1. In een bedrijfsovername
a. Ontstaat door de bedrijfssamenvoeging een nieuw organisatie
b. Houdt het overgenomen bedrijf op te bestaan
c. Blijven de samenwerkende organisatie zelfstandig opereren.
2. Het organisatie denken van het Scientific Management kan het beste samengevat
worden als
a. Organisatie zonder mensen
b. Mensen zonder organisatie
c. Menen en organisatie
3. Het principe van taakverrijking past vooral in het denken van
a. Het scientific management
b. Het revisionisme
c. De contingentiebenadering
4. Organisatiekunde bestudeert meerdere onderwerpen vanuit verschillende disciplines.
Welke organisatiedeskundige benaderde organisaties vanuit een basisconfiguratie?
a. Michael Porter
b. Michael Hammer
c. Henry Mintzberg
5. Constituerende beslissingen
a. Zijn hoofdzakelijk beleidsuitvoerende beslissingen
b. Zijn bedoeld om het dagelijkse werk aan te sturen
c. Worden veelal genomen door het topmanagement
6. Welke interviewvraag probeert een beeld te vormen van Strategy uit het 7s-model?
a. Uit welke afdelingen bestaat de organisatie?
b. Werken er in uw organisatie medewerkers met een lang dienstverband?
c. Op welke manier speelt u in op kansen in de omgeving?
7. Het businessdefinition-model van Abell verwijst naar de WIE-, de WAT- en de HOE-
vraag van een organisatie. Welke vraag verwijst volgens dit model naar de WIE-
vraag?
a. Wil de organisatie alleen zakelijke klanten bedienen of ook andere klanten?
b. Wil de organisatie alleen veiligheid bieden of ook comfort?
c. Wil de organisatie klantgegevens handmatig invoeren of het volledig automatiseren?
8. Welk aspect maakt onderdeel uit van de kansen-bedreigingen analyse?
a. Hoe het staat met de ontwikkelingen op het gebied van de export
b. Of er onder het personeel voldoende bereidheid bestaat teamgerichter te gaan
werken
c. Of het management flexibel genoeg is om een reorganisatie te leiden
9. In het BCG-model is een productlevenscyclus te herkennen. In welke fase bevindt
zich de Dog
a. In de groeifase
b. In de volwassenheidsfase
c. In de neergangsfase
10. Het strategieontwikkelingsmodel bestaat uit een aantal fasen. In welke fase vindt
onderzoek plaats omtrent het in kaart brengen van de totale markt?
a. Tijdens de situatieanalyse
, b. Tijdens de SWOT-analyse
c. Tijden de implementatie
11. Welke strategie ligt volgens de confrontatiematrix voor de hand, wanneer de
organisatie sterk genoeg is om in te kunnen spelen op aanwezige kansen?
a. Een strategie van verdedigen
b. Een strategie van aanvallen
c. Een strategie van verbeteren
12. Wanneer Jumbo vleesverwerkende productie gaat opnemen in haar dienstverlening,
is er sprake van:
a. Achterwaartse differentiatie
b. Horizontale integratie
c. Achterwaartse integratie
13. Volgens de groeistrategie van Ansoff houdt productontwikkeling het aanbod in van:
a. Een nieuw product op een nieuwe markt
b. Een nieuw product op een bestaande markt
c. Een bestaand product op een nieuwe markt
14. Een organisatie met een F-indeling
a. Heeft als voordeel dat de coördinatie goed verloopt
b. Bestreft een indeling naar samenhang tussen verschillende bedrijfsfuncties
c. Heeft een afdelingsstructuur die afgeleid is uit het primaire proces
15. Het werk kan op meerdere manier gestructureerd worden. Wanneer iemand
meerdere taken op verschillende momenten verricht, is er sprake van
a. Taakroulatie
b. Taakverruiming
c. Taakverrijking
16. Wanneer ligt centralisatie voor de hand?
a. Wanneer de organisatie zich bevindt in een stabiele omgeving
b. Wanneer in een situatie onbelangrijke beslissingen genomen worden
c. Wanneer er sprake is van een open bedrijfscultuur
17. Mintzberg heeft een vijftal basisconfiguraties beschreven. In de adhocratie ligt de
macht bij:
a. De staf
b. De individuele medewerker
c. Het team
18. Volgens de configuratietheorie van Mintzberg vindt in de divisietructuur de coördinatie
plaats:
a. Via direct toezicht
b. Via contractmanagement
c. Op projectbasis
19. In een organistisch organisatiestelsel:
a. Neemt het streven naar efficiency een belangrijke plaats in
b. Is er sprake van een dynamische omgeving
c. Vindt besluitvorming plaats op centraal niveau
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Asenai. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.