat spreekt welhaast vanzelf, nu het kenmerk van de
natuurlijke verbintenis is dat voldoening niet zonder rechtsgrond geschiedt.

1.4 Bronnen van verbintenissen (4)

De wet is de enige (exclusieve) bron van verbintenissen (art. 6:1 BW). Uit overeenkomst als bron van
verbintenissen kunnen alleen verbintenissen ontstaat, indien en voor zover de wet dat bepaalt of dat uit de
wet voortvloeit.

Toch een open systeem van verbintenissen. De wet verwijst herhaaldelijk naar de billijkheid of naar de
redelijkheid en billijkheid als norm voor bestaan of omvang van de verbintenissen. In het verbintenissenrecht
worden in beginsel alle verbintenissen erkend die door de wet zijn toegelaten. De overeenkomst is een
nagenoeg onbeperkte bron van verbintenissen, want de wet gaat uit van de vrijheid van partijen. Hoofdregel
van het overeenkomstenrecht is dat overeenkomsten partijen verbinden en de rechtsgevolgen hebben die
partijen zijn overeengekomen (art. 6:248 BW). Daarmee hangt samen dat de regels van het verbintenissenrecht
in beginsel niet van dwingend recht zijn. Of partijen van de wettelijke regeling zijn afgeweken, moet door uitleg
worden vastgesteld. Dat geldt vooral voor verbintenissen die uit rechtshandeling (overeenkomst, testament,
toezegging) voortvloeien, maar ook voor verbintenissen uit de wet (onrechtmatige daad, onverschuldigde
betaling, zaakwaarneming) waarover partijen binnen de grenzen van de wet vrijelijk kunnen overeenkomen.
Het open systeem geldt ook voor verbintenissen uit de wet. Dit blijkt vooral uit art. 6:162 lid 2 BW dat een doen

,of laten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt ook als
onrechtmatig aanmerkt.

Verbintenissen die uit de wet voortvloeien: de wet hoeft niet uitdrukkelijk en met zoveel woorden te bepalen
dat uit enig rechtsfeit een bepaalde verbintenis voortvloeit. Soms kan uit het stelsel van de wet en uit wat wel
uitdrukkelijk is bepaald worden afgeleid dat uit de wet een verbintenis voortvloeit. Deze ruime uitleg van het
begrip ‘wet’ is door de HR voor het eerst uitdrukkelijk aanvaard in het Quint/Te Poel-arrest. Indien er nieuwe,
niet in de wet geregelde gevallen voordoen waarin de vraag of een verbintenis is ontstaan niet gemakkelijk kan
worden beantwoord, dan moet met behulp van de formule van het arrest Quint/Te Poel worden uitgemaakt of
een verbintenis past in het stelsel van de wet en aansluit bij de wel in de wet geregelde gevallen. Te denken is
vooral aan de precontractuele verhoudingen, met name het afbreken van onderhandelingen of het geval of
een eenzijdige toezegging een verbintenis doet ontstaan. Er is wel betoogd dat hiermee is gekozen voor een
gesloten stelsel van verbintenissen. Een volledig open stelsel zou meebrengen dat ook als verbintenis wordt
erkend wat billijk voorkomt op grond van de omstandigheden van het geval en de bij ons heersende
opvattingen over wat in die omstandigheden zedelijk geboden is. Daarmee zouden natuurlijke verbintenissen
op grond van dringende morele verplichtingen (art. 6:3 lid 2 sub b BW) als afdwingbare verbintenissen worden
erkend. Dat is klaarblijkelijk in strijd met de wet.

Hoofdstuk 1 Algemene inleiding (3)

Begrip rechtshandeling is niet in de wet gedefinieerd. Art. 3:33 BW geeft wel aan wat voor een rechtshandeling
nodig is: een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een verklaring heeft
geopenbaard. In de literatuur wordt de rechtshandeling vaak gedefinieerd als een handeling die op
rechtsgevolg is gericht of als een handeling waarmee rechtsgevolg wordt beoogd. Daarbij is onder rechtsgevolg
te verstaan het ontstaan, gewijzigd raken of tenietgaan van een bepaalde juridische relatie.

Rechtshandelingen versus andere handelingen= het gegeven dat een rechtshandeling op het intreden van
rechtsgevolg moet zijn gericht. Een onrechtmatige daad (bijv. het ingooien van een ruit) is een voor het recht
relevante handeling, en roept ook een rechtsgevolg in het leven (er ontstaat een verbintenis tot
schadevergoeding), maar daarmee is zij nog geen rechtshandeling: het gedrag is hier op puur feitelijk gevolg
gericht (verbrijzeling van de ruit), terwijl het recht er eigener beweging een verbintenis aan koppelt -> negatief.
Voorbeelden rechtshandelingen: sluiten van koop- of arbeidsovereenkomsten en het opzeggen van een
huurcontract. De houding van dit recht is positief. De menselijke autonomie komt tot uitdrukking, dwz. de
bevoegdheid van elk individu om de eigen rechtspositie te bepalen.

Meerzijdige rechtshandeling: rechtshandeling die door meer dan één persoon wordt verricht. Bijv. de
overeenkomst, die tot stand wordt gebracht doordat de ene persoon een aanbod doet, dat door de andere
persoon wordt aanvaard (art. 6:217 BW).

Eenzijdige rechtshandeling: rechtshandeling die door slechts één persoon tot stand wordt gebracht. Voor de
geldigheid van veel van deze rechtshandelingen is vereist, dat de bewuste handeling tot een bepaalde andere
persoon wordt gericht. Bijv. vernietiging van een koopovereenkomst of opzegging van een huur- of
arbeidscontract. Zijn eenzijdig, omdat de ander er niet mee behoeft in te stemmen maar uitsluitend als
geadresseerde van de verklaring fungeert. Het recht kent ook ‘eenzijdig niet-gerichte’ rechtshandelingen; voor
de totstandkoming hiervan is noch instemming van een andere persoon, noch de ontvangst door een bepaalde
andere persoon noodzakelijk. Bijv. het maken van een testament en de verwerping of aanvaarding van een
erfenis. Het onderscheidt tussen eenzijdige gerichte en eenzijdige niet-gerichte rechtshandelingen komt bijv.
tot uitdrukking in art. 3:32 lid 2 BW.

Begrip overeenkomst wordt wel in de wet omschreven. Het is een meerzijdige rechtshandeling waarbij een of
meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaawen (art. 6:213 lid 1 BW). Meerzijdig maakt
duidelijk, dat de verhouding tussen rechtshandeling en overeenkomst als genus-species-relatie is te
beschouwen. Iedere overeenkomst is een rechtshandeling, maar omgekeerd is niet iedere rechtshandeling een
overeenkomst. Een overeenkomst wordt gekenmerkt door haar verbintenisscheppende - vaak obligatoire -
karakter (bijv. art. 7:1 BW). Naar het juridisch spraakgebruik wordt de overeenkomst dikwijls een contract
genoemd, ook als er geen schriftelijk stuk is opgemaakt. Het overeenkomstenrecht wordt evenzo vaak als

, contractenrecht betiteld. Daarnaast worden de begrippen overeenkomst en contract niet alleen gebruikt om
de verbintenisscheppende handeling zelf aan te geven, maar eveneens ter aanduiding van de door die
handeling in het leven geroepen rechtsverhouding (het samenstel van de ingetreden rechtsgevolgen).
Overeenkomst is dus een term met twee gezichten (evenals ‘rechtshandeling’).

Wettelijke regeling; gelaagde structuur: in het Algemeen Deel (Boek 3 titel 2) is een voor alle rechtshandelingen
geldend regelstelsel neergelegd. Vervolgens is dit voor het deelgebied der obligatoire overeenkomst met een
tweede laag bepalingen aangevuld (Boek 6 titel 5). De gelaagde structuur heeft meer dan één dimensie. Het
overeenkomstenrecht van titel 6.5 is niet alleen een tweede laag ten opzichte van het algemene
rechtshandelingenrecht in titel 3.2, maar vormt evenzeer een tweede laag ten opzichte van het algemene
verbintenissenrecht van de titels 6.1 en 6.2.

Meerpartijenovereenkomst: overeenkomst tussen méér dan twee partijen. Bijv. met drie partijen: de
driehoeksruil en het aanvaarde derdenbeding. De regels van het overeenkomstenrecht gelden in principe ook
voor de meerpartijenovereenkomst (art. 6:213 lid 1 BW), maar kent uitzonderingen (art. 6:213 lid 2 BW). De
toepassing van de bepalingen is soms echter gecompliceerd.

Bijzondere overeenkomsten zijn in Boek 7 of 7A van een nadere wettelijke uitwerking voorzien. Denk aan:
koop, de huur en de arbeidsovereenkomst. Sommige overeenkomsten voldoen aan de omschrijvingen van
meer dan één van de in de wet uitgewerkte bijzondere contracten; zij worden gemengde overeenkomsten
genoemd.

Wederkerige overeenkomst vs eenzijdige overeenkomst: een overeenkomst is wederkerig, indien elk van beide
partijen een verbintenis op zich neemt ter verkrijging van de prestatie waartoe de wederpartij zich
daartegenover jegens haar verbindt (art. 6:261 lid 1 BW). Bijv. huur, koop en arbeidsovereenkomst.
Overeenkomsten die niet aan deze omschvrijving voldoen, heten eenzijdig.

Overeenkomst onder bezwarende titel vs overeenkomsten om niet: in de wet wordt een overeenkomst onder
bezwarende titel ‘anders dan om niet’ genoemd. De toegezegde prestatie staat in verband met een bepaalde
prestatie van de wederpartij.

Consensuele overeenkomsten vs formele (en reële) overeenkomsten: de meeste overeenkomsten zijn
consensueel dwz. vormvrij. Soms geldt er wel een vormvereiste. De daaraan onderworpen overeenkomsten
staan bekend als formele overeenkomsten.

Kortstondige overeenkomsten vs duurovereenkomsten: huur, arbeidsovereenkomst en verzekering staan
bekend als duurovereenkomsten (bepaalde of onbepaalde periode). Koop vestigt een kortstondige relatie en is
dus een kortstondige overeenkomst.

Grondbeginselen van contractenrecht (obligatoire overeenkomsten):

1. Contractsvrijheid: het staat partijen vrij een overeenkomst te sluiten met wie zij wensen, met de
inhoud welke zij wensen, en op het moment dat zij wensen. Art. 3:40 BW is de grens: de
overeenkomst wordt nietig verklaard in geval van strijd met een dwingende wetsbepaling, met de
goede zeden of met de openbare orde.
2. Vormvrijheid (‘het consensualisme’) art. 3:37 lid 1 BW.
3. Verbindende kracht van de overeenkomst (‘pacta sunt servanda’) art. 6:248 lid 1 BW.

Partijen en hun hoedanigheid. De wet geeft één regeling van het rechtshandelingen- en overeenkomstenrecht
die van toepassing is op alle soorten contractspartijen (natuurlijke personen en rechtspersonen, particulieren
en handelaren, leken en deskundigen). In titels 3.2, 3.3 en 6.5 wordt maar zelden van deze eenvormige koers
afgeweken. Bij de toepassing van de wet worden de contractpartijen echter niet steeds in alle opzichten gelijk
behandeld:

- Uitleg van de overeenkomst: als een door een professionele contractant opgesteld beding
onduidelijkheden bevat, ligt het voor de hand dit beding in het voordeel van diens (leek) wederpartij
uit te leggen. Haviltex-arrest: bij contractuitleg in het algemeen kan van belang zijn tot welke

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marlyvr. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64450 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$3.75  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added