Samenvatting ALLE hoorcolleges én artikelen Cultural Diversity
6 views 0 purchase
Course
Cultural Diversity (201700105)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Samenvatting van alle hoorcolleges én alle artikelen voor Cultural Diversity. Het document is precies acht pagina's lang en mag je dus meenemen naar het tentamen (max. 8 pagina's). Zelf heb ik met deze samenvatting een 8,5 voor het tentamen gehaald.
Hoorcollege week 1 – migratie & de multiculturele samenleving
1900: migraties vanuit koloniën & gastwerkers. 2000: werk & economische migranten.
Beleid: 1970: tijdelijke accommodatie; focus op terugkeer naar land van herkomst.
1980: minderheid benadering; gedachte van tijdelijk verdwijnt; participatie wordt gepromoot.
1990: integratiebeleid; taal & integratielessen; segregatie in samenleving & school.
2000: beleid richting assimilatie; debat over (falen van) integratie. Toenemende polarisatie.
Acculturatiemodel van Berry
Behouden afkomstcultuur → aanpassen aan gastcultuur. Multicultureel/integratie (++), segregatie (+-), smelting pot/assimilatie
(-+), exclusie/marginalisatie (--). Integratie: aanpassen aan gastcultuur én behouden afkomstcultuur. Assimilatie: aanpassen aan
gastcultuur, afkomstcultuur loslaten. Integratie > assimilatie.
Bonjour & Scholten (migratietrends, beleid, debatten rondom migratie).
Integratie paradox: objectieve vooruitgang, subjectieve perceptie is verslechterd. Naturalisatie: toekennen staatsburgerschap.
Hyperrealisme: moed om vrijuit te spreken over specifieke problemen & oplossingen.
Ontwikkeling benadering migratie in politiek (beleid): Terroristische aanslagen → Pim Fortuyn → 2006: inburgeringstoets →
2011-2012: aandacht immigratie Oost-Europa. Migranten: sneller werkloos, meer in grote steden, taalachterstand. Verschillen qua
delinquentie. M-N/T-N: weinig identificatie met NL, A-N & S-N meer.
Crul & Schneider (aanvulling Bonjour & Scholten. Integratiecontext EU).
Comparatieve integratie context theorie: participatie & betrokkenheid tweede generatie afhankelijk van integratiecontext
(onderwijs, huisvesting, arbeidsmarkt, wetgeving etc.). Gesegmenteerde assimilatietheorie: meer dan één manier om te
assimileren in samenleving.Nieuwe assimilatietheorie: dominante stroom blijft leidend in assimilatie.
Sterkere betrokkenheid onder tweedegeneratie dan autochtoon. Blijven vaker in stad waar ze zijn geboren. Geen migratie-ervaring
→ afstand tussen hen & natives neemt af. Integratie kan pas goedgaan als lokale/institutionele regelingen makkelijk zijn in
deelname & toegang.
Auteur: uitgaan van inzichten van feitelijke praktijk & opties vanuit
individuen/groepen zelf i.p.v. empirische complexiteit in geformuleerde modellen.
Kagitcibasi (I-C model).
Moderniseringstheorie: ontwikkeling/industrialisatie: collectivistisch →
individualistisch.
Kanttekeningen bij model: schematiserend & stigmatiserend. Meeste
culturen/individuen combineren kenmerken van deze modellen. Het is niet zo
zwart-wit.Continuüm i.p.v. dichotomie (een of ander).
Super & Harkness (ontwikkelingsniche).
Culturele structuur voor ontwikkeling van een kind.
(1) Fysieke & sociale setting: grenzen & ruimte die je in ontwikkeling nodig hebt.
(2) Gebruiken van opvoeding: cultuur gerelateerde opvoeding & gebruiken.
(3) Psychologie van verzorgers: ouderlijke ethnotheorieën (overtuigingen & wat
ze belangrijk vinden). Drie systemen moeten goed met elkaar interacteren. Niche is een open
systeem. Mutual adaption: niche past zich aan → onderlinge aanpassing van organisme & niche.
Hoorcollege week 2 – identiteit & migratie
Rogoff (culture and identity)
“Boxing” is soms nodig, maar creëert ook een werkelijkheid gebaseerd op identiteit categorieën, wat
niet altijd correct is. Assignment: mensen worden aan een groep toegewezen. Self-attribution:
mensen wijzen zichzelf toe aan een groep.
Heinrich et al (WEIRD wetenschap).
Meeste gedragsonderzoeken zijn gebaseerd op een WEIRD voorbeeld (Western, Educated, Industrialized, Rich & Democratic).
Kan niet gegeneraliseerd worden omdat het vaak uitersten zijn. Moet eerst erkend worden & dan aangepast; vergroten &
uitbreiden van steekproeven. Vier contrasten:
• Moderne geïndustrialiseerde samenleving → kleinschalige samenleving.
• Westerse samenleving → niet-westerse samenleving.
• Amerikanen → andere westerse samenlevingen.
• Amerikaanse universiteitsstudenten → niet universitair geschoolde Amerikanen.
Vélez-Agosto et al (gebreken Bronfenbrenner; drie aanvullingen).
Gebreken aan Bronfenbrenner; drie culturen die nuttige aanvulling kunnen zijn.
Bronfenbrenner’s ecologisch model: micro-, meso-, exo-, macro- & chronosysteem.
Cultuur wordt niet expliciet benoemd maar wordt duidelijk via macrosystemen (blauwdruk).
Vygotsky’s socioculturele theorie: nadruk op interactie ontwikkeling van mensen & cultuur waarin ze leven. Cultuur in alle
dagelijkse activiteiten: wordt geïnternaliseerd. Cultuur in centrum microsysteem. Bij Bronfenbrenner is cultuur een externe
invloed. Maar culturele bemiddeling → cultuur verschaft middelen, activiteiten & betekenissen.
Weisner’s ecologisch-culturele theorie: cultuur geeft kinderen routine in culturele context. Cultuur is niet gescheiden van de
, persoon & interacties in het microsysteem maar biedt ontwikkelingspaden binnen eco-culturele context. Bronfenbrenner houd
rekening met belang van routines & activiteiten op microsysteem, maar geen duidelijke verwijzing naar deze handelingen als
cultureel bepalend.
Rogoff’s participatie perspectief: cultuur doordrenkt alle aspecten van de ontwikkelingsprocessen & uitkomsten. Cultuur is deel
van gemeenschapsroutines.
Cultuur is geen systeem dat opereert vanuit een macrosysteem, het maakt deel uit van alledaags handelen. Ligt besloten in
cognitieve processen.
Herziening ecologische model van Bronfenbrenner: macro → micro
Model van Bronfenbrenner is problematisch omdat het cultuur in het macrosysteem plaats → te extern t.o.v. ontwikkeling van het
kind. Cultuur komt overal in het dagelijkse leven terug & is meer doortrokken in de ontwikkeling. In het herziene model is er
meer cultuur aanwezig & is er meer dynamiek tussen verschillende systemen.
Verkuyten (relatie cultuur & identiteitsaspecten).
Sociale identiteitstheorie: groepsgebaseerd begrip van emoties & acties gericht op het onderscheiden van andere groepen.
Benadrukt de sociale identiteit van mensen. Sociale identiteit hangt af van: statuspositie (meerderheid/minderheid; nationale
context), waargenomen aard van groep ((on)vrijwillige immigratie & essentialisme (mate eenheid & homogeniteit in een
groep)), overtuigingen over het sociale systeem (hoe belangrijk is sociale gelijkheid, sociale cohesie & stabiliteit?) &
groepsidentificatie (in welke mate je je met de groep identificeert). Multiculturalisme gaat over evenwicht tussen erkennen van
verschillen & ontwikkelen gemeenschappelijkheid. Er zijn grenzen aan pluralisme & morele verscheidenheid, net als aan
tolerantie & wat aanvaardbaar is.
Hoorcollege week 3 – jeugdservice & zorg
28% van de mensen in Nederland heeft een migratieachtergrond. Jeugd met een migratieachtergrond is ondervertegenwoordigd in
GGZ, overgerepresenteerd in lijn 2 & 3 (vooral M-N & A-N jeugd). Ongeveer evenveel int./ext. problemen met /zonder
migratieachtergrond. 0de lijn: preventie & signalering; instituties die voor iedereen beschikbaar zijn (school).
1ste lijn: basis zorg & verwijzingen; algemene zorginstellingen (huisarts, tandarts).
2de lijn: speciale zorg/GGZ, soms residentieel, bijna altijd met verwijzing lijn 1 (ziekenhuis).
3de lijn: hevig gespecialiseerde zorg (academische ziekenhuizen).
Theoretisch model van hulp zoeken: probleemherkenning → keuze hulp zoeken → GGZ selectie
(1) probleemherkenning: objectieve vs subjectieve problemen. Ouders van migranten herkennen vaak minder problemen, moeite
met herkennen. Profs hebben bias: diagnosticeren niet-westerse migranten minder vaak.
(2) keuze maken hulp te zoeken: niet automatisch gevolg van stap 1; moet onwenselijk zijn & gedacht worden dat het niet vanzelf
weggaat. Afhankelijk van leekovertuigingen (migrant: hoog op passieve oplossingen) & vertrouwen in GGZ (migrant: meer
angst). Obstakels: niet bekend met GGZ, geen vertrouwen in GGZ/systeem/instituties, schaamte.
(3) mentale gezondheid service selectie: formele vs informele help (evidence-based help vs mensen om je heen). Migranten
oververtegenwoordigd in onvrijwillige formele help. Vaak aanname dat minderheden hulp zoeken in informele netwerk; maar
angst voor roddels & afwijzing. Migrantenjeugd zoekt minder formele help & minder toegang tot informele help. Ze eindigen
behandeling vaker vroegtijdig, minder sessies & vooruitgang. Medewerkers formele zorg voornamelijk NL achtergrond; minder
begrepen voelen.
Culturele competenties waar zorggever zich bewust van is: eigen culturele normen, waarden, achtergrond & oordelen;
wereldbeeld client; attitude in relatie tot client (interesse tonen, nieuwsgierigheid, openheid); bewustzijn dat standaard praktijken
misschien niet werken. Takehome: GGZ voor migrantenjongeren verbetert maar er moet nog veel gebeuren. Ze tonen niet perse
meer problemen, maar ervaren meer obstakels. Zorggevers moeten cultureel sensitief zijn.
Fassaert et al (relatie acculturatie & gebruik van gezondheidszorg).
Factoren voor gebruiken GGZ: SES & nodig hebben van zorg.
Hoger aanpassingsniveau → meer kennis van zorgstelsel & rol huisartsen → meer gebruik GGZ. Gebruik GGZ hoger onder T-N
dan M-N: betere communicatie in het NL. Taalvaardigheid speelt centrale rol bij opname GGZ. Minderheid: kleiner sociaal
netwerk → zelfisolatie → weinig informele support als zorg nodig is → minder waarschijnlijk mentale hulp te zoeken. Diensten
minder toegankelijk of stigma & taboe gaan een rol spelen → acculturatie relevanter. T & M: meer aanpassing & minder separatie
→ meer gebruik GGZ. NL niet altijd uitvoerbaar voor 1e gen. Alternatief: meer assistentie in eigen taal.
Stevens & Vollebergh (migrantenkinderen verhoogd risico op geestelijke gezondheidsproblemen?).
Probleem-onderdrukkingsmodel: culturele factoren directe invloed op gedrag. Kinderen nemen gedrag van cultuur over (moet
geïnternaliseerd worden, aanpassen aan culturele normen van (on)acceptabel gedrag). Adult-distress treshold model: cultuur
indirecte invloed op problemen; ontwikkeling ongewenst gedrag wordt onderdrukt. – Migrantenkinderen verhoogd risico op
mentale gezondheidsproblemen: (1) migratieproces → stress. (2) stress door restrictieve processen in hostsamenleving. (3)
culturele achtergrond. Gezonde migranten effect: overwinnen van immigratiehindernissen vóór migratie → selectie sterkste
mensen (goede gezondheid) → lager risico op psychische problemen. – Studies kunnen niet een eenduidig verhoogd risico op
psychische problemen bij migrantenkinderen aantonen. Het migratieproces is niet de enige oorzaak voor problemen,
karaktereigenschappen van specifieke migrantengroepen zijn belangrijk mee te nemen.
Verhulp et al (verschillen in overtuigingen over emotionele problemen & GGZ).
Acculturatie gap-distress model : jongeren passen sneller aan nieuwe cultuur aan dan ouders; intensiever participeren; meer
interactie. Opvattingen 1e gen zal meest afwijken. Schaamte + gebrek aan vertrouwen → minderheden zoeken minder hulp.
Opvattingen GGZ weerspiegelen eigen ideeën & opvattingen van mensen over oplossingen voor problemen: heeft invloed op
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maud1703. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.18. You're not tied to anything after your purchase.