Deze samenvatting is een uitwerking van alle leerdoelen die bij de hoorcolleges horen van het derde/vierde blok 'Levensfasen' van de gezamenlijke propedeuse Fysiotherapie en Oefentherapie Cesar aan de Hogeschool Utrecht. All you need to know voor de kennistoets.
Nb. Zwarte bolletjes voor de leerd...
EXTRA INFORMATIE N.A.V. OEFENTOETS...................................74
1
, Hoorcollege 1
Leerdoelen:
De student kan uitleggen op welke manier veranderingen optreden tijdens lichaamsgroei en
welke rol hormonen daarbij spelen.
De student kan uitleggen welke veranderingen in het lichaam optreden bij veroudering en welke
fysiologische processen een rol spelen m.b.t. hormonen, cellen, bloedsomloop, ademhaling,
houdings- en bewegingsapparaat, zenuwstelsel en vegetatieve functies.
De student kan uitleggen welke invloed leefstijl en omgeving op verouderingsprocessen hebben.
Lichaamsgroei
De lichaamsgroei van een mensen wordt het hele leven geregeld en beïnvloedt door allerlei factoren. Er
wordt wel eens gezegd: als je oud wilt worden, moet je de juiste ouders kiezen. Mensen van wie de
ouders en grootouders een hoge leeftijd hebben bereikt, hebben statistisch gezien zelf ook een hoge
levensverwachting. Dat komt voor een deel door erfelijke factoren en daarnaast ook door het milieu
waarin de kinderen opgroeien. De laatste jaren wordt er steeds meer bekend over de erfelijke kant van
het verouderingsproces. Deze factoren zijn niet te beïnvloeden. Milieufactoren zijn wel te beïnvloeden.
Voor een deel komt het neer op het vermijden van risico’s. Jezelf beschermen tegen de felle zon, matig
zijn met eten, niet roken, geen of weinig alcohol gebruiken en vermijden van stress zijn maatregelen die
iedereen kan nemen, al is dat in het dagelijks leven niet altijd even makkelijk. Daarnaast speelt fysieke
inspanning een belangrijke rol bij het tegengaan van veroudering en het behoud van zelfredzaamheid. Dat
laatste is een belangrijk aspect van de kwaliteit van leven. Voor de meeste mensen is gezond oud worden
belangrijker dan het bereiken van een extreem hoge leeftijd.
Groeihormoon
Groeihormoon (GH of somatotroop hormoon) wordt niet alleen tijdens de jeugdjaren, maar gedurende
het hele leven geproduceerd in de hypofyse. Twee hormonen uit de hypothalamus regelen de afgifte: een
stimulerend hormoon (GH-releasing hormone, GHRH) en een remmend hormoon (GH-inhibiting hormone,
GHIH). Groeihormoon heeft een overwegend anabool effect op de vet- en koolhydraatstofwisseling. Het
wordt vooral ’s nachts afgescheiden en verstrekt de trofotrope processen tijdens de slaap. Groeihormoon
beïnvloedt alle weefsels, maar het effect op de botgroei is het duidelijkst. Het stimuleert de productie van
somatomedine (insulin-life growth factor, IGF). Dat stimuleert de groei van botten vanuit de groeischijven
of epifysairschijven. Bij een tekort aan groeihormoon blijft een kind klein, maar heeft het lichaam wel de
juiste proporties. Door verbening van de groeischijven stopt de groei. Dat gebeurt tijdens de puberteit.
Een overmaat aan groeihormoon tijdens de jeugdjaren leidt tot reuzengroei. Een overmaat aan
groeihormoon bij volwassenen, dus na het sluiten van groeischijven, leidt tot dikker worden van bepaalde
botten en de groei van weke delen in het gezicht, de handen en de voeten.
Schildklierhormonen
De schildklier ligt in de hals en produceert het schildklierhormoon thyroxine. Afgifte van thyroxine wordt
geregeld vanuit de hypothalamus:
De hypothalamus geeft een hormoon af dat de hypofyse stimuleert: thyrotropin-releasing
hormone (TRH).
De hypofyse scheidt een hormoon af dat vervolgens de schildklier stimuleert:
thyreoïdstimulerend hormoon (TSH).
De schildklier geeft thyroxine af.
Het schildklierhormoon thyroxine bevat vier jodiumatomen (T4). Thyroxine is lipofiel en kan daardoor
gemakkelijk de celmembraan passeren. In cellen wordt een groot deel van T4 omgezet in T3 (tri-
joodthyronine) dat vijf keer zo sterk werkt. Schildklierhormoon stimuleert de stofwisseling (oxidatief
metabolisme) in bijna alle organen. Het bepaalt zo de basale stofwisseling. Ook stimuleert het de groei.
Tekort aan schildklierhormoon
Een tekort aan schildklierhormonen heet hypothyreoïdie. Hypothyreoïdie kan ontstaan door
jodiumgebrek. De hypothalamus en de hypofyse produceren dan grote hoeveelheden stimulerende
2
,stoffen, doordat negatieve terugkoppeling ontbreekt. Door deze stimulering wordt de schildklier groot
(struma, krop). Een aangeboren tekort aan schildklierhormoon wordt via de hielprik op de vierde dag na
de geboorte opgespoord. Bij kinderen leidt hypothyreoïdie tot groei- en ontwikkelingsstoornissen. De
ontwikkeling van de hersenen is verstoord, met onder andere een verstandelijke beperking tot gevolg.
Een overmaat aan schildklierhormoon heet hyperthyreoïdie. Hyperthyreoïdie leidt tot een verhoogde
stofwisseling, met verschijnselen zoals een hoge hartfrequentie, een warme huid met verhoogde
transpiratie, dunnere ontlasting door een versnelde darmpassage en vermageren.
Veroudering
Bijna alles in de wereld is aan slijtage onderhevig. Naarmate men ouder wordt, hoopt de schade in het
lichaam zich op. Hierdoor gaan de orgaanstelsels steeds slechter functioneren. Uiteindelijk is het niet
meer mogelijk om de homeostase in stand te houden en zal het individu sterven. Naast een rechtstreeks
effect van veroudering op de levensduur, is er ook een indirect effect. Door het verslechten van de
lichaamsfuncties kan het lichaam zich minder goed verweren tegen ziekten, vooral het risico op
gewrichtsaandoeningen, diabetes. Hart- en vaatziekten en kanker neemt bij het ouder worden toe.
Sommige van deze ziekten kunnen levensbedreigend zijn.
Oorzaken veroudering
Net als bij groei, is er bij veroudering een samenspel tussen erfelijkheid en milieu. Hoe oud een mens kan
worden, hangt ten dele af van zijn genenpakket en ten dele van zijn omgeving en manier van leven.
Daarbij moet je bedenken dat sommige erfelijke eigenschappen, afhankelijk van de omgeving, zowel
gunstig als ongunstig kunnen uitpakken. Zo bestaat er een erfelijke vorm van leptineresistentie. Mensen
die deze resistentie bezitten kunnen grote hoeveelheden voedsel opnemen zonder verzadigd te raken.
Dat kan overlevingskansen vergroten in een omgeving waar periodes van overvloed en voedselschaarste
elkaar afwisselen. Maar in de moderne westerse samenleving met een overvloed aan voedsel hebben
deze mensen een verhoogd risico op ontwikkeling van het metabool syndroom en daarmee op een
kortere levensverwachting. Ook leefstijl- en gedragsfactoren worden bepaald door een combinatie van
erfelijkheid en milieu. Zo hebben sommige mensen een aanleg voor verslaving aan genotmiddelen, maar
dat zal pas invloed hebben op hun levensverwachting wanneer zij daadwerkelijk in contact komen met
bijvoorbeeld alcohol of tabak.
Hormonale veranderingen
Vanaf ongeveer het dertigste jaar vermindert de afgifte van de geslachtshormonen: oestrogenen en
progesteron bij de vrouw en testosteron bij de man. Daardoor vermindert de vruchtbaarheid. Bij de
vrouw vindt ongeveer vanaf het vijftigste levensjaar (de menopauze) geen eisprong meer plaats. Bij de
man verloopt de afname van de zaadproductie minder abrupt. Ook de libido (zin in seks) en het
erectievermogen nemen bij het ouder worden geleidelijk af. De lagere hormoonspiegels hebben ook
invloed op andere lichaamsfuncties, zo leidt daling van de oestrogeenspiegel tot minder kalkafzetting in
het bot. Vrouwen hebben hierdoor na de menopauze een verhoogd risico op osteoporose (verlies van
beenweefsel, in lekentaal ‘botontkalking’), waardoor botbreuken kunnen ontstaan. Testosteron behoort
tot de anabole steroïden. Het stimuleert de opbouw van spierweefsel. Afname van de testosteronspiegel
vermindert de spieropbouw en kan leiden tot krachtsverlies. Door sommige krachtsporters wordt
testosteron vanwege zijn effect op spieropbouw gebruikt als doping.
Antagonistische pleiotropie
Pleiotropie wil zeggen dat een bepaald gen invloed heeft op verschillende eigenschappen.
Antagonistische pleiotropie betekent dat het gen zowel positieve als negatieve effecten heeft. De term
wordt vooral gebruikt voor genen die gunstige effecten hebben als je jong bent, maar ongunstige als je
ouder wordt. Een voorbeeld is het gen dat de testosteronproductie regelt. Een hoge testosteronspiegel is
gunstig voor de vruchtbaarheid en de spieropbouw. Mannen die een actieve vorm van dit gen bezitten,
zullen daardoor een relatief grote kans hebben om zich voort te planten en dit gen aan hun nageslacht
door te geven. Maar dit voordeel is gekoppeld aan verschillende nadelen. Testosteron verhoogt de LDL-
cholesterolconcentratie in het bloed, onderdrukt het immuunsysteem en vergroot de kans op
prostaatkanker. Een hoge testosteronspiegel leidt daardoor tot een gemiddeld kortere levensduur. Maar
3
,omdat aan testosteron gerelateerde ziekten meestal pas na de vruchtbare leeftijd tot uiting komen, heeft
dit gen geen invloed op overdracht van het gen naar de volgende generatie. Een ander voorbeeld is het
gen dat bekend staat als ApoE (apolipoproteïne E). Bij jongeren stimuleert dit gen het mentale
concentratievermogen, maar op latere leeftijd vergroot het de kans op de ziekte van Alzheimer, een vorm
van dementie.
Beperkt delingsvermogen van cellen
Lichaamscellen kunnen zich slechts een beperkt aantal malen delen. Dit komt doordat bij elke celdeling de
uiteinden van de chromosomen een stukje korter worden. Wanneer de telomeren tot een bepaald niveau
zijn verkort (bij bindweefselcellen na ongeveer honderd delingen), wordt celdeling onmogelijk. Naarmate
meer cellen deze grens bereiken, zal het groei- en herstelvermogen van weefsels steeds verder afnemen
hoeveel korter telomeren per deling worden, verschilt per celtype en wordt bepaald door zowel
erfelijkheid als milieu. Door roken, obesitas en chronische stress worden telomeren sneller korter.
Waarschijnlijk is ook hier sprake van antagonistische pleiotropie. Er bestaat namelijk een mutatie
waardoor de telomeren na elke celdeling weer op hun oorspronkelijke lengte worden gebracht. Dat lijkt
een voordeel, maar deze mutatie is gekoppeld aan een sterk verhoogde kans op kanker. Kankercellen
blijven eindeloos delen, waardoor tumoren ontstaan of (bij leukemie en aanverwante vormen) het
immuunsysteem ontregeld raakt. Het telomeer mechanisme beschermt het lichaam tegen eindeloze
deling. Je kunt deze vorm van veroudering zien als de prijs die wij moeten betalen om op jeugdige leeftijd
een veel kleinere kans te hebben op kanker. Zonder veroudering werd je waarschijnlijk niet oud.
Apoptose
Apoptose is geprogrammeerde zelfdoding van cellen. Apoptose speelt onder andere een rol in de
ontwikkeling van het zenuwstelsel. Neuronen die niet functioneel zijn worden namelijk opgeruimd. Dit
bevordert de efficiëntie van het zenuwstelsel, maar gaat mogelijk ten koste van de plasticiteit. In het
centrale zenuwstelsel kunnen maar in zeer beperkte mate nieuwe zenuwcellen worden gevormd.
Naarmate meer neuronen door apoptose verdwijnen, zijn er minder neuronen beschikbaar die,
bijvoorbeeld na een CVA, functies van beschadigde neuronen kunnen overnemen.
Mechanische slijtage
Net als in een machine treedt in het lichaam slijtage op ten gevolge van mechanische krachten. Sommige
schade, bijvoorbeeld aan de huid, kan meestal goed worden hersteld, al zal dit proces wel trager verlopen
naarmate men ouder wordt. Andere weefsels herstellen zich nauwelijks. Zoals gewrichtskraakbeen, of
helemaal niet zoals het gebit.
Bewegingsapparaat: spieren
De spieren nemen in omvang af en de maximale kracht wordt minder. Dit krachtsverlies begint rond het
vijfentwintigste levensjaar en bedraagt op vijftigjarige leeftijd ongeveer 10% en op tachtigjarige leeftijd
ongeveer 50%. De resterende spiervezels bevatten minder myofibrillen en er treedt een verschuiving op
van snelle witte vezels (type IIb) naar intermediaire vezels (type IIa). Voor een deel is deze verschuiving
het gevolg van inactiviteit. Spieren blijven tot op hoge leeftijd trainbaar, waarbij de resterende vezels
hypertrofiëren.
Bewegingsapparaat: bindweefsel en gewrichten
Het bindweefsel in pezen, banden en gewrichtskapsels verliest bij veroudering water en wordt daardoor
minder vervormbaar. In collageen bindweefsel treden bij het ouder worden meer dwarsverbindingen op
tussen de vezels. Het weefsel wordt minder soepel, wat leidt tot bewegingsbeperkingen. De
gewrichtsvloeistof wordt stroperiger, waardoor de bewegingsomvang van de gewrichten vermindert.
Zintuigen: proprioceptie
In de spier neemt niet alleen het aantal extrafusale vezels af. Ook het aantal spierspoelen, Golgi-
peessensoren en lichaampjes van Pacini neemt af. Door de verminderde proprioceptie en de slechtere
coördinatie door het zenuwstelsel wordt het steeds moeilijker om motorische taken nauwkeurig uit te
4
,voeren. Het herstel van de houding bij onverwachte passieve bewegingen duurt langer, waardoor het
valrisico toeneemt.
Zintuigen: Gezichtsvermogen
Het gezichtsvermogen gaat met de leeftijd achteruit. De gevoeligheid in het oog neemt af, wat moet
worden gecompenseerd door sterkere verlichting. Verschillende onderdelen van het oog dragen bij aan
deze daling van de gevoeligheid: het netvlies ontvangt minder licht door vermindering van de helderheid
van de lens en het glasvocht en in het netvlies gaan cellen verloren. Het vermogen tot accommoderen
neemt af doordat de ooglens zijn veerkracht verliest. Op zeventigjarige leeftijd is het
accommodatievermogen vrijwel verdwenen en kan men pas op grote afstand scherp zien. Velen hebben
overigens al op middelbare leeftijd een leesbril nodig.
Zintuigen: gehoor
Bij de achteruitgang van het gehoor staat het niet meer kunnen horen van hoge frequenties voorop
(ouderdomsslechthorendheid). Het frequentieplafond daalt van 20 tot minder dan 10 kHz. Het wordt
moeilijker om frequenties te onderscheiden, afzonderlijke geluiden te onderscheiden en spraak te
verstaan in een rumoerige ruimte. Dat komt vooral door verstijving van de basilaire membraan en verlies
van haarcellen. Door verlies van sensorische vezels in de nervus vestibulocholearis neemt het niet alleen
gevoeligheid voor geluid af, maar ook de kwaliteit van de auditieve informatieverwerking.
Zenuwstelsel: neuronen
Gedurende het hele leven gaan er zenuwcellen verloren, terwijl er vrijwel geen nieuwe cellen worden
gevormd. Toch gaat dit lang niet altijd met functieverlies gepaard. Het zenuwstelsel beschikt over een
hoge mate van plasticiteit, waardoor andere cellen de functie van de dode cellen overnemen. De
veroudering van neuronen komt tot uiting in het ophopen van niet-afbreekbare resten van beschadigde
eiwitten. Een voorbeeld hiervan is lipofuchsine. Een onoplosbaar eindproduct van beschadigde eiwitten
die aan de normale afbraak zijn ontsnapt. Oude zenuwcellen kunnen wel tot 30% lipofuchsine bevatten.
Voor nuttige bestanddelen blijft dan minder ruimte over waardoor de cellen trager functioneren. In
zenuwweefsel daalt in de loop van het leven de snelheid van de prikkelgeleiding en de synaptische
overdracht. Hierdoor neemt bij het ouder worden de reactiesnelheid af. In het ruggenmerg treedt verlies
op van de α-motoneuronen. De spiervezels die hun innervatie hebben verloren worden vervolgens
geïnnerveerd door uitlopers van naburige motorische vezels. Op den duurt leidt dit tot verlies van de
complexe mozaïekvorm van tussen elkaar gelegen motorische eenheden in de spier. Dit heeft nadelige
gevolgen voor de nauwkeurige gradatie en afstemming van kracht tijdens een handeling.
Zenuwstelsel: mentale functies
In het algemeen gesproken neemt de denksnelheid bij het ouder worden af. De geheugenfunctie
vermindert, wat voornamelijk is te merken aan het kortetermijngeheugen en de opslag van informatie,
terwijl het langetermijngeheugen meestal intact blijft. Een verminderde tolerantie voor prikkels uit de
omgeving en het verwerken ervan maakt dat ouderen situaties al snel als druk en onoverzichtelijk
ervaren. Niet alle mentale functies worden slechter bij het ouder worden. Bij het oplossen van complexe
problemen kunnen oudere profiteren van de informatie die ze in de loop van hun leven hebben
opgeslagen. Ook zijn zij vaak beter in staat om met hun eigen emoties om te gaan en rekening te houden
met die van anderen.
Bloedsomloop: hart
De maximale hartfrequentie bij inspanning daalt met de leeftijd. Het maximale slagvolume neemt
eveneens af, maar het effect daarvan op het hartminuutvolume (HMV) is minder groot. Ook al neemt het
aantal hartspiercellen langzaam af, doordat de resterende cellen hypertrofiëren, neemt het
contractievermogen slechts weinig af. De afname van het maximale HMV hangt waarschijnlijk ook samen
met een verminderde gevoeligheid van de ß-adrenerge receptoren in het hart. Hierdoor hebben
sympathische prikkels minder effect. Bij inspanning stijgen de hartfrequentie en de contractiekracht
daardoor minder sterk.
Bloedsomloop: vaatstelsel
5
,De arteriën worden minder rekbaar doordat de hoeveelheid elastine in het bindweefsel van de vaatwand
afneemt en de hoeveelheid collageen toeneemt. Deze verandering treedt vooral op in de media
(middelste laag van de vaatwand). Het gaat om een andere verandering dan bij atherosclerose. Bij
atherosclerose treden immers veranderingen op in de intima (de binnenbekleding van de vaatwand).
Vooral de aorta en grote arteriën worden minder rekbaar, waardoor de systolische bloeddruk geleidelijk
toeneemt. Op tachtigjarige leeftijd is die gemiddeld 140-150 mmHg. De diastolische bloeddruk heeft de
neiging op latere leeftijd constant te blijven of zelfs iets af te remmen.
Bloedsomloop: regelen van de bloeddruk
De gevoeligheid van de ß-adrenerge receptoren in het hart neemt af. De reactie op een bloeddrukdaling
die door de baroreceptoren wordt gesignaleerd wordt daardoor ook minder sterk, hierdoor wordt de
bloeddrukregeling op korte termijn trager. Zo leidt snel opstaan bij ouderen soms tot orthostatische
hypotensie, met als gevolg duizeligheid en valrisico.
Ademhaling: ventilatie
Door verlies van elasticiteit van het longweefsel neemt de retractiekracht af. Hierdoor verschuift de
ruststand van de thorax naar een relatieve inademingsstand. Het rustvolume van de longen nemen bij
ouder worden hierdoor iets toe. Op de gaswisseling heeft dit echter geen invloed. Aangezien de
gasspanningen in de alveoli uitsluitend door de alveolaire ventilatie en de doorbloeding worden bepaald.
Doordat het ribkraakbeen en de costovertebrale gewrichten stugger worden, zijn er minder grote
bewegingen van de ribben mogelijk. De vitale capaciteit neemt hierdoor af en de ademspieren moeten
meer arbeid verrichten. Aangezien de totale longcapaciteit niet met de leeftijd verandert, neemt het
residuale volume toe.
Ademhaling: luchtwegen en alveoli
De diameter van de kleine bronchiën wordt kleiner door het verlies van elastische tractie, waardoor de
luchtwegweerstand toeneemt. Dit draagt bij aan de afname van de expiratoire eensecondewaarde en de
expiratoire piekstroomsterkte. Ook is er een langzaam verlies van alveolaire septa, waardoor grotere
alveolen ontstaan en het uitwisselingsoppervlak met het bloed in de longcapillairen kleiner wordt. De
diffusiecapaciteit neemt hierdoor af. Op tachtigjarige leeftijd is deze ongeveer een kwart van die bij een
vijfentwintigjarige. De arteriële pO2 daalt daardoor met de leeftijd, echter niet zozeer dat de arteriële
zuurstofverzadiging noemenswaardig afneemt.
6
, Hoorcollege 2
Leerdoelen:
Beschrijf de meest voorkomende orthopedische aandoeningen bij kinderen (basisschool) en
adolescenten.
Beschrijf de meest voorkomende leefstijlgebonden beweegproblemen bij kinderen (basisschool) en
adolescenten.
Spondylolyse
Een spondylolyse is een onderbreking in dat deel van de wervelboog dat het bovenste met het onderste
gewrichtje verbindt: de pars interarticularis. Een dergelijke onderbreking kan per wervelboog enkelzijdig
of dubbelzijdig voorkomen. Een spondylolyse is geen aangeboren afwijking. Bij het
ontstaan ervan speelt waarschijnlijk een mechanische overbelasting van de pars
interarticularis een rol; er zijn aanwijzingen dat de afwijking op zijn vroegst in de prille
jeugd ontstaat. Een spondylolyse wordt ook wel als een stress- of
vermoeidheidsbreuk van de pars interarticularis beschouwd. In onze bevolking wordt
de prevalentie geschat op ongeveer 5%; in andere populaties worden andere getallen
gerapporteerd. Zo komt de aandoening bij ongeveer 50% van de Inuit (eskimo’s) voor,
hetgeen een genetische predispositie suggereert.
Een spondylolyse kan in principe op ieder niveau in de wervelkolom voorkomen.
Vanzelfsprekend is de mechanische belasting onder in de rug het grootst; het meest
frequent is dan ook L5 aangedaan. Zeker op het niveau L5-S1 kan een spondylolyse
zonder veel symptomen verlopen; soms is het een toevalsbevinding op een
röntgenfoto die om een andere reden wordt gemaakt. Hoewel de onderbreking op
een driekwartopname (‘oblique’ opname) van de wervelkolom vaak goed zichtbaar is
(het ‘hondje met de halsband’) is er slechts zelden een indicatie om dergelijke foto’s
te maken. Een spondylolyse op hogere niveaus leidt vaker tot klachten, omdat deze
wervels ligamentair minder stevig met het bekken zijn verbonden dan L5. Het feit dat
bij iemand met rugklachten een spondylolyse wordt gevonden, betekent zeker niet dat daarmee de
oorzaak van de klachten is aangetoond. De klachten kunnen namelijk ook het gevolg zijn van
discusdegeneratie op het betreffende niveau, maar ook op een van de aanliggende niveaus.
Behandeling
De behandeling van een spondylolyse is symptomatisch. Afhankelijk van de ernst van de klachten kan
worden gekozen voor een beperking van de belasting van de wervelkolom. Vooral sporten waarbij
regelmatig geforceerde buig- en strekbewegingen van de wervelkolom moeten worden gemaakt, kunnen
in de fase van klachten beter worden vermeden. Turnen, gymnastiek, roeien en intensief tennis (serveren)
kunnen dan ook beter worden afgeraden. Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de schade aan de
pars interarticularis onlangs is opgetreden, kan soms een delordoserende brace worden gegeven, in de
verwachting dat de stressfractuur zal genezen. Er zijn ook operaties beschreven die beogen het defect in
de wervelboog te overbruggen en tot genezing te brengen. De resultaten hiervan zijn echter vrij
onvoorspelbaar. Ook als het defect geneest, kunnen rugklachten blijven bestaan op basis van reeds
bestaande degeneratie van de tussenwervelschijf.
Spondylolisthesis
7
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller floorzuidema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.