LEVEL 1
Op de kapitaalmarkt worden financiële activa, zoals aandelen en obligaties,
verhandeld. Die effecten hebben een looptijd van minstens een jaar. Zowel bedrijven,
institutionele beleggers als particuliere beleggers hebben toegang tot de
kapitaalmarkt. Op de markt kan een vennootschap eigen vermogen of vreemd
vermogen aantrekken. Het eigen vermogen is permanent en het bedrijf moet het dus
niet terugbetalen aan de kredietverlener.
Een bedrijf kan ook vreemd vermogen aantrekken door:
- een hypothecaire lening: de kredietverlener heeft een hypotheekrecht op een
onroerend goed. Bij een faillissement wordt de kredietverlener (deels) terugbetaald van
de verkoop van het onroerend goed.
- een onderhandse lening: het bedrijf leent geld van een persoon of een instelling.
De kredietverlener en de ontlener spreken onderling de voorwaarden van de lening af.
- obligaties: een belegger koopt een obligatie en leent op die manier voor een
bepaalde looptijd geld uit aan een bedrijf of de overheid. De belegger krijgt in ruil
(jaarlijks) rente en het ontleende bedrag op de eindvervaldag.
De effectenbeurs is een deelmarkt van de kapitaalmarkt. Wanneer een bedrijf
groeit kan het geld aantrekken via een aandelenuitgifte. Later kan het bedrijf zelfs naar
de beurs gaan om nieuwe aandelen uit te geven. Dat is dan op de primaire markt. De
secundaire markt bestaat uit aandelen die reeds bestaan of worden doorverkocht
door andere beleggers van op de primaire markt.
De prijs die op de kapitaalmarkt door de wet van vraag en aanbod van geld op de
lange termijn tot stand komt, is de rente op overheidsobligaties met een looptijd
van tien jaar. Dat type obligatie heet een OLO op tien jaar, afkorting van Obligation
Linéaire of Lineaire Obligatie.
Een aantal economische omstandigheden hebben een sterke invloed op de vraag en/of
het aanbod op de kapitaalmarkt:
- inflatie(verwachting): wanneer de belegger een stijging van de inflatie verwacht,
neemt zijn bereidheid om geld uit te lenen af. Daarop zullen de centrale banken de
rente verhogen om de belegger te overtuigen toch geld te ontlenen. Door die
rentestijging dalen de vraag op de goederen- en dienstenmarkt, de prijzen en dus de
inflatie.
- reputatie / debiteurenrisico: overheden en bedrijven krijgen een kredietrating die
de kredietwaardigheid ervan uitdrukt. Die ratings worden bepaald door een
kredietratingagentschap, zoals Standard & Poor’s (S&P), Moody’s en Fitch Ratings.
Beleggers in obligaties van overheden of bedrijven met een slechte
kredietwaardigheid eisen een hogere rente als compensatie voor het extra risico dat
ze nemen.
- consumenten- / producentenvertrouwen: bij een daling van het vertrouwen is de
consument of de producent onzeker over de eigen financiële toekomst. De vraag naar
geld daalt, waardoor de rente zakt.
1
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thibauttaminiau. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.