Samenvatting Alle examenstof VWO biologie volgens syllabus 2024
7 views 1 purchase
Course
Biologie
Level
VWO / Gymnasium
Dit is een samenvatting met alle onderdelen uitgewerkt zoals gevraagd kan worden op het eind examen biologie op het vwo. Alle informatie is gericht volgens de syllabus van het examen 2024
INHOUDSOPGAVE
DNA en genetica 1
Eiwitsynthese 2
Genexpressie 4
Celdifferentiatie 5
Genregulatie 6
Celcommunicatie 8
Erfelijke eigenschap
Mutatie 9
Recombinatie 10
Cellen 11
Transport I 13
Assimilatie en dissimilatie 14
Orgaan 16
Vertering
Uitscheiding 17
Ademhaling 19
Transport II 20
Homeostase 24
Zenuwstelsel 26
Afweersysteem 28
Energiestroom 31
Ecosysteem 33
Voedselrelatie 36
Interactie 37
Voortplanting 39
Populatie 44
Variatie
Selectie 45
,Soortvorming 46
DNA en genetica
Desoxyribonucleïnezuur (DNA) is een molecuul dat de genetische informatie van een
organisme bevat. Het wordt gebruikt om de eigenschappen van een organisme te bepalen.
DNA bestaat uit twee helften die aan elkaar zijn gekoppeld. Elke helft bestaat uit een reeks
nucleotiden die zijn opgebouwd uit een fosfaatgroep, een suiker en een base. Er zijn vier
verschillende stikstofbasen: adenine (A), guanine (G), cytosine (C) en thymine (T). De
volgorde waarin deze bases voorkomen, bepaalt de genetische informatie die wordt opgeslagen
in het DNA.
DNA bevindt zich voornamelijk in de celkern van een cel. Het DNA in de celkern wordt gebruikt
om proteïnen te produceren, die verantwoordelijk zijn voor veel van de functies van het lichaam.
Sommige delen van het DNA bevinden zich ook in de mitochondriën (mtDNA). Het DNA in de
mitochondriën speelt een belangrijke rol bij de productie van energie voor de cel.
RNA (ribonucleïnezuur) is een molecuul dat betrokken is bij het opslaan en overdragen van
genetische informatie. Het is opgebouwd uit nucleotiden, kleine moleculen die zijn opgebouwd
uit een suiker, een fosfaatgroep en een base. De suiker in RNA is ribose, en het bevat vier
soorten bases: adenine, guanine, cytosine en uracil. RNA is een enkele helft van nucleotiden.
RNA heeft verschillende functies in het lichaam:
Het wordt gebruikt om genetische informatie uit het DNA te kopiëren en naar de ribosomen te
brengen, waar het wordt gebruikt om eiwitten te produceren. Dit proces wordt transcriptie
genoemd. Ook kan het RNA gebruikt worden om bepaalde genen te reguleren, wat betekent
dat het bepaalt welke genen actief zijn en welke niet.
Er zijn verschillende soorten RNA (ribonucleïnezuur) betrokken bij het gebruik van genetische
informatie in het DNA om eiwitten te produceren. Elke soort heeft zijn eigen specifieke functie:
1. mRNA (messenger RNA) is het RNA dat de genetische informatie uit het DNA kopieert
en naar de ribosomen brengt, waar het wordt gebruikt om eiwitten te produceren.
2. tRNA (transfer RNA) is het RNA dat de aminozuren vervoert die nodig zijn om eiwitten te
vormen. Het bindt aan specifieke aminozuren en brengt ze naar de ribosomen, waar ze
worden toegevoegd aan het eiwit dat aan het worden is.
3. rRNA (ribosomaal RNA) is het RNA dat deel uitmaakt van de ribosomen, de organellen
in de cel die eiwitten produceren. Het rRNA helpt om de mRNA te lezen en om de juiste
aminozuren op de juiste manier te plaatsen om het eiwit te vormen.
Verschillen tussen DNA en RNA
,Bases: DNA bevat vier soorten bases: adenine, guanine, cytosine en thymine. RNA bevat ook
vier soorten bases: adenine, guanine, cytosine en uracil. Uracil vervangt thymine in RNA.
Functie: DNA is het molecuul dat de genetische informatie bevat die nodig is om een
organisme te laten functioneren en om zijn eigenschappen te bepalen. Het wordt opgeslagen in
de celkern en in de mitochondriën, en het wordt gebruikt om proteïnen te produceren en om
energie te produceren voor de cel. RNA, aan de andere kant, is het molecuul dat de genetische
informatie uit het DNA kopieert en naar de ribosomen brengt.
Suiker: De suiker in DNA is deoxyribose, terwijl de suiker in RNA ribose is. Deoxyribose bevat
één zuurstofatoom minder dan ribose, wat leidt tot de naam "desoxyribonucleïnezuur" voor
DNA.
Structuur: DNA bestaat uit twee helften die aan elkaar zijn gekoppeld, en elke helft bestaat uit
een reeks nucleotiden. RNA is een enkele helft van nucleotiden.
Eiwitsynthese
Eiwitsynthese is het proces waarbij eiwitmoleculen worden gevormd op basis van de genetische
informatie die is opgeslagen in het DNA. Dit proces gebeurt in de cel en bestaat uit twee
stappen: transcriptie en translatie.
De primaire structuur van een eiwit is de volgorde van de aminozuren die het eiwit bevat.
Deze volgorde wordt bepaald door de opbouw van het DNA in het gen, waaruit het eiwit wordt
gesynthetiseerd tijdens de transcriptie en translatie. Deze opbouw wordt ook wel de genetische
code genoemd.
De secundaire structuur van een eiwit is de manier waarop de eiwitketen zichzelf opvouwt. Dit
kan bijvoorbeeld zijn in de vorm van een alpha-helix of een bèta-vlak. Deze opvouw wordt
bepaald door de chemische eigenschappen van de aminozuren in het eiwit en de interacties,
bijvoorbeeld waterstofbruggen, tussen de aminozuren. De secundaire structuur bepaalt de vorm
en de stevigheid van het eiwit en kan bijvoorbeeld bepalend zijn voor het vermogen van een
eiwit om andere moleculen te binden.
De tertiaire structuur van een eiwit is de manier waarop de secundaire structuur zich opvouwt
tot een drie-dimensionaal eiwit. De tertiaire structuur wordt bepaald door de interacties tussen
de aminozuren op verschillende plaatsen in de eiwitketen. De tertiaire structuur bepaalt de
specifieke vorm en de activiteit van het eiwit.
De quaternaire structuur van een eiwit, dat is de vorm die ontstaat door binding van meerdere
eiwitten aan elkaar.
Transcriptie
Transcriptie is het proces waarbij genetische informatie opgeslagen in DNA wordt omgezet in
, RNA (ribonucleïnezuur). DNA en RNA verschillen in structuur: DNA heeft twee strengen die in
de vorm van een dubbele helix zijn vervlochten, terwijl RNA één enkele streng is. Beide hebben
een 5′ en 3′ kant en bestaan uit basenparen. DNA bevat de basen adenine (A), thymine (T),
guanine (G) en cytosine (C), terwijl RNA adenine, uracil (U), guanine en cytosine bevat. In
plaats van thymine bevat RNA uracil.
DNA heeft twee strengen met een 3′ en 5′ kant die tegenovergesteld aan elkaar liggen. Elke
DNA-streng bevat een reeks nucleotiden die tegenovergesteld zijn aan een nucleotide op de
tegenoverliggende streng. A ligt altijd tegenover T, T tegenover A, C tegenover G en vice versa.
Beide DNA-strengen hebben een naam: de ene wordt de coderende streng genoemd en bevat
het stuk DNA dat gekopieerd moet worden (het gen), terwijl de andere de matrijsstreng is en
dient als mal om een kopie van de coderende streng te maken. RNA-polymerase bindt zich
aan de matrijsstreng en vormt op die manier een mRNA-molecuul door RNA-nucleotiden aan
elkaar te koppelen. Er zijn twee belangrijke regels voor transcriptie: RNA-polymerase moet zich
binden aan een actieve promotor voor het gen en DNA en RNA worden opgebouwd van 5′ naar
3′.
Transcriptie gebeurt in verschillende stappen:
Eerst worden de twee DNA-strengen uit elkaar gehaald, zodat RNA polymerase zich kan binden
aan de promotor op de matrijsstreng, die tegenover de coderende DNA-streng ligt.
RNA polymerase begint vervolgens RNA nucleotiden aan elkaar te koppelen om een
RNA-streng te vormen, die van 5′ naar 3′ loopt. Dit is tegenovergesteld aan de richting van de
matrijsstreng, die van 3′ naar 5′ loopt. Wanneer het RNA-molecuul klaar is, laat het zich los van
het DNA. Tenslotte koppelen de twee DNA-strengen weer aan elkaar. De volgorde van de
basenparen op het RNA-molecuul is nu gelijk aan die op de coderende DNA-streng, met als
enig verschil dat het RNA uracil bevat in plaats van thymine.
Translatie
Translatie is het proces waarbij een eiwit gevormd wordt door het aflezen van mRNA. Dit
gebeurt in het cytoplasma van de cel bij de ribosomen. Tijdens de translatie worden de
nucleotiden van het mRNA afgelezen om de juiste aminozuren aan elkaar te koppelen tot een
eiwit. Elke combinatie van 3 nucleotiden die een aminozuur codeert, heet een codon. tRNA is
verantwoordelijk voor het transport van het juiste aminozuur naar de juiste plaats op het mRNA
om de juiste aminozuren aan elkaar te koppelen. De volgorde van de nucleotiden op het mRNA
bepaalt de volgorde van de aminozuren in het eiwit. Het mRNA wordt altijd afgelezen van 5′
naar 3′, beginnend met het startcodon AUG, dat voor methionine codeert. De translatie eindigt
bij een stopcodon, dat niet voor een aminozuur codeert maar alleen aangeeft dat de keten
moet worden gestopt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekerempt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.53. You're not tied to anything after your purchase.