NIEUWSTE VERSIE 2022. Basisboek bedrijfseconomie. Samenvatting van H6, H7, H8, H9, H10, H11. 12e druk, geschreven door Drs. Wim Koetzier, Drs. Rien Brouwers & Drs. Olaf Leppink. ISBN: 978-90-01-73822-8. Dit is een samenvatting voor het vak 'financiering' in het 1e jaar voor de opleiding Finance & C...
6.1 Investeringsprojecten
Investeringsselectie: het analyseren van investeringsalternatieven en het kiezen van de alternatieven
die worden uitgevoerd. Investeren is het vastleggen van vermogen in activa (kapitaalgoederen). Elke
vermogensvastlegging in activa valt onder de investeringen.
Het investeringsvraagstuk houdt zich dus bezig met de keuze van de omvang en de samenstelling van
de activa waarin het vermogen van de onderneming wordt geïnvesteerd. Het is gericht op de
debetzijde van de balans. Capital budgeting: het begroten van kapitaalgoederen.
Als nieuwe investeringsplannen worden uitgewerkt, dan moeten die op haalbaarheid en rentabiliteit
worden onderzocht. Bij het uitvoeren van de plannen moet er eerst gekeken worden of de plannen
wel een bijdrage leveren aan de ondernemingsdoelstellingen, met name de continuïteitsdoelstelling
en winstdoelstelling spelen hierbij een rol.
We onderscheiden twee soorten investeringen:
Vervangingsinvesteringen: dienen om de productiecapaciteit in stand te houden.
Uitbreidingsinvesteringen: dienen om de productiecapaciteit te vergroten.
De aanschaf van enkel en alleen een machine is zinloos, indien niet ook de productiemiddelen
(grondstoffen) worden aangeschaft die nodig zijn om de machine te laten werken. Om te kunnen
beoordelen of een bepaalde investering in een vast actief zinvol is, moeten we dus rekening houden
met alle daar nog bij komende investeringen in ermee samenhangende activa.
Investeringsproject: het geheel van investeringen in bij elkaar behorende vaste en vlottende activa.
6.2 Vrije kasstroom
Bij de beoordeling van een project zullen we ons richten op de verwachtingen die men heeft over de
hoogte van de netto-ontvangsten, ofwel vrije kasstromen (free cash flows), tijdens de looptijd van
het project.
Vrije kasstroom: het verschil tussen de bruto-ontvangsten uit hoofde van de verkoop van de
producten en de uitgaven in verband met de aanschaf en aanwending van productiemiddelen in een
bepaalde periode. De vrije kasstroom is dus het bedrag dat vrij beschikbaar is voor de verstrekkers
van het eigen vermogen en het rentedragend vreemd vermogen.
De vrije kasstromen van een investeringsproject bevatten alleen ontvangsten en uitgaven die
samenhangen met de bedrijfsuitoefening (operationele activiteiten).
Periodewinst: wordt berekend als het verschil tussen opbrengsten en kosten in die periode. Het
belangrijkste verschil tussen de winst en de vrije kasstroom in een bepaalde periode wordt gevormd
door een kostenpost die niet tot uitgaven leidt: de afschrijvingen op vaste activa. De afschrijvingen
moeten dus bij de periodewinst na belastingen worden opgeteld om de vrije kasstroom te
berekenen.
1
,Een startende onderneming kan een negatieve kasstroom hebben, omdat de vaste en vlottende
activa uitgaven veroorzaken en er nog geen opbrengsten en kosten zijn. Desinvesteringen
veroorzaken een extra ontvangst in het laatste jaar van het investeringsproject. De waarde van de
desinvesteringen is de restwaarde van vaste activa.
Vrije kasstromen in een investeringsproject
Start Tijdens Einde
Aankoop vaste activa Omzet Verkoop vaste activa
Kosten
Belastingen
Afschrijvingen
Toename nettowerkkapitaal Mutaties nettowerkkapitaal Afname nettowerkkapitaal
Bij de beoordeling van een investeringsproject moeten de netto-ontvangsten hoog genoeg zijn om
dividend en rentebetalingen te kunnen doen aan eigen- en vreemdvermogenverschaffers.
Het belastingbedrag moet worden berekend op basis van de marginale belastingvoet van de
onderneming dit is de belastingvoet die betaald wordt over de extra behaalde projectwinst boven
op de winst die met de reeds bestaande activiteiten wordt gemaakt. Indien in één of meer jaren bij
de uitvoering van het investeringsproject een verlies voor aftrek van interest en belastingen wordt
behaald, dan wordt in het betreffende jaar een negatief belastingbedrag aan het project
toegerekend. Het verlies verlaagt de totale winst, wat leidt tot een lager belastingbedrag voor de
onderneming.
6.3 Tijdwaarde van geld
Bij de beoordeling van mogelijke investeringsprojecten richten we ons niet op de winst. Winst is
immers geen eenduidig begrip, maar kasstroom wel: Cash is a fact, profit is an opinion. Een tweede
reden is dat bij de winstbepaling slechts beperkt rekening wordt gehouden met het tijdstip waarop
een betaling wordt gedaan of ontvangen.
Tijdsvoorkeur (time value of money): kasstromen moeten bij voorkeur zo snel mogelijk worden
ontvangen. Een geldbedrag nu is namelijk niet evenveel waard als hetzelfde geldbedrag ergens in de
toekomst, maar het is meer waard. Het missen van deze opbrengst doordat een bedrag pas later
wordt ontvangen, worden opportunity costs genoemd.
De tijdvoorkeur van een onderneming brengen we meestal tot uitdrukking in de gemiddelde
vermogenskostenvoet: gemiddelde kostenvoet waartegen de onderneming vermogen kan
aantrekken. Als de rentabiliteit van een investering gelijk is aan de gemiddelde vermogenskostvoet,
dan levert de investering precies genoeg op om aan de eisen van de vermogensverschaffers te
kunnen voldoen in de vorm van winstuitkeringen en rentebetalingen.
Financiële rekenkunde: enkele principes die te maken hebben met intrestberekeningen om
bedragen op verschillende momenten in de tijd vergelijkbaar te maken. Er zijn twee soorten:
Enkelvoudige intrest: hier wordt de intrest steeds berekend over het oorspronkelijke bedrag.
Over het intrestbedrag wordt geen intrest gecalculeerd.
Voorbeeld: €10.000 (leenbedrag) x 0,06 (interest%) x 2 (duur lening in jaren) = €1.200 (interest)
2
, Samengestelde intrest: hier wordt de intrest berekend over het totaal van de oorspronkelijke
lening + de reeds vervallen intrest, dus over een periodiek steeds hoger wordend bedrag. De
intrest draagt dan zelf ook intrest.
Voorbeeld: €10.000 (leenbedrag) x 1,062 (interest% + duur lening in jaren) = €11.236 - €10.000 =
€1.236 (interest)
Eindwaarde: de waarde van een kapitaal op een toekomstig tijdstip. Tegenover het begrip
eindwaarde staat het begrip de contante waarde de huidige waarde van in de toekomst vervallen
bedragen.
6.4 Beoordeling investeringsproject op basis van periodewinst
Rentabiliteit: de verhouding tussen winst en het vermogen dat deze winst heeft opgeleverd:
GBR: het berekenen van de rentabiliteit van het gehele project. Deze heeft betrekking op de gehele
looptijd van het project.
Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR) = gemiddelde periodewinst / gemiddeld
geïnvesteerd vermogen
- Gemiddelde periodewinst: de jaarlijkse winsten / de looptijd van het project in jaren.
- Gemiddeld geïnvesteerd vermogen: het investeringsbedrag + de restwaarde of rentewinst / 2.
Voorbeeld over GBR
Project A
Looptijd 3 jaar
Investeringsbedrag 500.000
Jaarlijkse afschrijving 100.000
Restwaarde 200.000
Vrije kasstroom jaar 1 150.000
Vrije kasstroom jaar 2 200.000
Vrije kasstroom jaar 3 400.000
Vrije kasstroom jaar 4
- Periodewinst na belastingen jaar 1 = €150.000 - €100.000 = €50.000
- Periodewinst na belastingen jaar 2 = €200.000 - €100.000 = €100.000
- Periodewinst na belastingen jaar 3 = €400.000 - €100.000 - €200.000 = €100.000
- Gemiddelde jaarlijkse winst: (€50.000 + €100.000 + €100.000) / 3 jaar = €83.333
- Gemiddelde geïnvesteerd vermogen: (€500.000 + €200.00)/ 2 = €350.000
- GBR = €83.333 / €350.000 x 100% = 23,8%
Het investeringsbedrag is precies gelijk aan de som van de afschrijvingen en de restwaarde. GBR gaat
uit van de gemiddelde periodewinst en daarom is de verdeling van de winsten over de looptijd hier
niet van belang GBR houdt geen rekening met tijdsvoorkeur.
6.5 Beoordeling op basis van vrije kasstromen
Terugverdienperiode: de periode die verstrijkt tot het oorspronkelijke investeringsbedrag geheel is
terugontvangen uit de vrije kasstromen na aanvang van het project.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Evahennink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.59. You're not tied to anything after your purchase.